Marja Loomans
Annemai Meulendijks
Portfolio
De getekende figuren die het werk van beeldend kunstenaar Annemai Meulendijks (1960) bevolken, zijn meestal wankele wezens die de indruk wekken ieder houvast te ontberen. Ze zijn nooit in gezelschap van anderen en eenzaam verkeren zij met sterren en manen: ‘Door de stad zwierf een onbehuisde maan, en ik wandelde met haar op’, zo citeert Annemai Meulendijks de Russische dichter Babel in een eerder project. Gesloten, van de wereld afgekeerd, leven ze aan de nachtzijde, in een donkerte die niet als een wollen deken over hen heen valt, maar die hen belaagd en angst aanjaagt. De nacht lijkt een eigen gewicht te krijgen waaronder ze zich niet staande kunnen houden en wel neer moeten buigen: Bow Down!
Het vrouwelijk wezen dat hier ten tonele wordt gevoerd, doet sterk aan een zeemeermin denken. Ze ademt een zekere in zichzelf gekeerdheid. Haar vinstaart maakt dat zij letterlijk gesloten is en ontoegankelijk. Waar de eerste tekeningen nog op een soort zelfgenoegzaamheid duiden, waarin zij zich laat bewonderen onder een nachtelijke hemel, breken de volgende tekeningen deze buitenkant langzaam af. We zien haar steeds meer verdwijnen. Zij verbergt zich half achter een zon, dan achter haar handen die ze voor haar ogen houdt, vervolgens achter een afwerend gebaar dat ontzetting uitstraalt en uiteindelijk geeft ze haar ogen weg om niet meer te hoeven zien. Zou haar blik in de nacht van de laatste tekening er een zijn in verstarde ontzetting of ziet zij eindelijk wat het daglicht poogt te verbergen? Zien, zich laten zien, niet willen zien, een ander zien; we moeten hier wel denken aan Miranda uit Barnes' Beurtzang, wier naam verwijst naar het Latijnse mirare, zien.
Wat opvalt aan de tekeningen, is dat ze zijn opgebouwd uit drie lagen: er is steeds een kader, een vrouwelijk figuur en steeds wisselende gestempelde sjablonen. De zeemeermin trekt de aandacht, ze past nooit in het kader en gaat dit steeds te buiten. Wezen van twee werelden, van verlangen naar vastheid en geregeld leven tegenover nachtelijk verlies van identiteit? Melusina of Undine, die waterwezens die volgens Ingeborg Bachmann komen ‘met natte voeten in de nacht’, en die verdwijnen als ze ‘in de kleren van het bekende worden gestoken’ zoals Barnes ergens schrijft? Of is het wezen dat Annemai Meulendijks tekent geen zeemeermin, maar een boom? Met haar takkenhoofd en boomwortels die nauwelijks