koe me weg, en woedend gaf ik haar een mep op haar neus. Vervolgens keek ze me aan met een (ondraaglijke) verwijtende blik; ging liggen; en toonde me haar uier waar donker bloed uit kwam. Toen begreep ik dat ze me, om zich aan mij kenbaar te maken, een kleine misvormde speen liet zien, en dat ze me duidelijk maakte dat ik vaak moeite had gehad deze speen te melken.
De belangrijkste indruk die ik van deze droom overhield, was dat de andere koe belangrijker probeerde te zijn dan mijn eigen koe, en dat die bloedende uier van mijn eigen koe ondraaglijk meelijwekkend was.
God in de leegte.
Dit is de uitzonderlijkste droom die ik ooit heb gehad, en tijdens het dromen was ik me ervan bewust dat ik er een gedicht over moet schrijven. Het was een droom in de ruimte. God was zo kwaad op het hele universum dat hij besloot alles te vernietigen, tot en met het kleinste deeltje van het lichtste atoom. Dus toen was er niets meer over - geen materie, geen krachten, geen energie, niets - alleen nog Gods geest, eenzaam achtergebleven in iets dat leger was dan onze voorstelling van de leegste ruimte.
Ik was bezorgd omdat ik niet wist of God opnieuw aan een schepping zou beginnen.
Ik weet niet meer wanneer ik deze droom had, maar het was na de atoombom - een tijdje daarna - ongeveer een jaar.
Ik droomde dat ik in de Moulin des Ruats was met Anna. We sliepen in dezelfde kamer, een heel eenvoudig maar fatsoenlijk kamertje, met twee bedden, elk tegen een wand, en zij hield me wakker door hardop toespraken voor de minister-president te houden. Dit ergerde me zo mateloos dat ik opstond, de gang op liep en door een deur ging waardoor ik in een volkomen ander deel van het huis kwam. Hier waren de kamers groot en hoog, luxueus gemeubileerd met sofa's en grote meubelstukken en met overal grote vazen vol prachtige bloemen; vooral grote ro-