Lust en Gratie. Jaargang 17(2000-2001)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Lidy van Marissing werpen zij zich, de vrouwen zo dapper lachend in andermans armen, lange veren pronken in hun haar wuiven langs hun slapen pauwblauw, gifgroen, geel gevlekt welhaast beschonken dolen honderd spoken in hun hoofd ‘wat denk je?’ - ‘wat spiegelt zich voor?’ kwamen zij aan, kantelend uit auto (jeugdig ingeblikt vet), hun walmende trommel nog juist ongedeukt (snelheids- illusie) langs stoeprand gezet, liefst tegen de voordeur, liefst in portiek of gang, zo mogelijk onder het bed wachten zij elke morgen weer tot de verwaaide postbode met geurend briefpapier hun leven lichtjes aanraakt alleen in het vallen aarzelen zij niet overgevend zich ineens gaan zij voluit de trap af [pagina 23] [p. 23] hoe ze kijkt zelfs als ze maar een oogwenk kijkt en verwikkeld raakt in wat ze ziet, altijd, want nooit laat het haar onberoerd hoe snel een beeld ook langs- flitst; tegelijkertijd gewemel steeds van kleuren die met haar kijken mee verschieten - marmerpoederkorrels over spiegelvlak van schimmenkast, verwaaiend al; de ene gedachte haalt de andere terug, een volgend woord ineens keert buitelend vorige woorden om; ‘kon zij maar niet beslissen?’ - ‘te komen en te staan? misschien te blijven en dus beurtelings te zitten en te liggen? óf rauwelijks weer weg te gaan?’ Vorige Volgende