| |
| |
| |
Patty Brandhorst
Het verschil tussen liefde en lusten
Gesprek met Nigel Nicolson
Nigel Nicolson was ongeveer twaalf jaar oud toen zijn ouders verhuisden naar Sissinghurst. In het begin was het zogenaamde kasteel een puinhoop; er was geen elektriciteit en geen water. Zijn moeder, Vita Sackville-West, was erg romantisch en op slag verliefd geworden op de ruïne omdat die een toren had en haar deed denken aan haar geliefde landgoed Knole. Nigel Nicolson: ‘We trokken er als het ware picknickend in. Er waren geen behoorlijke slaapkamers of meubels of wat dan ook, maar dat maakte het alleen maar aantrekkelijker voor Vita. De zigeunerkant van haar karakter zorgde ervoor dat zij dacht dat gebrek aan comfort een zekere waarde had. Mijn vader, mijn broer en ik verlangden echter naar de luxe van Long Barn. Pas toen de gemakken van het moderne leven, zoals heet water, ons geleidelijk aan weer bereikten, begonnen we het aangenamer te vinden.’
Het kasteel lag erg geïsoleerd en sommige mensen vonden het een mysterieuze of zelfs sinistere plaats. Het leven op Sissinghurst was dan ook voornamelijk op studeren gericht. Nicolson: ‘Ons huis was een klem universiteitje. Mijn moeder schreef het merendeel van de dag in haar heiligdom, haar kamer in de toren, waar geen van ons ooit kwam. Mijn vader, mijn broer en ik hadden ook ieder een eigen kamer waar we schreven en werkten. Wij ontmoetten elkaar slechts tijdens de maaltijden.’
In die dagen was de familie afhankelijk van bedienden want Vita kon bijvoorbeeld absoluut niet koken. Nicolson: ‘Op zekere dag was onze kokkin afwezig en mijn moeder zei: “Geen probleem, ik zal de lunch bereiden.” Voor de lunch stond die dag kip op het menu. Ze deed de kip in de oven zonder z'n veren te plukken. “Want, zei ze, “het is veel gemakkelijker een kip te plukken als hij gekookt is.” Ziedaar Vita's kookkunsten. Ook al klinkt het nogal chic dat we een kokkin, een butler, een chauffeur en zes tuinmannen hadden, de huishouding was erg eenvoudig.’
Voor Vita was Sissinghurst in zekere zin een keerpunt. Daarvoor, in de jaren van haar grote liefdes, was ze heel sociaal, heel onbeschaamd en zelfs roekeloos geweest. Nicolson: ‘Toen we hier kwamen, werd ze veel eenzelviger. Ze prefereerde haar tuin en haar schrijven, en had weinig intieme vrienden. Die verandering werd vooral veroorzaakt door het ouder wor- | |
| |
den. Ze was haar wilde haren kwijt en kwam tot rust. Het buitenleven deed haar enorm goed. Ze hield van het platteland, de boeren, hun manier van leven. Ze was net als Jane Austen, die alles haatte behalve het platteland.’
De ouders van Nigel Nicolson hadden totaal verschillende, ja zelfs tegengestelde karakters, en dat kwam tot uiting in de aanleg van de tuin van Sissinghurst. ‘Mijn vader was zeer praktisch. Hij hield van de politiek, de diplomatie en het Londense leven. Hij was zeer sociaal, geestig en een goede prater. Zoals de tuin hier laat zien, was hij klassiek ingesteld. Hij hield van standbeelden, bloempotten die op gelijke afstand van elkaar stonden, paden en patronen met heggen. Vita, als dichter, was daarentegen meer romantisch ingesteld. Ze had een passie voor exotische streken, zoals Perzië en Afghanistan. De wanorde, de wildheid, de romantische toon in de tuin is van haar afkomstig. Als er rozen over het pad hangen, vond ze, dan moest je ze niet snoeien. Je moest er maar omheen lopen of er onderdoor duiken.’
Een ander verschil tussen Vita en Harold was hun houding ten opzichte van hun kinderen. ‘Vita was zeer verlegen en op zichzelf. Er waren bepaalde kanten van haar leven waarover ze niet wilde praten, vooral niet met haar familieleden. Nooit vroegen we wat ze aan het schrijven was. Het schrijven van een boek was voor haar net zoiets als het krijgen van een baby: iets heel erg persoonlijks, maar ook iets wat op een dag openbaar moest worden. Ze vroeg mij een keer of ik het leuk zou vinden als zij haar laatste gedicht aan mij zou opdragen. Ik zei tegen haar, nog maar veertien jaar oud: “Oh, doe geen moeite mamma, je weet dat ik jouw poëzie niet begrijp.” Verschrikkelijk! Ze liep zwijgend weg en toen ze twee uur later aan het diner kwam, zag ik dat ze had gehuild . Ik had haar heel erg gekwetst. Wat ik bedoelde, was: poezie is een kant van jouw leven die erg persoonlijk is en ik verdien het niet een gedicht opgedragen te krijgen.’
Ondanks haar afstandelijkheid was Vita altijd zeer liefdevol en behulpzaam als haar kinderen problemen hadden. Nicolson: ‘We respecteerden haar en hielden van haar. Maar omdat er niet echt sprake was van intimiteit, had zij het gevoel te hebben gefaald als moeder. Net zoals ik nu denk te hebben gefaald als zoon. Ik had meer moeite moeten doen om haar te begrijpen. Met mijn vader had ik een heel andere relatie. Niet alleen was hij erg extravert, maar ook onze ervaringen sloten op elkaar aan omdat wij jongens waren en hetzelfde beleefden wat hij vroeger had meegemaakt op school en aan de universiteit, en later in zaken en de politiek. Met hem
| |
| |
hadden we zeer veel dingen gemeen. Niet met Vita - ik kende mijn vader veel beter.’
In Portret van een huwelijk heeft u geschreven dat de relatie van Vita en Harold de meest opmerkelijke en succesvolle is die men zich kan voorstellen.
‘Ze waren getrouwd èn hielden beiden van mensen van hun eigen sekse. Van zulke relaties zijn wel meer voorbeelden, maar mijn ouders gingen nog een stapje verder. Omdat ze wisten dat buitenechtelijke liefdesrelaties hun huwelijk geen schade zouden berokkenen, liet de een de ander daarin compleet vrij. Het lijdt geen enkele twijfel dat ze meer van elkaar hielden dan de meeste paren na verloop van tijd. In veel “normale” huwelijken kennen man en vrouw elkaar te goed; ze hebben elkaar niets nieuws meer te bieden. Vita en Harold zorgden ervoor dat ze tot op zekere hoogte gescheiden levens hadden. Ze gingen meestal apart op vakantie en zelden samen naar een feest. Gastvrouwen begrepen dit op den duur en nodigden òf hem òf haar uit. Bovendien beoefenden ze wat hun schrijfwerk betrof verschillende genres. Vita schreef poëzie en reisboeken; mijn vader biografieën en politieke en historische boeken. Hoewel ze daarnaast allebei romans schreven, voltooide mijn vader er slechts twee, terwijl Vita er een stuk of twintig schreef. Ze was echter niet iemand die erg veel om haar fictieve werken gaf, ze wilde vooral herinnerd worden vanwege haar lange gedichten: The Land en The Garden. Desondanks is ze bekend geworden door All Passion Spent en door The Edwardians dat ze alleen maar had geschreven om geld te verdienen, om mij en mijn broer op school te houden. Mijn vader was in die tijd werkzaam in de diplomatie en de salarissen van diplomaten waren erg laag, dus Vita moest het geld verdienen.’
In een van de brieven die Vita aan Harold schreef tijdens haar liefdesaffaire met Violet Trefusis, staat: ‘Ik vis en ik vis en soms vang ik een lief klein forelletje, maar nooit die grote zalm die spartelt en mij ervan overtuigt dat-ie vecht voor zijn leven.’ Een cryptische analogie die om uitleg vraagt.
‘Toen Vita een verhouding had met Violet Trefusis en met haar wegliep, voelde ze zich verschrikkelijk schuldig. Daar had ze alle reden toe. Ze behandelde mijn vader zeer slecht terwijl ze nog steeds heel veel van hem
| |
| |
hield. Toen ze schreef dat ze verlangde naar een grote spartelende vis, bedoelde ze waarschijnlijk dat ze wilde dat mijn vader voor haar vocht. Hij was niet de grote spartelende forel aan haar hengel waarnaar ze zocht, hij was geen vechter, niet op die manier. Hij had zijn eigen methode om Vita terug te winnen. Die methode was de enige juiste in deze situatie. Mijn vader had immers te maken met een zeer vastberaden en wilskrachtige vrouw die bereid was alles op te geven voor haar liefde voor Violet, zelfs hem. Hij wist dat als hij zou proberen haar met kracht tegen te houden zoals een Spanjaard gedaan zou hebben - wat zij eigenlijk wilde - hij haar dan zou verliezen. De enige manier om haar terug te winnen was haar constant te herinneren aan haar liefde voor hem en aan zijn liefde voor haar, en aan de tweederangs liefde die zij voor Violet voelde. Door haar daar voortdurend op te wijzen, en niet op haar verplichtingen, won hij haar terug. Later zei hij nooit: “Ik heb deze strijd gewonnen.” Het was altijd: “Wij hebben deze strijd samen gewonnen.” Omdat ze samen uit die crisis kwamen, was de rest van hun huwelijk idyllisch gelukkig.’
Toch was er een belangrijk verschil tussen de passionele relaties die zij met vrouwen had en haar huwelijk met Harold.
‘Haar liefde voor Harold was veel diepgaander dan haar liefde voor wie dan ook. De relatie met hem betekende voor haar veel en veel meer dan al haar affaires. Vita hield van mijn vaders intelligentie, zijn kennis, zijn liefde voor literatuur, zijn humor, zijn vrolijkheid en zijn kameraadschap. En hoewel ze verlangde naar een dominante, meer mannelijke man, waardeerde ze toch zijn tederheid, zijn tact en zijn begrip. Hun huwelijk was niet alleen succesvol omdat ze verschillende karakters en relaties hadden, maar ook omdat ze elkaar respecteerden en dezelfde normen en waarden deelden. Ze dachten hetzelfde over bepaalde politieke en culturele waarden; ze genoten samen van boeken, schilderijen en muziek; ze hielden ervan samen te zijn, te praten, te reizen en dingen te zien in Frankrijk, Italië en Holland. Het enige dat Vita bij Harold miste en wat ze wel bij de andere geliefden vond, was het lichamelijke element. Want ook al hadden ze twee zonen, na mijn geboorte sliepen ze niet meer samen. Vita hield van Harold, maar er was een verschil tussen haar liefde en haar lusten. Haar verlangen werd alleen gewekt door mooie jonge vrouwen, niet door mannen. Zij heeft slechts één keer een korte verhouding gehad met een man, Geoffrey Scott, maar die affaire eindigde heel snel. Toch was ze
| |
| |
niet erg aardig voor de vrouwen die haar bekoorden. Ze pikte ze op en liet ze vallen. Maar ze vergaven het haar altijd weer. Als je haar brieven en haar gedichten leest, dan was Vita op middelbare leeftijd een soort mannelijke versierder. Ze had veel, veel vriendinnen en schaamde zich daar absoluut niet voor.’
Virginia Woolf schreef dus niet voor niets over Vita: ‘Ze wordt verliefd op iedere mooie vrouw, net als een man.’ Maar ook Harold had een bijzonder liefdesleven.
‘Zeker, hij had zijn eigen korte liefdesaffaires met mannen. Die affaires waren, en dat geldt voor beiden, nooit met mensen van lagere klassen, ik bedoel, niet met sloeries of prostituées. Het waren altijd mensen van hun eigen klasse, hun eigen cultuur. Voor Harold betekenden deze affaires niet zoveel; voor Vita wel. Ieder wist vaag wat de ander deed en ze ontmoetten eikaars vrienden. Sommigen kwamen hier zelfs een of twee keer logeren. Wij kinderen wisten van niets. Een vriendin van Virginia Woolf bijvoorbeeld zei eens tegen mij toen ik slechts twaalf jaar oud was: “Ik neem aan dat je weet dat Virginia van jouw moeder houdt.” Waarop ik antwoordde: “Natuurlijk doet ze dat, dat doen we toch allemaal.” Op die onschuldige manier. Langzamerhand werd me duidelijk wat er werkelijk aan de hand was, maar omdat het zo'n traag proces was, heeft het me nooit geschokt. We spraken noch schreven er ooit over, terwijl ieder van ons wist wat er gaande was.’
Het kan niet anders of ze moesten compromissen sluiten om met elkaars buitenechtelijke escapades te kunnen omgaan.
‘Ze hadden een soort verdrag gesloten waarin zij expliciet hadden geschreven wat zij van elkaar verwachtten. Vita stelde het zo: “Je moet mij altijd vertellen als je verliefd bent geworden op iemand anders.” Dat was haar eerste regel. Regel nummer twee was: “Je mag nooit meer van die persoon houden dan van mij.” En nummer drie was: “Je moet altijd weer bij mij terugkomen.” Zij op haar beurt hield zich aan die regels. Ze vertelde Harold altijd wanneer er iemand op emotionele of lichamelijke wijze in haar leven was gekomen. En daar zij zich niet voor hun relaties schaamden, ontmoetten hun vrienden elkaar ook wel eens. Het kon gebeuren, met name op Long Barn, dat beider geliefden tegelijkertijd bij ons logeer- | |
| |
den. Meestal echter waren zij geen getuigen van eikaars liefdesaffaires. Zij wisten wat er gaande was en om wie het ging, maar ze hadden genoeg tact, wederzijds respect en vertrouwen om niet te diep in te gaan op de precieze aard van hun relaties.’
Geen van tweeën lijkt problemen te hebben met hun homoseksualiteit. Wanneer we bedenken dat Radclyffe Halls De bron van eenzaamheid in 1928 werd geschreven, zeven jaar na Vita's avontuur met Violet Trefusis, is dat toch opmerkelijk.
‘We spreken hier over de jaren twintig en dertig, en in die dagen was homoseksualiteit tussen twee mannen strafbaar. Je kon naar de gevangenis worden gestuurd als je als man werd betrapt met een andere man. Veel bekende mensen, zoals de acteur Sir John Gielgud en Graham Greene, werden gearresteerd voor het benaderen van mannelijke prostituées. Vreemd genoeg was het niet strafbaar voor lesbische vrouwen om een relatie te hebben. Dat soort relaties bestond gewoon niet in de ogen van het gezag, dus was er geen wet die ze verbood. Harold daarentegen nam een aanzienlijk risico als hij naar Londen, Parijs of Berlijn ging. Want waar hij ook was, hij had overal liefdesaffaires met mensen uit zijn eigen kringen. Hij werd gelukkig nooit betrapt. Bladerend door zijn dagboeken en brieven lijkt het of hij zich daar ook nooit zorgen om maakte. Zowel Harold als Vita voorzagen dat er een dag zou komen waarop zou worden erkend dat mannen en vrouwen gevoelens konden hebben voor hun eigen sekse. Dat hun gedrag niet meer strafbaar zou zijn, of vies of slecht, dat het gewoon een vorm van liefde zou zijn, want dat was het voor hen.’
De veelbesproken vriendschap van Vita met Virginia Woolf staat op dit moment centraal in een toneelstuk in Londen.
‘Dat stuk, Vita en Virginia, geeft een vals beeld van hun verhouding omdat het beide vrouwen dezelfde mate van vermetelheid toekent. Over het hoofd wordt gezien dat Vita eigenlijk erg bang was voor Virginia en dat Virginia veel briljanter als schrijver en prater was dan Vita. Vita was erg verlegen. In gezelschap uitte zij zich moeilijk. Ze kon met veel gemak schrijven, maar in conversaties was ze niet in staat, zoals ze zelf in een van haar romans zei, “de bal te vangen als die naar haar werd gegooid”. Voor Virginia waren zowel het schrijven als het praten echter een kwestie van
| |
| |
leven - woorden, woorden, woorden. Woorden waren haar voedsel.
Bovendien was Virginia tien jaar ouder toen ze hun korte liefdesaffaire hadden. Virginia was vijfenveertig, Vita was vijfendertig. En eigenlijk voelde Vita zich lichamelijk niet erg aangetrokken tot Virginia. Ze prefereerde immers de lichamen van jongere vrouwen. Ze zorgde er natuurlijk voor dat Virginia dit niet te weten kwam, Virginia die nog nooit een liefdesaffaire in haar hele leven had gehad, zelfs niet toen ze trouwde. Ik denk niet dat Virginia na haar huwelijksreis, die geen succes was, ooit nog met Leonard heeft geslapen. Ik verbaas me er nog steeds over dat Virginia zich aan een verhouding met Vita waagde. Zij was het die de aanzet gaf, zij was de verleidster, en niet Vita. Het toneelstuk geeft een verkeerd beeld door Vita als dominant voor te stellen. Als een jonge officier loopt ze met grote stappen over het toneel. Dat was in werkelijkheid niet zo. Zij was veel zachtmoediger en bescheiden, verlegen zelfs in Virginia's bijzijn, en ze was verbaasd dat Virginia haar had verkozen om de enige liefde van haar leven te zijn. Hoe dan ook, hun relatie duurde slechts twee tot drie jaar. Belangrijker dan hun liefdesaffaire was de intieme vriendschap die zij lange tijd onderhielden en de invloed die zij op elkaar uitoefenden. Virginia heeft Vita's schrijven zeer zeker beinvloed, zoals All Passion Spent laat zien. Vita heeft feeling voor fictie gekregen dank zij Virginia. Over All Passion Spent was Vita zeer tevreden. Ik ben het met haar eens dat dit boek veruit de beste roman is die ze ooit heeft geschreven. Het is een van de belangrijke romans van haar tijd.
Net als Virginia was Vita geen feministe in de moderne zin van het woord. Ze geloofde wel dat vrouwen gelijke kansen moesten krijgen maar ze beperkte dat tot de vrouwen van haar eigen klasse: vrouwen uit de hogere klasse en de gegoede middenstand. Die zouden in grotere getale toegelaten moeten worden op de universiteiten, in allerlei beroepen, in de medische wereld. Vita en Virginia waren op een bepaalde manier snobs, dat valt niet te ontkennen. Zij vonden dat de maatschappij was verdeeld in lagen: een klasse-hiërarchie. Er waren mensen die voorbestemd waren, door natuur of door toeval, om bedienden te zijn voor de mensen hogerop. Dat zagen ze niet als iets verkeerds. Ze vonden het natuurlijk en waren ervan overtuigd dat de wereld gelukkiger was als dat zo zou blijven. Het feminisme van Vita school in het feit dat ze erkend wilde worden als individu, los van haar echtgenoot. Ik herinner me keren waarop ze door vreemden die hier op Sissinghurst kwamen, werd aangesproken als Mrs. Nicolson of, later, als Lady Nicolson. Dan sloeg ze diegene bijna in het ge- | |
| |
zicht en zei: “Ik wil niet naar mijn man genoemd worden alsof ik zijn hond ben. Ik ben een individu met mijn eigen karakter, mijn eigen prestaties, mijn eigen carrière en mijn eigen naam.” Wij moesten daar altijd erg om lachen. Mijn vader zou haar nooit aan iemand voorstellen als “zijn vrouw”. Hij zou nooit tegen een vreemde zeggen: “Heb je “mijn vrouw” al ontmoet?” Het was altijd: “Heb je Vita al ontmoet?”’
Toch was Vita een uitzondering. Harolds opvatting over zelfstandige vrouwen was immers niet bepaald progressief. Hij schreef in zijn dagboek: ‘Ik denk niet dat er zoiets is als gelijkheid tussen de seksen. Maar dat durf ik niet tegen Vita te zeggen want dat zal haar zeer zeker van streek maken.’
‘Mijn vader was geboren in 1886, onder het bewind van koningin Victoria. Hij groeide op ten tijde van koning Edward de Zevende. Hij was een Edwardiaan in hart en ziel. Hij erfde van zijn ouders bepaalde vooroordelen en gewoonten. Zo had hij sterke vooroordelen als het om gekleurde mensen ging. Hij had geen Indiase vrienden, laat staan Afrikaanse. Hij was zich zeer bewust van het verschil tussen geschoolde en ongeschoolde mensen. Hij vond dat vrouwen, een uitzondering daargelaten, geen deel uitmaakten van de “mannelijke” wereld, van de politiek en dat soort zaken. Eigenlijk waren ze er alleen maar om te amuseren en geamuseerd te worden, een soort delicatesse die niet tot de essentie van het bestaan behoorde. Harold was altijd erg beleefd tegen vrouwen. Hij genoot van hun uiterlijk, hun kleding. Maar als hij bijvoorbeeld zitting nam in een commissie, zeg voor de London Library of de National Trust, en er was ook een vrouw aanwezig, dan reageerde hij argwanend: “Wat doet zij hier?” Vita nam nooit zitting in commissies of iets dergelijks, dus dat vormde geen probleem. Ze claimde slechts op twee “mannelijke” terreinen haar rechten: ten eerste dat zij erkend zou worden als schrijfster, met haar eigen rechten en met haar eigen naam, Vita Sackville-West. En ten tweede moest duidelijk zijn dat Sissinghurst haar eigendom was. Want zij had het gekocht, met haar geld.
Harold gaf echter toe dat vrouwen als Lady Ashquith en Violet Bonham-Carter buitengewone capaciteiten bezaten die acceptabel zouden zijn in de “mannelijke” wereld. Ook Vita, zijn vrouw, rekende hij tot deze categorie vrouwen. Bovendien konden professionele gastvrouwen als Lady Colefax en Lady Cunard een belangrijke rol spelen in het openbare leven
| |
| |
bij het organiseren van lunches en diners. Een rol die een man niet kon innemen, alleen de gedachte daaraan was al belachelijk. De manier waarop deze gastvrouwen hun gasten bij elkaar brachten en conversaties stimuleerden, was goud waard.
Harolds opvattingen over de deelname van vrouwen aan de “mannelijke” wereld gaven echter nooit aanleiding tot conflicten tussen hem en Vita. Net zoals zij hem alle vrijheid gunde, liet hij haar zoals gezegd volledig haar eigen gang gaan. Bovendien gaf het huwelijk met Harold Vita veiligheid en bood het haar het nodige tegenwicht aan haar verlangen naar passie en avontuur. En het werkte. Hun huwelijk was zeer bijzonder, maar het werkte.’
Dit interview werd afgenomen op Sissinghurst Castle, 22 oktober 1993 voor de korte documentaire That part which is so tempted, een film van Corien Bakker gemaakt als onderdeel van haar studie Audiovisuele Vormgeving aan de Academie St Joost in Breda
|
|