Met Ralien begint er voor Rolien ‘een nieuw verbeeldingsspel dat door afwezigheid van vormgevend speelgoed aan haar verbeelding paal noch perk meer stelt’. Rolien gaat schrijven. En dat is voor haar luisteren, opschrijven wat Ralien dicteert.
‘Rolien, dat was ik’, zei Mendels later. En net als voor Rollen, was schrijven voor Josepha Mendels luisteren. Maar terwijl ze steeds weer benadrukte niet te reflecteren op haar schrijven, lijkt ze afstand tot zichzelf nodig te hebben gehad om ertoe te komen, zoals Ralien Rolien tot schrijven aanzette. ‘Ik zie mijn bewegingen, ik zie mijzelf lezen, de bladzijde ongeduldig vasthouden en omslaan, ik zie hoe ik ernstig kijk en hoe ik glimlach, ik verlies mij zelden of nooit’, liet Mendels Rolien denken. En zo had ze zelf ook vaak het gevoel van een afstand naar zichzelf te kijken. ‘Binnen in mij is het nog steeds zo dat iemand meeluistert en meekijkt’, zei ze in interviews. ‘Ik ben zelfde toeschouwer, altijd erbij.’
Misschien was het juist die afstand tot haar eigen, lang niet altijd gemakkelijke, leven die maakte dat ze er zo lichtvoetig over schrijven kon. Misschien ook was het schrijven voor Mendels een manier om de toeschouwer even van zich af te schudden door er mee samen te vallen, zich er door te laten dicteren om zo in haar eigen wereld te kunnen verdwijnen. Of schreef ze om haar toeschouwer te behagen? Zoals Rolien door zucht naar erkenning werd gedreven. ‘Mensen zullen naar haar wijzen: “Kijk, daar gaat Rolien, je moet zien dat je bevriend met haar wordt, want zij is beroemd!”’
Sommige critici lijken iets dergelijks te vermoeden wanneer ze Mendels verwijten dat haar werk hier en daar nogal gezocht is: ‘De schrijfster ziet zichzelf te veel schrijven’, zoals Bordewijk constateerde. Maar dat de scheppingsdrang tot schrijven niets is ‘dan de hulpkreet van je egocentrische ik waar je niet bovenuit kunt komen’, liet Mendels Ralien al opmerken.
De speelsheid, die Rolien aan Raken moest opofferen, is Josepha Mendels echter nooit kwijtgeraakt, en de titel die ze meegaf aan de in 1985 verschenen omnibus van drie romans, Spel is het leven, is programmatisch op te vatten.
De dood zag ze als de Spelbreker. Maar bang was ze er niet voor. ‘Als je lang van tevoren bang bent voor de dood, dan verpest je zoveel tijd van je leven’, zei ze. ‘Je moest eigenlijk met honderd jaar geboren worden en dan steeds beter en steeds jonger worden. Dan word je 40 en 30 jaar, geweldig en later werd je baby en kwam je, hup, in moeders buik terecht.