De lustige nachtegaal
(ca. 1800)–Anoniem Lustige nachtegaal, De– Auteursrechtvrij
[pagina 11]
| |
Op een aangename wijs.
1.
Het lieve schoftuur slaat te regt
De wensch van de Ambachtsman:
Nu m' in de schaduw neêrgelegd;
Hoe smaakt de rust mij dan!
2.
Het was van daag zoo vreeslijk heet
Er liep van toen ik begon,
Van mijn gezicht een stroom van zweet,
Als lag in 't hoofd een bron.
3.
Wat d' arme man niet lijden moet,
Voor die niets doende liên,
Die wij voor loutren overvloed,
Zich moede rusten zien!
4.
'k Dachte dikwijls, (van, 'k had ongelijk,
Het geen ik gaarn erken,)
Waarom of ik niet ook zoo rijk
Als zulke menschen ben?
| |
[pagina 12]
| |
5.
Maar mij viel in: God vond het goed,
Dat is u toch bewust;
En 't stukjen brood smaakt dien slechts zoet,
Die na den arbeid rust.
6.
Met alles is 't na korten tijd,
Op de aarde toch gedaan,
Dan vangt, ter vrolijke eeuwigheid,
Den heiligen avond aan.
7.
Daar zijn wij allen weer gelijk,
Daar kent men druk noch kruis,
Het werk is af, en arm en rijk
Gaat om zijn loon naar huis.
|
|