schermt mij, als een moeder vlijt zij mijn hoofd tegen haar borst, en de wind is de hartslag van de zee.
Mijn hoop kronkelt zich een weg door mij heen. Ook al stoot ik haar van mij af, zij sliert zich telkens weer om mij heen, veilig, warm. Maar hetgeen ik verlang zal mij nooit gegeven worden, zal ik nooit meer verlangen.
Vandaag en de rest van mijn leven voel ik een leegte in mijn hart, een leegte die nooit gevuld kan worden, die nooit gevuld mag worden. Of hij moest er zachtjes in blazen, tegen mijn borst, tegen mijn oren en mijn nek, zachtjes, over mijn gezicht.
Zonder hem ben ik voor de helft alleen.
Zijn huid is donker. Zijn herfstbruine ogen glinsteren in het avondlicht. Zijn haren hangen slapjes over zijn bol en dansen van tijd tot tijd met een zwaai mee in de wind. Hij is zo schoon. Hij draagt de schoonheid van de aarde.
Als de wereld nu zou stoppen... we zouden voor eeuwig naast elkaar zitten, op het bankje, aan de zee. Straks ben ik bang, straks ben ik bang van tijd, straks ben ik al-