Jonas gaat voor de spiegel staan. Hij hoort hoe de fotografe door de open deur zijn naam roept.
Ik kom eraan, antwoordt hij.
Hij bekijkt zichzelf opnieuw in de spiegel. Hij nadert zijn gezicht tot vlak bij het glas. Zijn ogen zijn lichtgroen. Zijn wimpers zijn zwart. Hij heft zijn linkerhand op en trekt met zijn wijsvinger de donkere ringen onder zijn ogen na. De huid onder de ogen is dun. Hij strijkt over zijn wangen. Het gezicht is zo goed als onbehaard. Hij plant zijn handen strak tegen zijn dijen en staat kaarsrecht voor de spiegel.
Dat ben ik. Ik ben het, Jonas, zegt hij zacht.
Jij bent het, Jonas, zegt de fotografe, die naast hem is komen staan, en glimlacht. Ook zij plant haar handen strak tegen haar dijen. Ze kijken elkaar in de spiegel aan. De fotografe is klein en ongeveer tien jaar ouder dan hij. Zij draagt een witte stofjas. In de spiegel zien ze er even oud uit. Jonas legt zijn arm over haar schouder. Hij volgt haar in de ruime, heldere, zo goed als lege woonkamer. Ze gaan zitten aan een kleine tafel.
Ik ben moe, zegt de fotografe. Ik ben pas een half uur terug van een modeshow waar ik foto's nam. Daarvoor had ik een afspraak met die schrijver. Ik moest bij hem thuis een portret van hem maken. Het was slopend. Zijn gezicht beviel me niet. Het is niet makkelijk om iemand te fotograferen als je zijn gezicht niet mag.
Ik heb twee nonnen gezien, zegt Jonas.
Waarom neem je je walkman niet af, zegt de fotografe.
Nee, zegt Jonas. Ik kan je horen. Ik versta je.
Twee nonnen, zegt de fotografe.
Ik zou vanavond hier willen slapen, zegt Jonas. Kan ik blijven.
Ik ben moe, zegt de fotografe. Ik heb een drukke dag gehad. Je kunt hier blijven, als je wilt.
Ze gaan de donkere kamer in. Het bed van de fotografe staat in de donkere kamer. De donkere kamer is de enige rustige kamer in de flat. De fotografe knipt het rode licht aan. De ruimte wordt er zwakjes door verlicht. De fotografe doet haar witte stofjas uit en gaat in bed liggen. Jonas kleedt zich uit en kruipt naast haar. Hij tast naar haar lichaam. Zij trekt zich niet terug. Ze bewegen langzaam. Hun naakte lijven gloeien in het rode licht van de lamp als in de weerschijn van een verwoestende brand. Jonas neemt de walkman niet af. Hij draait hem harder. Hij hoort de stem van de fotografe niet meer. Hij heeft het zwarte doosje aan de binnenrand van het bed gelegd. Soms verschuift het een eindje. Het snoer ligt tussen