van haar was, en van Leo. En Leo naast haar, met een gespeelde sigaar, stak zijn buik naar voren...
Job nam haar hand van zijn borst en begon hem tussen de zijne te warmen maar zij trok zich los en keek haar broer uitdagend aan. ‘Leo heeft me iets laten brengen.’ Onder haar trui haalde ze een ovalen, houten hangertje te voorschijn en woog het in de kom van haar hand. ‘Hij heeft het zelf gemaakt, en zelf geschuurd, het is zo glad als ivoor. Hier, voel maar.’
‘Vol eerbied raakte Job het sieraad aan.
‘Alleen haar naam, alleen “Denise”, staat er, de rest heeft hij weggegutst. Stel je voor, wat een werk. Al die dunne letters.’
‘Ze zijn geverfd,’ zei Job verrast. ‘Met Oost-Indische inkt.’
‘Als hij maar veilig is,’ zei ze, ‘bij die vreemde mensen. Maar jij moet bij me blijven.’
‘Natuurlijk,’ zei hij, ‘ik blijf altijd bij je, kom, laten we net doen als vroeger.’
Met de ogen strak op hem gericht liet ze het hangertje onder haar trui glijden. ‘Het komt allemaal goed, echt,’ zei hij. Hij stond op en maakte een sierlijke buiging. ‘We gingen toch dansen?’