Soms laat ik het, soms pak ik een spade. Vroeger zat die spade permanent in mijn hand, ook 's nachts.
Drie: wat vensterbanken en een klein stadsterrasje waar potten en bakken mij het leven zuur maken omdat ik zelf ook in de zon wil zitten. Maitresses of luizen zitten mee. Sweeps ofmieren op vier-hoog. Het jaar rond dient er iets te bloeien en vakanties zijn zorgelozer (wat het terras betreft) sind ik de chipgestuurde waterautomaat kocht.
Te vaak sta ik op een denkbeeldig zebrapad tussen deze tuinen in en heb dan het gevoel dat het bestaan niets anders inhoudt dan werken en steeds één straatlengte achter al die levende have aanhollen, wat leidt tot gedeprimeerd zijn, wat weer perfect kan worden gesust door omgang met diezelfde have. Dit fenomeen raakt eveneens de kern van tuinieren, en dat brengt mij bij de vierde tuin.
Ten tijde van de letter a en later had ik nooit kunnen denken dat mijn horticulaire carrière nog eens zou belanden in het stadium van zich generen afgewisseld met het verlangen naar zeer gemene vraat of een fatale schimmel die alle tuinen hier ten lande velt, inclusief mijn eigen bedoeningen. Bulldozer-visioenen. Mijn vierde tuin ziet er namelijk precies zo uit als alle vierde tuinen van horden medelanders - medelandsters om preciezer te zijn - sind tuinieren een hype is en zich vooral in drukwerkvorm afspeelt. Allemaal laten wij ons paaien door glossy opnamen van heftig bebladerde, beklinkerde, mudvol beplante modeltuinen, vol groei en bloei en meubeltjes op diverse plekjes, omzoomd door hebbedingetjes met rustieke roest. Begeleidende teksten van minimale lengte spreken je op hun hurken toe of, zoals een glimmende avro-serie deed: op hun buik. Zag je een roos, vermeldde de ondertitel ‘roos’. En altijd mooi weer, namelijk nooit overdag bij volle zon, want dat fotografeert zo plat.
Omdat wij tenslotte maar mensen zijn, is er altijd wel een beeld dat in onze kraam te pas komt, al vinden wij natuurlijk stuk voor stuk dat dat een absoluut unieke kraam is. Wetende dat er minstens negen tuintijdschriften regulier te koop liggen, woon-, leefstijl- en culibladen met plichtmatige tuinitems, het eerste tijdschrift op cd-rom já, natuurlijk ook met een tuinbestand; constaterende dat de tuinen in die bladen er allemaal hetzelfde uitzien, dus van neoromantische steenkolen-Engelse saus uit een pakje, gekruid met vijvers van soepkomformaat en nostalgisch gedeukte gieters; ziende dat ik samen met duizenden deze blaadjes blijf aanschaffen als was het dope, zit er alles bijeenvegende maar één einduitslag in. Met haar allen houden wij een adverteerdersboom, een gelukzalige ‘groene’