De lustige nachtegaal
(ca. 1800)–Anoniem Lustige nachtegaal, De– AuteursrechtvrijOp een bekende wijs.
Arm en klein is mijne hutte,
Maar de rust en eenigheid,
Woont er in bij elke voetstap,
Teekent ons tevredenheid:
| |
[pagina 10]
| |
Laat de liefde bij ons wonen,
Die ons niet dan bloemen biedt,
Noodlot ik benijd zelfs Vorsten,
Ook hun kroon noch glorie niet.
2.
Als mijn Wijfje mij aan 't harte
Vrolijk als een engel rust,
En zich wiegend in mijn armen,
Nu eens scherst, dan streelt, dan kust,
Als ter zijde van mijn hutje,
Het zilver beekje ruisend vliedt,
En de Maan ons dan beluistert,
God! hoe dankt u dan mijn lied.
3.
Met een kus doet zij m' ontwaken,
Reeds bij d' eerste morgen straal,
Iuicht het blijde zonlicht tegen,
Zit met mij aan 't ochtendmaal,
Spoedt haar dan van dart'le kinderen,
Naar een arbeid blij van ziel:
Spint het vlas dat ik haar bouwde,
Op het vaardig snorrend wiel.
4.
Zij is altijd blij en lustig,
Als zij iets aardigs mij vertelt,
O! wat is die man gelukkig!
Die zich nooit aan rijkdom kwelt:
Arm en nedrig is mijn hutje,
Want de vrede woont er in,
God geef mij altijd die vrede,
Dat ik vergenoegdheid min.
|
|