Menno Wigman
Mein Herz, mein Leben, mein Blut
Hoe moet je gedichten van een onbekende beoordelen? Wanneer weet je zeker dat je met een dichter van doen hebt? Een vriend van mij wist het allemaal precies. Als redacteur van een furore makend tijdschrift moest hij meters poëziemanuscripten beoordelen. Viel zijn oog ergens op het woord ziel, dan kon wat hem betreft het hele pakket meteen terug.
Natuurlijk had hij hetzelfde kunnen doen bij woorden als leven, hart, bloed en eenzaamheid. Voor beginnende dichters liggen grote woorden vrijwel altijd binnen handbereik. En daarbij: niets is zo makkelijk belachelijk te maken als een gedicht - je hoeft het alleen maar verkeerd voor te lezen.
Ik vraag me af wat hij van de gedichten van Else Lasker-Schüler (1869-1945) had gevonden. Daarin wemelt het van woorden als mein Herz, mein Leben, mein Blut en - jawel - meine Seele. En toch weet je na drie gedichten dat je met een groot dichter te maken hebt. Hoe dat komt? Omdat haar stem zo doorleefd klinkt. Omdat alle beelden ook echt gezien lijken. Omdat het stormt in die gedichten.
Misschien is Else Lasker-Schüler op haar best in haar liefdespoëzie, en dan vooral in de gedichten die zij in 1913 en 1914 voor Gottfried Benn schreef. In 1912 had zij een korte, maar heftige verhouding met de zeventien jaar jongere Benn, een pathaloog-anatoom die toen net zijn geruchtmakende bundel Morgue und andere Gedichte had gepubliceerd.
Van de vijf gedichten die ik voor deze laatste Lust & Gratie koos, zijn alleen de eerste drie voor Gottfried Benn geschreven. Toch hebben ze alle vijf dezelfde hyperventilerende stijl, vol heftige beelden, hartstochtelijke liefdesverklaringen en wilde stemmingswisselingen.
En of het nu over mijn hart, mijn ziel of mijn bloed gaat, steeds herken je de stem van een dichter die het menens is.