| |
| |
| |
Annet Planten
Over twee plankjes en een scharnier
Er waren tijden geweest dat ze haren had verzameld: korte, middellange, met of zonder krul, die ze in bed vond of los op de vloer bij tegenlicht, maar met die haren was ze gestopt. Niet alleen zou je ze uitvoerig moeten catalogiseren om op den duur de draad niet kwijt te raken, maar bovendien stelden ze weinig voor. Zolang ze aan de eigenaar vastzaten, was het dood materiaal dat niettemin levendig bijdroeg aan het voorkomen van diezelfde eigenaar, maar los van hun drager misten ze ieder gezag. Wat bewaarde ze dan eigenlijk, wanneer de dragers niet mee bewaard konden worden? Kalk. Schubben. Niets om een lintje omheen te doen. Dat had haar moeder eens gedaan met haar meisjesvlecht, die ze zich herinnerde als wel tot op haar knieën en diep kastanjebruin, maar later vond ze het ding terug in een envelop, zo klein, en leek het verweerd eikenhout. Schubben.
Maar wat dan?
Het elfde gebod, dat bijna niemand kent omdat het een ps is van de fabelschrijver en in de Vaticaanse Hel angstvallig wordt afgeschermd van amateuristische blikken, het elfde gebod dus luidt: ‘U zult verzamelen.’ Knollen, grof geld, scheepsberichten, hulpgoederen - iedereen volgt het elfde gebod, wat van de overige tien niet kan worden beweerd. Het elfde maakt de andere tien ook ietwat invalide; zij die werkelijk verzamelt, begeert niet haar al vergeven buurvrouw maar haar Dior-met-puntdop-1967, zij die werkelijk verzamelt eert haar moeder want die is een bron van nieuwe herinneringen.
Maar wat dan, als geen haren?
‘Toen mijn zuster overleden was, moest ik haar huis leegruimen. Ik vond dat vreselijk, maar het moest nu eenmaal. Wat die niet allemaal had bewaard! Al haar kleren van ik weet niet hoe lang geleden, een zolderkamertje dat vol stond met oude matrassen, honderden, echt hònderden plastic zakjes die in keukenkasten gepropt zaten, laden vol ballpoints, stapels stokoude reclamekrantjes, echt geen beginnen
| |
| |
aan. Ik ben weken bezig geweest alles weg te gooien. Later dacht ik eraan dat iemand ooit mijn huis moet opruimen wanneer ik dood ben en met mijn zuster zo vers in het geheugen ben ik nu maar vast begonnen met selecteren. Dat kun je een ander toch niet aandoen?’
Van haar vader gapte ze een heel klein boekje. De herinnering aan gappen was dermate vaag, want het was zo lang geleden geweest dat ‘krijgen’ net zo waar was, dus kreeg ze van haar vader een heel klein boekje. Zo af en toe dook het tijdens een verhuizing op uit een doos en raakte dan weer kwijt. Pas toen de haren waren opgezogen, zag ze het staan, volstrekt verloren tussen gewone boeken. Je ziet het een pas als het andere weg is. Leren kaft, formaat luciferdoosje, vergeelde bladzijden met hier en daar wat inktkrassen. Niets om over te berichten. Wat moet je met een gekregen boekje waar niets in staat en dat toch geen bruikbaar opschrijfboekje is? Hebben. Houden. Naar de winkel om een echt opschrijfboekje te kopen. Die zijn ook klein.
Ja, vroeger. Vroeger, toen het rayon niet groter was dan de driehoek huis/straat/school en alles door die drie werd bepaald, vroeger was het makkelijk. Plakplaatjes. Knikkers omdat iedereen opeens knikkers spaarde. Foto's van popsterren of in elk geval songteksten om met een ster te kunnen samenvallen. Vroeger ging het, afhankelijk van het seizoen, om het bij elkaar graaien van veel en opscheppen over alles. ‘Plastic kralen, onderin de fles Loda,’ mijmerde tante met een dromerige blik in haar ogen. Tante, wat is Loda? Nu was het anders. Wanneer ze een dreigend gat in haar bestaan ervoer omdat alle knikkers in het niets waren verdwenen, kon ze weliswaar zorgen voor een zekere vulling, maar er moest worden gekozen, wat in lijn met eerdere en vroegere verzamelingen betekende dat het niets moest kosten. Of weinig. Iemand deed haar een echt klein boekje cadeau. Met een nieuw liefje - kun je liefjes verzamelen? - ging ze naar het eerste verre land en kwam terug met van alles plus vier uitklapboeken over raketten en chemie die ze niet kon lezen omdat ze voor verre kinderen waren bedoeld. Bovendien was ze chemisch gezien nooit verder gekomen dan het in elkaar knutselen van zwavel- | |
| |
bommetjes ter verspreiding over de schoolgangen. Behalve de gebruikelijke rommel die een mens in een huis heeft liggen bezat ze nu zomaar vijf boeken die buiten het genre ‘boeken’ vielen. Sommigen beweren dat een verzameling bestaat uit meer dan één van iets, maar voorlopig waren het alleen vier-plus-één randgevallen. Om het elfde gebod te volgen was op zijn minst overtuiging nodig: de overtuiging dat van vijf ongetwijfeld tien zou kunnen komen en wel via een standvastig idee over de aard van de vermeerdering. ‘Mevrouw zoekt?’ Dat kon mevrouw op het moment niet één twee drie vertellen. Een naam vinden, een noemer, een waarom. Om iets te verzamelen heb je de eerste twee hard nodig; de derde is
voor doorbijtertjes. Bij gebrek aan noemer bleef het bij die schriele vier-plus-één. En toen die haren. Wat dan, om tot de soort te blijven horen? Hoe? Ze viel alsnog in het gat.
‘Mijn dochter was toen in het buitenland, dus die hoorde pas later over de ontruiming. Ze is vreselijk kwaad geweest over die ballpoints. Dat ik die zomaar had weggegooid. Die had ik moeten bewaren want die had ze wel willen hebben. Allemaal van die vastgekoekte vieze dingen en hoe had ik nou moeten weten dat zij ze had gewild, maar ze was kwaad. Misschien hadden er wel heel bijzondere exemplaren tussen gezeten en ik altijd met mijn eeuwige opruimen! “Maar wat had je er dan mee gedaan?” heb ik nog gevraagd. Dan had ze een verzameling, zei ze, of iets om te verkopen. Mijn dochter en verzamelen! Die spaart nog niet eens koffiepunten!’
Was het waar, bedacht ze daar beneden, dat ze niets verzamelde? Hoe zat het dan met Roem, Eer en pensioenafdrachten? Met de ladenkasten vol weetjes en halve kennis waar haar hoofd mee vol zat, omdat hersens weliswaar stoffig kunnen worden maar niets vergeten? Iets als kennis, besloot ze, kon niet worden verzameld maar wel vergaard en wanneer je een geheugen als een vergiet had voor geld kon je loonstrookjes bewaren en ergo verzamelen. Het verschil zat in de tastbaarheid. Met de nodige ambitie en wat ellebogenwerk kon
| |
| |
Roem worden vergaard maar nooit verzameld. Haren vergaren was onzinnig. Vergaren, bedacht ze er achteraan, was bovendien een in principe oneindige zaak omdat er geen eind komt aan abstracties, tenzij je er wiskunde op loslaat. Verzamelen daarentegen was eindig. Van iets dimensionaals kunnen twintig versies bestaan of een onbekend aantal: ooit heb je alles op een rijtje. Was dat zo? In theorie was dat zo. Maar het bleef tobben over de vraag of je liefjes kon verzamelen dan wel vergaren, laat staan de vraag of zijzelf kon worden verzameld.
Wat later vond ze toevallig, omdat haar oog erop viel - en het viel daar waarschijnlijk omdat het toch niet toevallig was - een behulpzame alinea. ‘De grote kunst is namelijk om jezelf als verzamelaar te beperken; [...] in den beginne verzamel je nog alle postzegels ter wereld en je eindigt ermee dat je alleen nog maar de postzegels verzamelt van Letland, omdat dat niet meer bestaat en jij straks ook niet meer.’ (Nico Scheepmaker, 1982) Letland stond intussen weer op de kaart, maar de dubbele beperking was een nuttige hint. Vroeger had ze natuurlijk niet àlles gespaard, maar alleen wat de straat, het seizoen of de firma Verkade haar wilde laten sparen. Een beperking van buitenaf maar van een ordenend principe. Wanneer er nu dus geroeid diende te worden om uit het gat te komen en weer tot de soort van het gebod te gaan horen, dan voor het gemak maar met al aanwezige riemen, wat met een inboedel van tien bakfietsen groot vanzelf een beperking betekende.
Waarmee te beginnen? Met het uitzonderlijke: de vier-plus-één randgevallen. Hoe? Door ze hun namen weer terug te geven. Klein boekje. Uitklapboek. Het lege kleinste boekje bleef zichzelf.
‘Wat dat betreft is zij een uitzondering want iedereen in mijn familie spaart wel iets. Eerstedagenveloppen, handtekeningen, mijn nichtje heeft een schuur vol oude wandelwagens, ik bedoel maar. Oh, dat noem jij verzamelen? Ik vind sparen leuker klinken; verzamelen heeft zo met geld te maken. Al die treeften in de keuken zijn gekregen of van goedkope veilingen en dat vind ik sparen. Dus wij sparen alle- | |
| |
maal, maar bij mijn zuster was het doorgeschoten, die was een hamster.’
De benoemingen waren nog niet gevallen of ze klom uit het gat en keek om zich heen. Links er rechts doken kleine en iets grotere boekjes op, die er op hadden liggen wachten om opgetild, doorgebladerd en eventueel meegenomen te worden. In één klap vijf petieterige woordenboekjes kopen was verleidelijk, maar werd verworpen als te gemakkelijk. Verzamelen is afzien. Er bleken ook enorme voorraden uitklapboeken te bestaan, maar daar was ze direct al streng over geweest: wanneer het de kunst was zich te beperken moest men niet á la minute overstag gaan bij de eerste de beste die bevallig openklapte. Elke nieuweling moest iets anders kunnen dan zijn voorganger en liefst iets meer, hetzelfde criterium dat ze voor liefjes aanlegde en wat regelmatig kant noch wal raakte. De raketten konden bijna niets, maar nieuwe vondsten konden in onderdelen heen en weer of op en neer, met of zonder luikjes, al dan niet met diepteniveaus en steeds ingenieuzer gemaakte papieren foefjes. Eentje produceerde zelfs papieren zaaggeluiden.
Soms vroeg ze zich af waarom het hebben van twee traag aangroeiende plankjes bijna-boeken zo tevreden stemde, want behalve de keren dat ze binnenskamers verhuisde en alle boeken in moedeloos makende rijen op de vloer wachtten op hun nieuwe uitzicht, behalve de keren dat ze soms werden uitgelicht en even werden bewonderd stonden ze bewegingloos op hun plaats. Misschien was het genoeg om te weten dat ze er waren, als een bewijs van inspanning of een zekere liefde. Ook was ze strikt de baas over wat wel en niet mocht meedoen, wat met andere voorwerpen nooit echt het geval was: zelfs wasmachines kunnen zomaar komen aanwaaien. Leidt het heersen over bijna-boeken (of aquariumvissen, of honderd vingerhoeden) tot een tevreden gevoel? Ja. Maar waarom? Is er verschil met het heersen over een tuin of over een peloton? Heeft de verzamelaar van honderd antieke vingerhoeden macht over de schare? Vast wel, zolang er niet wordt ingebroken. Geef je met een rij uitklapboeken aan meer te zijn
| |
| |
dan een Sofi-nummer? Maar aan wie dan, wanneer ze roerloos familie blijven spelen? Was ze maar een rozenverzameling begonnen, dat oogde tenminste. Maar nee, te laat. Honderd wachtenden voor haar vraag aan de beurt kwam.
‘Nee, dat weet ik niet, zomaar. Mijn grootmoeder had er een, op zo'n schaal. 's Zomers in de kersentijd zette ze een tafel in het gras en dan stond die schaal daar met een hele berg gewassen kersen, en wij maar snoepen. Ik herinner me alleen maar mooi weer in de kersentijd. Toen ze dood was, konden we de schaal nergens meer vinden, maar de treeft was er nog en elke keer als ik er naar kijk, zie ik die tafel weer staan, in het gras.’
Beide plankjes bijna-boeken groeiden gestaag aan tot de omvang van een soort verzameling en in beide gevallen leek het eind zoek, wat niet strookte met wat ze over dimensionale verzamelingen had bedacht. Toch gedroegen de uitklapboeken zich uiteindelijk volgens plan: niets nieuws meer onder de zon en tot er zich eentje aandiende die ‘Dag schat!’ kon zeggen stond het verzamelen stil. Voorlopig. Maar kleine boekjes werden dagelijks nieuw gemaakt door kleine-boekjesmakers, zodat ze nu met een nooit eindigend genre samenwoonde. Dat had ze gedacht...
Op zekere dag vond ze een uitzonderlijk klein uitklapboekje, waardoor de twee planken elkaar opeens de hand konden schudden. Kleinste boekje, het begin van alles, kreeg de plaats van scharnier. Voor zover het leggen van verbanden en het sluiten van cirkels een menselijke eigenschap is, was dit mens uitgepraat.
Nu begon alles weer van voren af aan. Want wat, als geen haren, kleine boekjes of andere terloopse zaken? Dan toch maar eerst mogelijke antwoorden over het waarom vergaren.
| |
| |
Wat zit er in die tas? Foto T. van de Kamp
| |
| |
nulnummers |
Chinaheads |
vingerhoeden |
chocoladevormen |
Tekno |
ex-libris |
strijkijzers |
fossielen |
hoedenpinnen |
reisaffiches |
smeerkannen |
opwinddieren |
zegels |
surprise-eieren |
succulenten |
Sidonia's |
olielichten |
suikerzakjes |
potloden |
zichtkaarten |
horloges |
beren |
weerhuisjes |
spellen |
knopen |
telecards |
blik |
Hummel |
| |
| |
zandlopers |
beslag |
fifty's |
tollen |
slaappillen |
optiek |
pins |
engelen |
Flipje |
smalspoor |
schelpen |
griezelen |
molens |
bergsportspelden |
papier |
stereokaarten |
kentekens |
irissen |
strippuzzels |
militaria |
prentjes |
leesplanken |
papiergeld |
ladydolls |
fluitjes |
bedels |
glasgoed |
rekengerief |
| |
| |
kachelpoken |
vierdaagse |
koekpotten |
pennen |
aandelen |
handgereedschap |
vlinders |
borduurlappen |
monsters |
maskers |
bakeliet |
bieretiketten |
Ons Schiphol |
eieren |
naaldenkokers |
stroopkannen |
presse-papiers |
vloeitjes |
pluimvee |
matrouchka's |
Wildebras |
EP's |
smurfen |
legpuzzels |
schoolschriften |
buizenradio's |
serviesjes |
thermometers |
| |
| |
websites |
inktpotten |
pomanders |
flapjes |
puddingvormen |
dakloodjes |
eierdoppen |
aanstekers |
dorpsgezichten |
Zwitsal |
vlakgummen |
speelkaarten |
parfumflesjes |
theelichten |
badpoppen |
blenders |
muurankers |
robots |
muizen |
puntenslijpers |
albumplaatjes |
campingstickers |
flitspuiten |
appels |
boekenleggers |
woordenboeken |
lettertypen |
tekens |
|
|