Lust en Gratie. Jaargang 12(1995-1996)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Poëzie [pagina 19] [p. 19] Emma Crebolder Vos 1 Er is een vos aan mij verloren, iemand ben ik die met woorden handelt, in komma's doet, een punt aanprijst als was het Brussels kant, handarbeid. Is het sluw of argeloos een woord te wegen in plaats van meet? Ik bestuif my anders en gebruik het meel van anderen. Ik loop door tarwe en voel mij aan de akkers vreemd verwant, bereken winst in de hoeveelheid klaproosblad. Ik wil een zwerver blijven in mijn taal, het zien zal ik beschrijven en voor dat werk wil ik te eten krijgen. [pagina 20] [p. 20] Vos 2 Later uit een doorploegd gezicht hoorde ik taal die op de mijne leek, maar wonderlijk gespeld en spuwend van begeestering. Het lang gedicht van Reinaert lag gretig op de tong en ik zong het na onder poorten van de stall waarheen ik leren ging. Als luchten wijd en verder spannen dan in heuvels kan, worden mensen groter, reiken met hun armen benen dwars door het heelal. Zij zwijgen luider dan in smalle stroken grond. Over alle veld spreidt het aardse dier zijn vacht het sluipen en het stelen. Hoe durft het wilde beest mij nailer komen, maar hij komt. [pagina 21] [p. 21] Vos 3 Ik was een vis niet noemenstvaardig de openingen nog, zo over- leefde ik in oude doorbraak zee die terug kon keret. Mijn armen aan het kruis van zwaartekracht, mijn voeten licht bijeen geheven. Het plenst uit rosse kwasten op mij neer. [pagina 22] [p. 22] Vos 4 Ik mende de paarden van het Zondags rijtuig in onbruik op het hof. Ter communie ging men, en sloot mij uit tot ik sprak - Oh hoofd vol bloed en wonden - het woord in mijn mond de smaak van appelsoorten uit legendarische boomgaard had. Zo werd mij veel vergeven, en vergeten dat de rapheid van mijn leden als van dieren was. [pagina 23] [p. 23] Vos 5 Ike leerde zwemmen als stelen van aandacht, ik won tijd om to drijven, werd meest bedreven daarin. Mijn onderwateroren open, mijn ogen zogen de ruimte in. Diefjesmaat stond in het riet met opgeslurpte poten Veilig voor zijn schuinse blikken likte ik mijn lippen, dacht aan het brakke water op zijn snuit. Vorige Volgende