bij mijn verhaal. Josje, mijn hoofdpersoon, probeert de dood weg te slapen en slaagt daar vanzelfsprekend niet in.
Annette zegt dat het contact met de uitgeverij voor mij een kwelling is geweest. Dat is waar. Voor iemand die niet beter weet dan dat aan deadlines niet te tornen valt, voor iemand die gewend is wat ze vandaag schrijft morgen in druk te zien, draaien de molens van een grote uitgeverij tergend traag.
Het is anderhalf jaar geleden dat ik het manuscript van wat Een hemel van blauw fluweel zou gaan heten naar Prometheus stuurde. Graa Boomsma, die werk van mij kende, las het en belde twee weken later al: dat het een pakkend verhaal was en dat hij het met positief advies zou doorgeven aan anderen binnen de uitgeverij.
Daarna werd het stil. Ik belde zelf, hoorde dat Plien van Albada moest beslissen, kon Plien maar niet te pakken krijgen, wilde me ook niet opdringen, wachtte, aarzelde en belde wanhopig, na lang moed verzamelen, Graa weer: hoe het er nu mee stond?
‘Dat weet ik niet,’ zei Graa. ‘Plien? Wat gebeurt er met het manuscript van Hanneke de Klerck?’ Ik hoorde dat hij zijn hand op de hoorn legde, maar kon toch alles verstaan.
‘Manuscript? Dat héb ik helemaal niet.’
‘Jawel. Dat heb ik je gegeven, meteen briefje erbij.’
‘Vind jij dat we het moeten doen?’
‘Ja, ik vind van wel.’
Ze lachte. ‘Goed. Dan doen we het.’
De hand ging weer van de hoorn. ‘Hanneke? Het zit hier in de molen. Je hoort het zo snel mogelijk.’
Ieder besluit duurde weken, zo niet maanden, het heeft een klein jaar geduurd voor ik mijn contract had en toen nog driekwart jaar voor het boek verscheen, waarbij op het laatst alles in het honderd liep door de ontwerpers van het omslag die het maar niet lukte iets te maken dat bij mijn boek paste. Schokkend vond ik vooral hun enthousiasme voor de - mooie, dat wel - foto van een dode baby in een kistje. Een krachtig beeld, vonden zij, en ze begrepen net zomin dat