| |
| |
| |
Philippe Noble
Vrouwen die weigeren te leren leven
Gesprek met Pascale Roze
De Prix Goncourt, in termen van prestige en aandacht van de media zeker de belangrijkste Franse literaire prijs, was oorspronkelijk bedoeld om beginnende auteurs aan te moedigen, een principe dat sinds 1903, het jaar dat de prijs voor het eerst werd uitgereikt, enigszins vergeten raakte. De laatste twee jaar is de prijs evenwel weer toegekend aan tot dan toe onbekende auteurs: in 1995 Andreï Makine en in 1996 Pascale Roze. Met de laatste is het de vierde keer dat een romandebuut bekroond wordt, en pas de achtste keer dat een vrouwelijk auteur onderscheiden wordt (voor Pascale Roze was Marguerite Duras in 1984 de laatste in dat rijtje). Met andere woorden: nauwelijks een tiende van de sinds de oprichting bekroonde auteurs waren vrouwen. Het is dus een sterk staaltje van Pascale Roze (1957) dat ze met haar vliesdunne Le chasseur Zéro (Jager Zero) meteen indruk maakte op de gezaghebbende literatuur-bonzen.
Pascale Roze's verschijning is opvallend onopvallend. Zij maakt een afstandelijke, een beetje stroeve indruk. Maar zodra het gesprek op gang komt, neemt een brede, spontane glimlach bezit van haar hele gezicht. Ze beantwoordt vragen met een zeldzame openhartigheid; haar standpunten verdedigt ze met vuur.
‘Een schrijver moet zijn weg buiten de platgetreden paden zoeken,’ meent Pascale Roze; aan die zelfopgelegde regel heeft ze zich in Jager Zero nauwkeurig gehouden. De roman is qua thematiek en setting volstrekt onmodieus, de bondige, vaak vlijmscherpe zinnetjes die elkaar in gejaagd tempo opvolgen, vormen een hedendaagse interpretatie van klassieke voorbeelden. Het verhaal, dat volledig op fictie berust, is naar de vorm een autobiografische bekentenis. De vertelster, Laura Carlson, is in 1944 in New York geboren als kind van een Amerikaanse vader en een Franse moeder. Haar vader nam als officier in de US Navy deel aan de oorlog in de Pacific en kwam in april 1945 tijdens de slag bij Okinawa om het leven toen zijn schip door een kamikaze-vliegtuig getroffen werd. Na de oorlog keert Laura's moeder gebroken naar haar geboorteland terug en neemt weer haar intrek bij haar
| |
| |
ouders. Zo wordt de kleine Laura door haar grootouders opgevoed, terwijl haar zwaar depressieve moeder zich voor jaren in haar slaapkamer terugtrekt. Die moeder is een intrigerende figuur, niet het minst omdat de lezer zo weinig over haar verneemt. Wat deed zij bijvoorbeeld in Amerika? Pascale Roze: ‘Ik heb het complete levensverhaal van de moeder geschreven, maar het staat niet in het boek. Als kind had ze nogal zwaar geleden onder de strenge, burgerlijke opvoeding die ze van stijve, enigszins kille ouders kreeg. Als reactie daartegen werd ze opstandig, ze ging als au pair naar Amerika zonder haar ouders te waarschuwen. Daar ontmoette ze een jonge midship. Ze trouwde met hem, ook zonder haar ouders daarin te kermen. Maar toen hij stierf, vond ze de kracht niet om in Amerika te blijven, ze ging terug naar haar ouders. Aanvankelijk droeg het boek veel meer sporen van dat verhaal: Bénédicte (Laura's moeder) kwam bijvoorbeeld een jeugdvriendin tegen, er werd over het verleden gepraat. Dat heb ik allemaal geschrapt. Ik vond achteraf dat elke uitleg overbodig was.’
De eerste bladzijden van Roze's roman geven een genadeloos beeld van de opvoeding die een streng katholieke Parijse familie omstreeks 1950 te bieden had. Laura groeit in stilte op, mag geen vragen stellen over het verleden van haar ouders, krijgt nauwelijks warmte. Vooral de grootmoeder, de voornaamste opvoeder en feitelijk hoofd van de familie, moet het ontgelden: als zij een sprookje voorleest, wordt ze zelf door haar kleindochter gezien als een ‘kindervreetster’; en er is een verschrikkelijke scène waarin zij het kind in het berghok opsluit. Deze periode omschrijft Laura als volgt: ‘ik zat in de nacht van de kinderjaren.’ Hier verwoordt de vertelster het oordeel van de auteur over kindertijd in het algemeen. Roze: ‘Ik ben er diep van overtuigd dat onze kinderjaren de moeilijkste tijd in ons leven zijn. Daarna vergeten we hoe hard het was. Om te beginnen begrijp je als kind niets van wat er gebeurt. Als klein kind heb je korte beentjes en toch moet je even snel lopen als de volwassenen; moeders slepen hun kinderen achter zich aan. Je bent volledig afhankelijk. Ik vond dat afschuwelijk. Ik denk dat familie iets verschrikkelijks is. Het is het kader waarin wij de ander leren kennen. Maar binnen het gezin is het tegelijk de ander en onszelf die wij in vader en moeder, broer en zus herkennen - tegelijk alter en ego. Het heil komt altijd van buiten, in de roman bijvoorbeeld van de school. De familie is geen plek voor ontplooiing, je
| |
| |
structureert jezelf door je tegen je familie op te stellen, ook als de verstandhouding ogenschijnlijk goed is. Laura leert tenminste vechten.’ Als Laura twaalf is, gebeuren er twee dingen in haar leven. Ten eerste begint ze - vermoedelijk als gevolg van frequente oorontstekingen - een vreemd geronk of gegons te horen. Dit treedt in het bijzonder op als ze hevig geëmotioneerd raakt. Ten tweede komt er een nieuw meisje in haar klas, op wie Laura verliefd wordt. Deze Nathalie spoort haar aan om te proberen meer te weten te komen over haar vader. Aanvankelijk aarzelend stelt Laura thuis vragen waardoor ze stukje bij beetje hoort waar, wanneer en hoe haar vader gestorven is. De rest leest ze met Nathalie in geschiedenisboeken. Ook krijgt ze van haar vriendin een dun boekje cadeau, het dagboek van een kamikaze, Tsurukawa Oshi, die de dood vond bij Okinawa. Het boek fascineert Laura, ze blijft het herlezen in een soort trance. ‘Ongelooflijk genoeg vergat ik volledig de man naar wie ik, zij het op initiatief van Nathalie, een zoektocht was begonnen.’ In het vervolg koppelt ze het gegons dat ze hoort spontaan aan het jachtvliegtuig van Tsurukawa Oshi. Dit is de kern van het boek. In Laura's verbeelding is Tsurukawa degene die haar vader doodde. En hij blijft haar achtervolgen, zich in duikvlucht keer op keer op haar neerstorten in een gebaar dat voor Laura's fantasie zowel omarming als poging tot moord is. Doordat Roze zich hierbij nauwkeurig van commentaar onthoudt, nooit suggereert dat Laura ‘gek’ is en zelfs de mogelijkheid open laat dat de kamikaze met zijn ‘jager Zero’ werkelijk op haar af vliegt, dringt dit even bizarre als onrustbarende motief zich met buitengewone kracht aan de lezer op. Roze: ‘Ik ben volstrekt toevallig op dat idee gekomen. Mijn uitgangspunt voor de roman was het beschrijven van de verhouding van een kind tot de dood: daaromheen wilde ik
een verhaal bouwen. Toen “kreeg” ik een eerste beeld: een klein meisje in een donkere gang dat de schakelaar probeert te bereiken om het licht aan te knippen, maar daar niet bij kan. Tegelijkertijd is er een geluid, ik dacht van meet af aan dat de link met de dood een hard geluid was dat het kind pijn deed en bang maakte. Helemaal aan het einde van de gang is er een dun balkje licht onder een dichte deur. Meer had ik niet, en ik probeerde te bedenken wat dat geluid kon zijn, ik dacht aan een trein en had associaties met verzegelde wagons, mensen op transport, of iemand die zelfmoord pleegt. Toen hoorde ik een programma op France Culture over de traditie van de zelfmoord in Japan. Er
| |
| |
werd lang stil gestaan bij de kamikazen en ik dacht opeens: nee, geen trein, een vliegtuig! Als metafoor van de dood is het veel sterker. Vanuit dit basisgegeven heb ik het boek opgebouwd.
Tsurukawa en zijn dagboek zijn fictie. Maar ik ben uitgegaan van de bestaande herinneringen van een kamikaze die niet vertrokken is en later zijn verhaal verteld heeft aan een journalist. De naam Tsurukawa heb ik gevonden in Le pavillon d'or van Mishima. Zo heet de beste vriend van de hoofdfiguur, hij is de zoon en de beste leerling van de bons; ogenschijnlijk een zeer verstandige jongen, maar hij heeft een geheim. Wie hij werkelijk is, ontdekt men pas als hij zelfmoord pleegt. Hij is een beetje een broer van Laura.’
Het einde van de roman is zorgvuldig open gehouden. In 1968 doet Laura een zelfmoordpoging: met haar kleine Renault stort ze zich frontaal op een vrachtwagen, maar geeft op het laatste nippertje een ruk aan het stuur. Laura komt weer tot bewustzijn in een ziekenhuiskamer, waar ze ‘over haar leven nadenkt’ en tot verontrustende inzichten komt. Als lezer had ik een visioen van eindeloos herhaalde, steeds mislukte zelfmoordpogingen; Roze zelf staat heel tolerant tegenover de interpretaties van haar lezers: ‘Lezen is geen passieve bezigheid; de lezer maakt honing met het stuifmeel dat door de auteur gestrooid is. Een meisje uit een middelbare schoolklas met wie ik over het boek gecorrespondeerd heb, heeft mij haar versie van het einde gegeven. Als Laura zich met haar auto op die vrachtwagen stort, is het eigenlijk de kamikaze die dat doet, terwijl zij aan haar stuur draait en zich daarmee redt. Ik vond dat zo goed bedacht! Inderdaad, Laura is bezeten door die kamikaze en ze offert hem op. Zo raak je met je voet de zeebodem en zweef je met een duw weer naar boven. Nu is het de verklaring die ik van dit einde geef. Helemaal genezen kan Laura niet zijn. Maar juist door de zware beproeving - in die familie opgroeien in de voortdurende nabijheid van de dood - heeft ze iets in zichzelf opgebouwd, al is het nog een broze constructie. Twee jaar na de breuk met Bruno - een jonge componist, met wie Laura twee jaar intens geluk beleeft tot Tsurukawa plotseling weer verschijnt en letterlijk een wig tussen hen in drijft - hoort ze op de radio de Rondo voor vrouw en vliegtuig die hij voor haar heeft gecomponeerd en krijgt daarbij tranen in de ogen. Het is alsof haar binnenste buiten haar zelf geplaatst wordt - en voor het eerst is ze in staat om
| |
| |
naar het rondo te luisteren en ervan te houden. Bruno heeft haar pijn omgesmeed tot een kunstwerk. Zij zet dan een eerste stap naar de mogelijkheid om te delen. Alsof wat in haar leeft niet noodzakelijk een bron van schaamte is. Waarschijnlijk zal ze bij de volgende man die ze ontmoet beter in staat zijn hem in vertrouwen te nemen. Bruno heeft therapeutisch werk verricht.’
‘Laura is niet helemaal genezen’, tot dit soort uitspraken laat Pascale Roze zich alleen verleiden als ze over haar roman spreekt. Als auteur doet ze dat nooit, zodat de lezer Laura's verhaal zelf moet invullen. Daarbij heeft hij voornamelijk de keuze tussen twee interpretaties: of Jager Zero is een fantastische vertelling, Tsurukawa is dan Laura's minnaar en als zodanig wint hij het (of niet) van zijn meer tastbare rivaal Bruno; of het gaat om een realistische, psychologische roman en dan zijn Laura's ervaringen freudiaans te duiden. Voor dit laatste worden in het boek voortdurend bouwstenen aangedragen, maar in haar zorgvuldig gekozen vocabulaire vermijdt de auteur consequent elke verwijzing naar psychoanalytische begrippen. Deze keuze is ook kenmerkend voor Roze's bundel korte verhalen Histoires dérangées (1994), wat zoiets betekent als ‘verstoorde’ of ‘geschifte’ verhalen. Twaalf histoires in totaal, waarvan de meeste over vrouwen gaan, die niet alleen op Laura of haar moeder lijken, maar ook nog voornamen dragen met uitgangen op ‘a’: Gloria, Emma, Barbara, Katia. Ook deze vrouwen kampen met obsessies, lopen rond met zelfmoordplannen - die sommigen ten uitvoer brengen - zoeken liefde maar hebben problematische relaties, en negeren wel eens de helpende hand die naar hen uitgestoken wordt. Zo vertonen Roze's publicaties een opmerkelijke consistentie; op de vraag of dit ook uiting geeft aan haar beeld van de vrouwelijke conditie geeft ze geen rechtstreeks antwoord: ‘Ik wilde van meet af aan een soort familie samenstellen. Al deze vrouwen worden beheerst door iets ontroostbaars, iets waar mannen trouwens niet blind voor zijn, ze zetten zelfs alles in het werk om die vrouwen te troosten. Maar zij hebben behoefte aan het absolute, en dat brengt ze dichter bij de dood omdat het absolute niet te beleven valt. Daarom hervinden ze zich pas in de dood, en hierin voel ik me
als een jongere zus van Marguerite Duras, want dat behandelt zij: liefde is alleen in afzondering, in gescheiden staat te beleven, en de ultieme vorm daarvan is de dood. Belevingvan de liefde in het alle- | |
| |
daagse bestaat niet, liefde is iets mystieks, de man zou God moeten zijn en als hij geen God is, kan hij er beter maar niet zijn. De hang naar het absolute die deze vrouwen kenmerkt, kan als onvolwassenheid of als heiligheid opgevat worden. Maar onvolwassenheid in die zin dat zij ertoe beslissen kind te blijven. Zij weigeren te leren leven om het stadium van de eerste ervaring, waarin alles zo sterk en intens is, zo lang mogelijk te rekken.’
Deze verwantschap met Duras, die door de Franse kritiek is onderstreept, beaamt Roze; zij ziet Duras' werk zelfs als de bron van haar schrijverschap. ‘Ik ben haar vrij laat gaan lezen, omstreeks mijn vijfentwintigste. Ik heb altijd enorm veel gelezen, maar ik had een voorliefde voor de klassieken; aan de nouveau roman was ik nog niet toegekomen. Via het toneel heb ik Duras ontdekt. Eerst heb ik Un barrage contre Ie Pacifique en Le marin de Gibraltar gelezen, en toen Le ravissement de Lol V. Stein. Ik kan mijn leven in twee fasen indelen, voor en na het lezen van Lol V. Stein. Ik heb het boek dichtgedaan en ben begonnen met schrijven. Meteen. Je boft enorm als zulke boeken je pad kruisen, boeken die iets in jezelf openbreken. Wat precies zou ik niet kunnen zeggen, ik heb het boek niet geanalyseerd. Later heb ik gelezen dat Duras de roman geschreven had nadat ze een vrouw in een psychiatrische inrichting had ontmoet, een vrouw die model heeft gestaan voor Lol V. Stein. In alles wat ik tot nu toe geschreven heb, zijn thema's uit dit boek terug te vinden. Ik hoop dat het me ooit lukt andere dingen te schrijven, maar daar ben ik niet zeker van.’
Er zijn in Frankrijk genoeg auteurs die net als hun grote voorbeelden, Céline of Proust, trachten te schrijven. Of dat bevorderlijk is voor de ontwikkeling van hun schrijverschap valt te betwijfelen. Ondanks haar fascinatie voor Duras' denk- en gevoelswereld heeft Roze de fout niet begaan ook de stilistische en verteltechnische keuzes van haar favoriete schrijfster over te nemen. In haar afstandelijke, tot op het bot uitgeklede zinnen en haar doordachte toepassing van vertel-procédés spreekt zoals gezegd Roze's voorliefde voor - en gedegen kennis van - oudere vormen van romanliteratuur. Het verbaast dan ook niet dat zij een passie voor Flaubert heeft. Roze: ‘Vooral een tekst heeft diepe indruk op me gemaakt, een tekst die ik heel vaak herlees, het verhaal “Un coeur simpte” uit de bundel Trois contes. Deze tekst bevalt me in de eerste plaats omdat hij zo economisch geschreven is,
| |
| |
hij bestaat uit een reeks korte paragrafen, met een minimum aan woorden en een maximum aan betekenis; bovendien is het verhaal tegelijk hoogst realistisch en hoogst symbolisch. Het gaat om een dienstbode, Félicité, een arm schepsel met een gouden hart, dat graag zou willen liefhebben maar hierin keer op keer gefrustreerd wordt omdat het object van haar liefde haar steeds ontnomen wordt. Ze houdt van de kinderen van haar bazin, maar ze sterven; ze houdt van haar neef, maar die emigreert naar Amerika en sterft daar aan de tyfus; haar eerste minnaar verlaat haar en op den duur heeft ze alleen nog een papegaai om van te houden, maar ook hij sterft; ze laat hem opzetten en aan het einde van het verhaal houdt ze dus van een opgezette papegaai. Als zij sterft maken we haar doodstrijd mee, ze ijlt en gelooft dat haar papegaai de duif van de Heilige Geest is, ze spreekt tegen hem. Ik vond dat hartverscheurend. En het mooiste is dat je nooit weet of Flaubert compassie voelt voor Félicité of haar verplettert onder zijn moordende ironie. Ik zou mij precies zo willen opstellen ten opzichte van mijn vertelling, zodanig schrijven dat de lezer niet kan weten of ik intens medelij den heb met Laura of juist vind dat zij...’
Pascale Roze maakt haar zin niet af. Het zou wel eens kunnen betekenen dat zij ook buiten het kader van de vertelling haar mening over haar hoofdfiguur niet wil prijsgeven. Als ze Flauberts ideaal - dat de auteur zich in zijn roman verborgen houdt - tot het hare heeft gemaakt, dan is het haar gelukt om dat principe in haar debuutroman feilloos toe te passen, wat heel de raadselachtige kracht uitmaakt van Jager Zero.
|
|