In de trein terug dacht ik na over die wonderlijke ontdekking dat ik aan de beeldtaal van een dochter het lot van de ouders had afgelezen. En toen, de ene stap volgde op de andere, drong zich de vraag bij me op: ‘En ik? Hoe zit het bij mij? Heb ik in mijn gedrag ook van die dwingende patronen?’ Ik hoefde geen moment te aarzelen over het antwoord.
Ik had me al vaak afgevraagd waarom ik zo'n hekel aan de nacht had. Niet dat ik bang was voor het donker, integendeel, ik voelde geen enkele angst als ik 's nachts alleen van de stad naar het dorp waar ik woonde, fietste. Maar als ik naar mijn slaapkamer ging en in bed stapte, was het soms of er een ander wezen bij me was, een schaduw, een dier dat langs me streek en me een hol gevoel van weerzin gaf. Wie was die duistere gedaante?
Er was nog iets waarover ik me vaak had verwonderd. Waarom hield ik niet van een dak boven m'n hoofd? Vrijwel iedereen die ik kende, rolde zich behaaglijk als een slak op in zijn huis en voelde zich daar veilig. Maar ik wilde altijd weg, de deur uit. Weg van iets dat op me drukte. Onder een jagende wolkenhemel was ik meer op m'n gemak dan onder een plafond. Ineens het inzicht.
Ik droeg een keten van emoties met me mee die van lang geleden, van voor mijn geboorte dateerde. Een oorlogsketen. Ik hield, zonder dat ik het wist, een touw vast waaraan een dier zat, een monster dat oorlog heette. Dat monster had mijn vader, die drie jaar lang dwangarbeider in Duitsland was geweest en nooit had kunnen praten over de verschrikkingen van die jaren, verslonden.
Onlangs zag ik eenzelfde ervaring verwoord door Dons Lessing, in haar autobiografie Onder mijn huid. Zij is geboren in 1919, een jaar na de Eerste Wereldoorlog. Haar vader was ernstig gewond geraakt tijdens die oorlog en was razend over de zinloze vernietigingszucht van die tijd. Ik ben geboren in 1946, een jaar nadat mijn vader machteloos van woede terugkeerde uit de Tweede Wereldoorlog.
‘We zijn allemaal gevormd door de oorlog, vervormd en verminkt door de oorlog, maar we lijken het niet te zien’, schrijft Dons Lessing. ‘Voor de grap heb ik wel eens gezegd dat ik door de oorlog ter wereld ben gebracht. Maar het was geen grap. Ik voelde een soort donkergrijze wolk, een soort gifgas over mijn kindertijd hangen. Later heb ik mensen getroffen met dezelfde ervaring. Misschien komt het door de oorlog, dat ik die moeilijke, paniekerige drang heb om te ontsnappen, die gespannen weerzin tegen waar ik net nog was, alsof er daar iets kan ontploffen of me aan mijn benen naar beneden kan trekken.’