Lust en Gratie. Jaargang 17(2000-2001)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] Maria Barnas De dood en de honden Hoor je de vogels? Ze zingen dat de dood een vriend is om de tuin te leiden met een melodie De zon van vijven legt zilver op de huizen en aan een open raam een streep licht op een voorhoofd slaapwit. De straten rollen zich om een bedroevende hond. Hij is dood Het land van reigers huivert Een vrouw likt honing van een lepel De zoete stad bolt op en krimpt in de palm van haar hand Ze vraagt: ‘Hond ben je nu gelukkig?’ Hond: ‘Vraag het de mensen.’ Vrouw: ‘Die met de gebroken enkels? Of die met de zilveren heup Of het kind met het elastiek om de tanden Of die met de kronen om het hoofd die doornen in mijn oog moet ik raad vragen?’ Hond: ‘Laat me met rust Ik hoor vogels liegen’ [pagina 110] [p. 110] 2 X 1 Hoe moet ik gaan liggen in het bed van een woedende man? Ik heb hem zo gemaakt Ik vroeg hem dingen en ik hield niet op de dingen te vragen die van elk bestaan een versleten vloerkleed maken Vergeef me ik ben moe Ik weet niet altijd wat ik doe. Hier. Ga je weg? Wil je dat ik ga? Maar voordat je gaat. Wat bedoelde je precies met Fuck jou duizend jaar? [pagina 111] [p. 111] 1 X 2 ‘Trek je toch niet alles aan’ zeg je Ik zie een grotere man voor mij met een ligbad en meloen in de tuin aan zee Hij schenkt witte wolken in mijn glas blauwe lucht IJsblokjes rinkelen in het landschap En de dag is een tafel van twee. Precies en zo overzichtelijk dat ik een lied wil zingen Ik kan niet zingen De man zegt ‘Trek je toch niet alles aan’ Dan mis ik jou zo: ik zal je nooit laten gaan Vorige Volgende