Barbara Beckers
Kozmo en ik
Als ik in de spiegel kijk, zie ik mijn zusje Kozmo, als ik mijn ogen sluit, droom ik haar daden. In de tijd dat zij nog leefde, registreerde ik alles: wat ze deed, waar en met wie. 's Avonds laat vertelde ze me verhalen over vraag en aanbod, schuld en boete, oorzaak en gevolg. Ik luisterde, geloofde en sloeg op.
Kozmo sliep met de buurjongen en de bibliothecaris, deelde de lakens met dichters en winterschilders, bevredigde Jezus en alle apostelen, verleidde en betoverde haar lerares Engels. Kozmo verkende haar grenzen en overschreed ze met roodgestifte lippen en opgehouden rok. Ik begreep het niet en vroeg voor de zoveelste keer om uitleg
‘Ik moet volhouden, doorzetten. Ik moet oefenen. Voor straks. Ik weet wat me te wachten staat. Maak je geen zorgen, het komt goed. Ik weet wat ik doe, niet altijd, maar meestal weet ik wat ik doe en ik geniet ervan.’
Ze was niet meer te stoppen. Ik moest haar waarschuwen en vroeg God en het universum mij daarbij te helpen. Misschien ging Kozmo wel te ver, werd het echt gevaarlijk. Misschien dreigde zij haar lichaam te verliezen. Ik was naïef - het had geen zin. Kozmo wás het universum en God lag bij haar in bed.
Kozmo wist alles. Alle grammatica en topografie, alle verhalen en formules zaten in haar hoofd. Ze kende de regels van ieder spel, wist in iedere situatie hoe te handelen en iedereen leek van haar te houden. Kozmo had de wereld in haar macht. Onder haar kleren verborg ze een oogverblindend geheim dat al lang geen geheim meer was - iedereen wist ervan. Haar lippen smaakten naar bloed en wijn, haar a tong was sneller dan ze zou willen.