Lust en Gratie. Jaargang 14(1997-1998)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Anke van Lith in een opvangcentrum voor kalkoenen, kanariepieten, paradijsvogels, pauwen, ibissen, struisvogels en ander gevederte, open van 9-4, is een vogel vermoord plas bloed op de grond en in al zijn naaktheid hangt achter een wat openstaande deur, een kalkoen de oppassers hakken met kapmessen op cactussen in een act, overgenomen uit het naburige indianendorp hakken met kapmessen in op de scheenbenen van bezoekers, ontsnappen kan alleen nog door de keuken waar de kalkoen al ligt te garen in de pan bij de achteruitgang staat een indiaan entree te heffen [pagina 75] [p. 75] de muilezel kopt de lucht vanuit de meesterlijke gedachte dat dit hem verstandbeeldt niemand die hem van het voetstuk gooit pas als men zijn achillesoren inprent dat het tijd wordt om te knielen wil hij door de knieën gaan hij verzet zich tegen mijn opstelling aan de rand van het duin, daar had hij hemeltergend steigerend naar beneden moeten tuimelen dan had ik hoog en laag gesprongen met het balken in de rug buurman uit de golven teruggeroepen alleen hij had hem met zijn hengel naar het vakantieverblijf gedreven waar buurvrouw de oren had aangegrepen om hem op haar muilezelberg bij te zetten [pagina 76] [p. 76] buurman kruit zijn kuil naar zee hij zal wel even weg zijn om zijn dood te overzien te laat voor het eten, alles wacht de kat op de kat die een boompieper vangt het keukengerei rammelt, buurvrouw wacht, je bedenkt je wel vier keer voordat je ergens een hapje uit neemt als je hem niet roept dan komt hij [pagina 77] [p. 77] in zijn zandkasteel ligt buurman op bed, wacht tot de branding hem komt uitgraven, een grap met hem uithaalt, een snorkel in zijn mond stopt, hij met een algenkrabber zijn onderzeese wingewest kan wieden zo lang hij volhoudt, zo lang hij goed gedijt als zoet in zout water, vis zo ver hij kan gaan van de kust- wacht, mag hij wat hem betreft onderwater lopen [pagina 78] [p. 78] muilezelogen star op haar gericht knipt buurvrouw het gras om de poten werpt bloemen in zijn marges neer tuin, inschikkelijk als een te volle vaas waarin zij zelfde bengelende stelen buigt van wat meisjes af en aan in haar en de muilezel leent zich als het hoekige paard voor bokkesprongen spreidstand, over, sluiten, laatste meisje, doorbet onderdeurtje er weer uit [pagina 79] [p. 79] nergens een vrijhaven op dit eiland tenzij boven op de berg tussen de honden daar zal ik zijn wanneer het as en steentjes regent een verbond met de goedgebekte meute sluiten meeblajfen tegen alles wat oprukt stretcherkampen, uitgestorven eilanders, vogelverzorgers en zandkastelen hoe lang ben ik hier al niet om niet hoe lang nog de hals te strekken, de oren te spitsen met grote hondse sprongen daar naartoe te hollen Vorige Volgende