in haar geschriften als rode lap en ontlokt heftige reacties. Zelfs in die mate dat je je soms verbaasd afvraagt of de schrijfster geen gevecht tegen windmolens voert. De uitvallen krijgen vaak vorm in een terzijde, een uitstapje uit het betoog. Die uitstapjes vormen overigens wel een wezenlijk onderdeel van Mutsaers stijl. Of positiever geformuleerd: wellicht zijn het juist deze windmolens die de kern van haar werk uitmaken. Schrijvers als Mutsaers moeten het bij uitstek hebben van uitweidingen en verzamelingen. Toen ik Rachels rokje las, moest ik bij de eerste hoofdstukken denken aan Multatuli's Minnebrieven, Sjklovski's Zoo en Calvino's Als op een winternacht een reiziger - vanwege het hoge hink-stap-sprong-gehalte, de vaart en het brede spectrum.
In Paardejam staat een mooi stuk over Francis Ponge, en zoals alle stukken in Hazepeper, Kersebloed en Paardejam, draagt ook dit stuk bouwstenen aan voor Mutsaers' poëtica:
Maar Ponge wou meer dan louter schrijven. Al schrijvend wou hij de fundamentele inwendige structuur van elk ding onderzoeken, dat ‘wat het ding bij elkaar houdt’ [...] en bijgevolg ook dat waardoor de taal bij elkaar wordt gehouden.
Mutsaers citeert vervolgens uit Ponge's Restaurant Lemeunier. Dit restaurant wordt bijeengehouden door licht, spiegels, groene planten, galerijen van Amerikaans grenehout, lauwe geurtjes, getik van vorken, muzikanten, bordengekletter, geroezemoes van klanten, cassières met ‘verplicht’ opgevulde bloesjes, obers, romige nagerechten en... de zwetende oksels van vrouwen: Terwijl ze de armen optillen in een beweging die bij hun oksels hun persoonlijke manier onthult om de cocardes van hun transpiratie tentoon te spreiden, verschikken de vrouwen iets aan hun kapsel of spelen ze met een tube crême. ‘Ja, dat is vrouwelijkheid! of de feministen het nu leuk vinden of niet.’
Vooral het uitroepteken hier, overviel me. Het citaat over het restaurant, inclusief de zwetende vrouwen vond ik een mooie illustratie van de wijze waarop Ponge te werk ging. De uitval naar ‘de feministen’ deed me opschrikken. Er was iets met dat woord ‘vrouwelijkheid’. Maar wat? Ik heb het citaat inclusief de uitval enkele malen overgelezen. De uitval moet iets des Mutsaers zijn. Ik ken geen vrouwen die nog wakker liggen van vrouwen die met hun haar in de weer zijn of spelen met een tube crème. Niks erotischer dan een haar nagels vijlende vrouw. Denk ik dan weer. Maar