| |
| |
| |
Hanneke Paauwe
Venusvingers
Spelregels
Dit spel kan alleen door geliefden worden gespeeld. De dobbelsteen bepaalt de vraag, jij bepaalt het antwoord.
Het was vier uur toen ik de foto van mijn moeder opat.
Dat was toch het plan, maar doorslikken lukte niet.
Nu ligt ze voor me op mijn bureautje tussen het halfvolle koffiekopje en mijn volgekladderde agenda met popsterren. Een vochtige, grauwgrijze samengebalde klont waar afdrukken van mijn kiezen in staan.
Ik neem een slok lauwe koffie maar de chemische smaak in mijn mond blijft.
| |
Start
1. | Wat dacht je toen je me voor het eerst zag? |
2. | Wat vind je mijn leukste eigenschap? Welke de meest irritante? |
‘Mannen met doorlopende wenkbrauwen zijn sekshonden.’
‘Mannen met lange onbehaarde vingers zijn zeer gevoelig.’
‘Mannen met bergen in hun broek zijn laagvliegers in bed.’
‘Mannen met spuugdraadjes in de mondhoeken zijn week en karakterloos.’
‘Mannen met gelig oogwit en putten in hun wangen bezorgen je een whiplash tussen de lakens.’
‘Mannen met hun eeuwige witte sokken zijn humorloos en hebben geen smaak.’
Moeders van mijn beste vriendinnen kletsten er bij het afhalen van de boontjes op los. Ze lachten, zoutten het vlees, onthulden, mannen werden al snel kerels, waarschuwingen vlogen om onze oren. Hun tupperware-wijsheden waren praktisch, tijdloos en onverwoestbaar. Mijn vriendinnen werden strak aan de band
| |
| |
gelegd, het aardappelschilmesje trok vlijmscherp de grens tussen wat wel en niet kon. Mijn moeder was seksuologe, ik mocht alles en wilde niks. Als ik van school thuiskwam werkte ze, bij het eten stelde ze me vragen als: ‘Heb je al eens gemasturbeerd?’
Ze spoorde me aan dit te doen. Op mijn twaalfde gaf ze me een handige uitklapbare spiegel waarmee ik me op de badkamer maar eens goed moest bekijken want het was o zo belangrijk dat je je eigen lichaam kende. Ze informeerde steeds of ik hem al had gebruikt, ik haatte haar als ze daar zo zat in haar dure broekpak, me spottend aankeek en van die stinkende damessigaren opstak. Mijn gezicht had ik al ik weet niet hoe vaak in de spiegel bekeken, maar daar beneden was voor mij onbekend terrein. Toen ik een keer een uur eerder vrij was, liet ik het bad vollopen, sloot de deur en zette er de wasmand, een stoel en de prullenbak tegenaan. Toen het bad vol was ging ik op de mat op de grond liggen, draaide de spiegel en verwonderde me over het roze landschap tussen mijn benen. Hoe kon mijn moeder daar zo enthousiast over spreken? De achterkant van de spiegel vergrootte alles tot vage vreemde vormen en vergrootte ook mijn wantrouwen. Wie kon daar nu plezier aan beleven? Het was gek, vies en onsmakelijk. Ik zette de spiegel in het medicijnkastje en keek er nooit meer in.
Mijn vriendinnen benijdden me om mijn moeder die een eigen column in een damestijdschrift had en mij alle vrijheid gaf. Mijn moeder was bekend, ze had een spel gemaakt: Het grote spel over liefde en seksualiteit. Het werd op scholen gespeeld als voorlichtingsquiz, maar je kon het ook thuis spelen, alle antwoorden vond je op de binnenkant van de doos. Ik had het met mijn vriendinnen al eens gespeeld, ik vond er geen zak aan, van labia maiora tot ejaculatio praecox, ik wist het allemaal.
3. | Wat zou jij niet tolereren dat een ander over mij zou zeggen? |
Mijn moeders volgende zet waren condooms. Ze liet me tussen neus en lippen door weten waar ze lagen.
| |
| |
‘Ik doe helemaal niks,’ zei ik met een rode kop.
Deed je maar eens iets, dacht ze en zweeg. Ze controleerde regelmatig of er een uitgehaald was. Voor Anita, mijn beste vriendin nam ik er wel eens een mee. Vanaf toen is mijn moeder me anders gaan bekijken. Ze deed alsof ze niet langer mijn moeder was maar mijn beste vriendin. Ze probeerde me uit te horen, we moesten samen naar de film, gaan winkelen, cafés bezoeken waar mijn vriendinnen ook kwamen, waar ze me de laatste nieuwtjes vertelde over mannen die haar bezighielden, of waar ze mee geslapen had. Ik voelde me erg ongemakkelijk onder haar slaapkamergeheimen. Zij vond dat juist vermakelijk. Hoe opener zij werd, hoe meer ik me afsloot. Haar nieuwsgierigheid kende geen grenzen, ze doorzocht mijn kleren voordat ze in de was gingen, ze bekeek wat ik van de bibliotheek leende, belde soms mijn vriendinnen op, ik kon haar niet meer uitstaan.
Toen ik veertien was kreeg ze een relatie met François, een sul, maar ik was blij met hem als bliksemafleider. François zei nooit veel, hij liet vaak zijn vingers kraken en vanuit zijn ooghoeken zag hij alles, hij was mijn moeders derde oog. Het eerste wat me aan hem opviel waren zijn zware doorlopende wenkbrauwen. Echt iets voor mijn moeder.
Ik heb meteen oordoppen gekocht.
4. | Wat zou je aan mijn karakter willen toevoegen? |
Ik staar in de diepte naar de zwarte rails van de metro. Er ligt een kapotte gymschoen, gebruikte metrokaartjes, een gedeukt blikje Fanta, en daartussen zigzagt een grijze muis, op zoek naar iets eetbaars. Ik zoek in mijn schooltas en vind niets. Ik stop twintig frank in de snoep- en frisdrankautomaat, een verpakte wafel ploft op de bodem. Met mijn tanden trek ik het plastic los, verkruimel wat deeg en werp het naar de muis. Het beestje snuffelt eraan en eet. Op het bord boven me zie ik dat de metro pas over vier minuten komt, ik zucht, gooi de rest van de wafel tussen de rails,
| |
| |
trek me niks aan van de bejaarde naast me die geërgerd het hoofd onder het plastic regenkapje schudt. Ik ga op de oranje kunststofbank met brandvlekken zitten onder een poster met Eddy Murphy als bikkelharde agent. Dit is perron één waar ik dagelijks kom. Aan de overkant klapt een jonge man zijn paraplu in en schudt hem uit voordat hij op de bank precies tegenover mij gaat zitten. Hij knoopt zijn jas los en kijkt rond. Wat zou het zijn, een Italiaan, een Spanjaard, een Algerijn misschien? Hij kijkt me aan terwijl ik het antwoord zoek. Ik blijf kijken en de man doet hetzelfde. Wie durft het langst te kijken? Ik win bijna altijd en er is geen gevaar met de diepte tussen beide perrons in. Als hij me wil benaderen, pak ik de eerste de beste metro en zwaai hem na. De man glimlacht naar me, ik glimlach terug, mijn wangen kleuren, onrust klappert door mijn buik. Ik hoor in de verte een metro aandenderen. Het is die aan mijn kant. Zijn gezicht wordt razendsnel door steeds een ander raampje omlijst. De metro stopt, mensen drommen naar buiten, stappen in, een vrouw met een kinderwagen wordt geholpen, het signaal klinkt, de metro vertrekt en ik heb weer vrij uitzicht. De man kijkt weg, schrijft iets op een papier en kijkt me weer aan. Gewonnen! Zou het een schrijver zijn? Een alcoholist ploft naast me neer. Hij beweegt zijn geslonken kaken en wauwelt. Ik schuif opzij. De schrijver op perron twee gaat ook verzitten totdat hij weer tegenover me zit. Een koude tocht meldt een volgende metro. Aan zijn kant! Shit. De metro zit vol, ik zie niet of hij instapt. Als de metro wegzoeft is de bank tegenover me leeg. De alcoholist trekt een fles drank uit een Colruyttas te voorschijn, slurpt hem leeg, hangt achterover en laat een boer. Ik kijk hem aan. Hij lacht en zwaait met de lege fles. Ik loop weg en hoor achter me de fles uit elkaar spatten.
5. | Wat vond jij een van onze gelukkigste momenten? |
6. | Wat vond jij een van de moeilijkste momenten? |
Mijn vriendinnen zitten avonden achter elkaar in de bioscoop te
| |
| |
wriemelen in het donker. Feestjes, afspraken worden geëvalueerd. De laatste make-upspullen worden onderling uitgeleend, op slaapkamers wisselen ze kleren uit, nieuwtjes en roddels over wie met wie. Ze passen elkaars bh, zitten op bed, wie heeft de meeste zuigvlekken? Ze maken elkaar op en schatten in hoe de jongen op wie ze verliefd zijn hen zou bekijken. Pakken koekjes en liters slappe thee vergezellen eindeloze verhalen, speculaties en dromen. Ik rook sigaretten, maak grappen, speel mee maar in feite laat het me allemaal koud.
7. | Beschrijf een situatie waarin ik ontzettend jaloers zou zijn. |
8. | Verzin een smoes voor de vorige situatie die ik zou geloven. |
‘Je loopt achter de mannen aan en je houdt er wratten in de schaamstreek aan over.’
‘Je versiert er een en de volgende dag wijst hij je waar zijn stof-zuiger staat.’
‘Zijn linkeroog is min tien, zijn rechter min zeven maar hij weet je feilloos te vertellen dat je rechterborst hangt en of ze die keizersnee met de heggenschaar uitgevoerd hebben.’
Mijn moeder wuift de verhalen van de moeders van mijn vriendinnen weg. Het zijn gefrustreerde kippen, lacht ze, die zoeken zelf het slachthuis op. Het is aan ons, de nieuwe generatie om zelf het initiatief te nemen, gezonde relaties aan te gaan, onze kop te linken aan ons lichaam, ons lichaam te verzorgen, te trainen en er schaamteloos van te genieten. Als ik haar zeg dat ik dat soort damesbladenpraatjes al honderd keer heb gehoord, kijkt ze me meewarig aan.
's Avonds staat de badkamerdeur op een kier, mijn moeder giechelt, François' achterwerk licht op uit het schuim en maakt golven in het bad. Ik ren naar mijn kamer. Twintig minuten later klopt mijn moeder aan. Ik zeg niks als ze haar natte hoofd om de deur steekt. Haar lichaam steekt rood af tegen de witte badjas. Ze neemt naast me plaats op bed en slaat haar armen om me heen.
| |
| |
Ik wil niet, maar ze neemt mijn hoofd in haar handen. Ik huil en weet niet waarom. ‘Schaam je niet, kindje, alles komt in orde.’ Mijn moeder. Haar lichaam is warm, mijn hoofd rust op haar borst waar François beslag op heeft gelegd. Ik veeg mijn neus droog en zie dat mijn moeder haar benen nodig moet scheren.
9. | Denk je wel eens aan een jonger iemand als we vrijen? |
10. | Welk deel van mijn lichaam zie je graag/niet graag? |
Anita's moeder is jam aan het maken. Op de keukentafel staat een stel glazen potten klaar om gevuld te worden. Het is er warm. Anita maakt haar huiswerk tussen de zakken suiker, de keuken-machine, een bord met een halfopgegeten boterham en een vaas uitgebloeide tulpen. Ze baalt. Robbie heeft het uitgemaakt. Anita's moeder veegt het haar uit haar gezicht en roert door een pan bloedrode vloeistof. Ze groet me en vraagt of ik straks een pot mee naar huis wil. Ik knik en schuif aan de tafel.
‘Kutscheikunde,’ zucht Anita.
Ik help haar, Anita's moeder schenkt thee in en leest het recept voor de beste jam.
Anita blijft zuchten.
‘Kind, maak je niet druk, er komt wel weer een ander.’
‘Ik wil geen ander, ik wil Robbie,’ zeurt Anita.
‘Liefje,’ zegt Anita's moeder, ze haalt een theelepeltje door de pan en proeft de zoete vloeistof, ‘mannen zijn als jam, er zijn honderd soorten, de ingrediënten kunnen variëren, maar de basis blijft altijd hetzelfde.’
Ze slaat resoluut met haar hand op de keukenmachine, waarvan ze ons eens spottend onthuld heeft dat dit het grootste cadeau is dat haar echtgenoot haar ooit gegeven heeft.
11. | Waarmee zou je me willen vergelijken? |
12. | Som je cadeaus op waar ik niet blij mee was. Zorg in de komende dagen voor een aangename verrassing. |
| |
| |
Ik heb geen zin om het licht aan te doen, op de tast zoek ik mijn pantoffels en schuifel naar de badkamer. De staande klok beneden in de hal slaat drie keer. Onder de deur van mijn moeders slaapkamer een spleet licht. Ik hoor hun gedempte stemmen. Mijn moeder voert zoals altijd het hoogste woord, af en toe bast François er een woordje tussen. Mijn moeder houdt een heel betoog. François lacht. Ik sluip dichterbij en vang ‘puberteit’ op en ‘maagd’ en ‘ouders’. François zegt dat ze het goed doet en dat ik een fijne meid ben. Ik sluip terug naar mijn kamer en pis in de wastafel.
13. | Wat is de grootste leugen die je me ooit hebt verteld? |
Wanneer ik zestien word geeft mijn moeder me een encyclopedie op cd-rom. Ik heb dat gevraagd en zij vindt dat nuttig. François kust me, kijkt me aan, laat zijn vingers kraken en zegt dat het hem spijt, maar hij wist niet wat hij voor me moest kopen.
‘Klotesmoes,’ roept mijn moeder uit de keuken.
‘Geeft niks,’ mompel ik en zet de tv aan.
‘Ik heb wel iets laten weghangen,’ zegt hij verlegen.
Ik trek mijn wenkbrauwen op.
Hij pakt zijn autosleutels. ‘Als je wilt gaan we even kijken.’
Mijn moeder komt de kamer in met gebak. Ze heeft haar lippen gestift en zegt dat ze ook zin heeft even de stad in te gaan.
‘Wij gaan straks,’ zegt François.
‘Ik wil ook een verrassing,’ zegt mijn moeder lachend.
Doorgestoken kaart, denk ik, trek mijn schouders op en loop mee naar François' auto. Hij opent het portier voor me. Ik kijk naar buiten en zie mijn moeder naar ons zwaaien.
Zwijgend rijden we weg. Ik klik de veiligheidsgordel vast en staar naar de huizen in onze straat. François drukt op wat knopjes.
Primal Scream schalt door de boxen. Die heeft zitten neuzen tussen mijn cd's. Nog zo'n fucking bemoeial. François fluit alle nummers mee totdat we in de stad zijn. Hij gaat me voor naar een
| |
| |
boetiek waar ik nog nooit geweest ben. De etalage is een en al neon en staal, binnen keiharde muziek in een winkel die vrijwel leeg is. Twee hippe verkoopsters zijn druk met elkaar in gesprek en lijken François, die hier net een alien is, niet op te willen merken. Hij legt een bonnetje op de toonbank. ‘Yep,’ zegt het kind gekleed in een strak nylon pakje, ze grist de bon mee en komt even later terug met wat kleren over de arm geslagen. Ik neem ze aan en loop naar de paskamers, wat een groot woord is voor de metalen hokjes tot schouderhoogte. François trekt zich terug.
Hij heeft een zijden lavendelkleurig jurkje met spaghettibandjes, een zwarte stretchbroek en lange blauwe fluwelen sjaal voor me uitgezocht. De broek zit als gegoten, de sjaal is warm en zacht om mijn nek. De grote verrassing is het jurkje. Ik draag nooit rokken of jurken, het is onpraktisch, ik voel me er ongemakkelijk in, maar de zijde glijdt over mijn blote rug, en voelt aangenaam aan. ‘En?’ vraagt François voor de paskamers. Ik werp een blik in de spiegel. Mijn schouders zijn vreemd wit, maar ik moet toegeven dat de jurk fantastisch staat.
‘Laat eens zien,’ roept de verkoopster. Ik sla de blauwe sjaal om mijn schouders en schuifel op blote voeten naar buiten.
De verkoopster kijkt me afgunstig aan, François fluit tussen zijn tanden. ‘Van boven ook alles goed?’ vraagt de verkoopster en trekt de sjaal weg. Ze draait me voor de hoge spiegel en maakt goedkeurende geluidjes. ‘En de broek?’
‘Zit goed,’ antwoord ik, maar alles moet getoond en gekeurd. Ik pas, toon, draai.
François kijkt me vragend aan. ‘Als je iets anders wilt?’
Ik schud mijn hoofd. De verkoopster pakt alles in een fluotas, ik krijg een kortingsbon voor de volgende aankoop.
‘Wat een kankerherrie,’ zegt François als we buiten zijn. En of ik een ijsje wil. Zeker om de verbroedering te vieren, denk ik en schud nee. Hij verdwijnt richting ijskraam. Ik loop naar de winkel ertegenover en bekijk de etalages. Plotseling dekt iemand mijn ogen af met zijn handen.
| |
| |
‘Godverdomme!’ roep ik en trek ze weg.
‘Nou, nou,’ zegt Anita.
‘Ik dacht dat het François was,’ verontschuldig ik me snel.
Anita duikt in mijn fluotas, trekt het jurkje eruit. ‘Wauw!’ roept ze, en de halve straat kijkt om.
Van hem, wijs ik naar François die aan zijn ijsje likt en niet in de gaten heeft dat er druppels gesmolten ijs op zijn colbertje lekken.
‘Dus dát is François,’ grinnikt Anita. Ze wijst op zijn doorlopende wenkbrauwen.
Ik knik en steek mijn arm door haar arm.
14. | Schrijf een gedicht voor me en leg het zo neer dat ik het op een onverwacht moment vind. |
Een week voor de examens. Ik zit met een kop van honderd kilo op perron één. Mijn schooltas puilt uit van de mappen, boeken, uittreksels. Anita weet al dat ze blijft zitten en gooit er met de pet naar, maar ik wil slagen, zo snel mogelijk gaan studeren en op kamers. Ik heb een razende koppijn en moet zeker nog twee uur blokken om het te redden voor wiskunde en Nederlands. In mijn schooltas vind ik een boterham met kaas, volledig geplet tussen de kilo's boekenwijsheid. Ik trek het plastic weg en flikker de boterham tussen de rails. Geen muis te bekennen.
Een groep scouts stroomt het perron op. De leiders blaffen de kinderen af. Ik zie een man aan de overkant plaatsnemen en herken direct mijn schrijver. Ik hoop al maanden hem weer te zien. Ik bid dat hij me ziet. Een stel geüniformeerde kinderen komt voor me staan en doet een wedstrijdje zo ver mogelijk spugen naar de overkant. De leiders doen mee en produceren enorme klodders. Ik ga aan de rand van het perron staan. Hij ziet me. Ik kijk. Hij blijft kijken. Ik blijf staan, adem diep in en zwaai. Hij staat op en loopt weg.
Kut, denk ik, ik zak ook voor alles.
| |
| |
15. | Beschrijf een ongelooflijk romantische situatie waarin wij nooit zullen samenzijn. |
Hij wacht boven aan de roltrap op mij en stelt zich voor als Dino. Ik schiet in de lach. Hij schrijft zijn naam op de achterkant van het metrokaartje en drukt het me in de hand voor we naar binnen gaan. De man aan de receptie zegt dat er maar betaald is voor een eenpersoonskamer. Dino duwt me de lift in. De hal op de tweede etage ruikt naar oude tapijten. In Dino's kamer staat de verwarming loeihoog, ik krijg het acuut benauwd, open een raam en zie de mensen beneden met hun boodschappen over straat lopen.
Dino sluit de gordijnen, maar het blijft klaarlichte dag. Ik trap mijn schooltas onder het bed. Hij grijpt mijn hand. Bekijkt mijn vingers, wrijft erover, draait mijn hand, bekijkt de handpalm en volgt met zijn tong de lijnen. Hij stopt mijn vingers in zijn mond. Het gaat gebeuren. Het gaat nu gebeuren. Het moet gebeuren. Ik schop mijn schoenen uit en ga op bed liggen. Onze hoofden op één kussen. Een vreemde, zoete adem. We kijken elkaar aan. Geen metrorails tussen ons in, alleen onze neuzen zitten in de weg. Hij likt mijn oogleden, zuigt mijn tong bijna uit mijn mond. Is dit het voorspel waar mijn moeder altijd op hamert? Dino grijnst. Hij draait aan de knoppen van de radio boven het bed. Het journaal, klassieke muziek, reclameflitsen, een landbouwprogramma en een gregoriaanse mis. Een galmend orgel en flarden gezang begeleiden Dino's striptease.
Hij dwingt me te blijven kijken. Een paar schoenen, verfrommelde sokken, een blouse, een T-shirt en een broek liggen verspreid over de sobere hotelkamer. Dino legt de deurmat waar ‘welcome’ op staat in het midden en stapt erop alsof het een podium is. Ik draai aan de knoppen van de radio boven het bed. Terwijl een nasale stem vertelt over de te treffen voorzorgsmaatregels om varkenspest te voorkomen, kleedt Dino zich al dansend verder uit. Ik durf niet meer te kijken. Dino springt op bed. Hij legt zijn ene hand over mijn ogen, met zijn andere hand neemt hij mijn hand en laat hem
| |
| |
langzaam over zijn lijf glijden. Ik voel een stugge haarbos, de holte van een oksel, een navel in een nestje van haar. Dino leidt me naar onbekend terrein waar ik mijn hand terugtrek. Zijn hand dwingt me langzaam kennis te maken met alles wat vol ongeduld op mijn toestemming wacht.
wees niet zo'n passieve platgeslagen kip, laatje gaan, wil je soms een non worden met tralies voor d'r kut en een verkalkt maagdenvlies? kijk toch eens, mijn dochter is een preutse dichtgegroeide wezel, zie d'r liggen, een apatisciie dweil zonder een spatje passie, ga godverdomme genieten!
Mijn moeder blaft in mijn oor, ik kan haar zware parfum bijna ruiken. Ik open mijn ogen. Drie scout-jongetjes voetballen met een colablikje. De leiders roepen dat metro Bizet eraan komt. De kinderen schreeuwen, joelen, vormen op commando één groep, duwen tegen elkaar en wurmen zich naar binnen. Een stem roept via de luidsprekers controleur 395 op zich te melden.
16. | Kus me zoals je me nog nooit gekust hebt. |
17. | Welk conflict ga ik altijd uit de weg? |
Mijn Ikea-bureautje is bedekt met opengeslagen schoolboeken. Ik zuig op mijn vulpen en staar naar het bord dat volgeprikt is met foto's van mijzelf en vriendinnen. Op vakantie, in de stad, op een fuif. We lachen en zwaaien naar de camera. Daartussen een zwartwit-pasfoto van mijn moeder toen ze even oud was als ik. Ik rek me uit, wrijf in mijn ogen. De Tweede Wereldoorlog mag even wachten. Ik sluit de gordijnen, kleed me uit voor de spiegel en haal het jurkje met de spaghettibandjes te voorschijn. Ik zet de radio zacht aan. Golden Oldies. Mijn hand streelt de zijde.
Beneden valt een deur in het slot. Mijn moeder kan het niet zijn, die is nog op d'r werk, waarschijnlijk bezig te tellen hoe vaak haar naam op het Worldwide Web voorkomt. Ik schiet in de jurk en plof achter mijn bureau. Ik hoor niks meer, neem de vulpen en
| |
| |
verbind de sproeten op mijn arm. Als mijn arm vol dunne blauwe lijnen staat, loop ik naar de spiegel. Ik verbind de moedervlek in mijn hals met de sproeten boven mijn borsten. Geklop op mijn deur. Shit. Ik wil me stilhouden of in de kast kruipen en zie de deurklink langzaam omdraaien. Ik trek de jurk goed, wacht en houd mijn adem in. François steekt zijn hoofd om de hoek.
‘Sorry,’ zegt hij, ‘ik dacht dat je er niet was, ik wou een cadeautje voor deze hardwerkende jongedame afleveren.’
Ik steek de vulpen in mijn mond, maar verkeerd om, ik loop naar de spiegel en probeer de inktvlek in mijn mondhoek weg te vegen. François zet de doos op mijn bed. Ik zeg niks en haal het deksel ervanaf. Er liggen een paar suède schoenen in, precies de kleur van mijn jurk. De schoenen liggen tegen elkaar aangevleid. Ik haal ze eruit en stap erin. François bukt zich en maakt de enkelbandjes vast. Samen staan we voor de spiegel. Ik kijk naar mezelf, de blauwe vlek in mijn mondhoek, de dunne lijnen op mijn huid, mijn tepels onder de zijde.
Ik zie François die naar mij kijkt, ik zie ons, François ziet het ook, ik draai me naar hem toe. Stilte. Ik laat de spaghettibandjes van mijn schouders glijden. François knippert met zijn ogen. Ik doe de deur op slot en ga op bed liggen. François twijfelt, komt dan naast me liggen. Ik kus hem, lik met mijn tong over zijn zware, doorlopende wenkbrauwen, leg mijn hand over zijn ogen, neem zijn rechterhand en laat hem over mijn hals glijden, over het zijde dat als een lavendelkleurige huid over mijn lijf ligt. Francois ademt zwaar. Ik draai me met mijn rug naar hem toe. Hij opent de rits, ik wring me uit het jurkje. Zijn vingers glijden over de blauwe lijnen op mijn arm en vervolgen het traject dat ik voor hem heb uitgezet. Hij drukt zijn mond op de blauwe vlek in mijn mondhoek. ‘I'm your Venus,’ zingt een radiostem ergens ver weg. Ik word ontmaagd met mijn nieuwe schoenen aan.
François staat onder de douche te zingen. Ik zit achter mijn bureautje en staar naar alle versies van mezelf op het prikbord. Ik trek de foto van mijn moeder los en stop hem in mijn mond.
| |
| |
18. | Wat verberg ik voor anderen dat jij wel van mij weet? Wat verberg ik voor jou? |
Ik slaag voor mijn examens. Anita zeurt me elke dag de kop gek, ze moet weten wie mijn eerste was, maar ik zeg niks. François heeft me een hele tijd niet meer durven aankijken. Mijn moeder is druk als altijd en heeft niks in de gaten. Ze komt binnen met drie dozen afhaalpizza. We ploffen op de bank, ik in het midden. François en mijn moeder drinken bier uit blik, ik zet een pak melk aan mijn mond. We knallen de tv aan en eten lauwe pizza bij een stom spelletje. Ik leg mijn arm om François' hals.
19. | Wat is mijn eigenlijke ambitie? |
François ontwijkt me nog steeds, maar hij legt wel vaak lieve briefjes op mijn bureautje of op mijn hoofdkussen. Ik heb ze allemaal verzameld in zijn schoenendoos onder de kast.
20. | Verzin een nieuwe troetelnaam voor mij. |
Wat vroeger het toppunt van burgerlijkheid was, is nu de grote uitdaging.
Mijn moeder is met François uit geweest, ze zijn met veel lawaai thuisgekomen, ik wist net op tijd naar boven te vluchten, ik hoor dat ze hebben gedronken. Ik zet mijn walkman op en ga op bed liggen. Te laat, mijn moeder klopt aan. Ik zeg niks. Ze komt binnen en vraagt of ik even beneden wil komen, ze willen met me praten. Als mijn moeder wil praten is er geen ontkomen aan. Ik zucht en slof de trap af. François knipoogt naar me. Mijn moeder schenkt voor mij ook een glas port in. Ik moet genieten waar zij van geniet. François gebaart dat ik naast hem moet gaan zitten.
Mijn moeder schurkt zich tegen hem aan, ik neem plaats op de bank tegenover hen. Ze proosten. François heeft zijn huis voor een dikke prijs kunnen verkopen, dat moet gevierd. Stilte.
| |
| |
Mijn moeder kondigt de bruiloft aan als een grap. François vermeldt de feiten: ‘Over één maand, alléén voor de wet, geen zuip- en vreetpartijen, een intieme receptie, geen cadeaus, alleen geld dat naar een weeshuis in India gaat, de huwelijksreis: twee weken naar de Dominicaanse Republiek.’ Ik knik, klok de port naar binnen, feliciteer ze en vraag of ik weer naar boven mag.
21. | Beken dat je een ander hebt en beschrijf die ander (met mijn karakter en uiterlijk). |
Voor de vuile verrader en mijn kutmoeder ligt het huwelijkscadeau klaar. Een variant op Het grote spel over liefde en seksualiteit. Ik noem het Venusvingers. De avond voordat ze trouwden heb ik het aan hen gegeven met een kleine speech over openheid, eerlijkheid en andere waarden waar mijn moeder d'r bek altijd van vol heeft. Ze was opgetogen: haar dochter trad in haar voetsporen! Ze wilde meteen spelen. François kneep 'm, hij heeft wel vijf keer zijn vingers laten kraken voor ze eraan begonnen. De dobbelsteen joeg ze van de ene vraag naar de andere. Mijn moeder genoot, etaleerde schaamteloos haar intiemste gevoelens. François werd roder en roder. Venusvingers was een groot succes. Mijn moeder dwong François zijn ziel op de salontafel te leggen. Waar hij zweeg, gaf ik de antwoorden. Ik onthulde alles tot in de kleinste details. Mijn moeder lag met open mond, wit weggezakt in de fauteuil. François keek me woedend aan. ‘Alvast gefeliciteerd,’ riep ik, greep mijn jas, smeet de deur dicht en fietste naar Anita.
22. | Wat was het beschamendste moment waarop ik jou heb gezien? |
|
|