Wat is nu het determinerende belang van deze mimesis? En waarom is het een dubbelzinnig geschenk?
Het navolgen stelt ons weliswaar in staat onze vermogens op unieke wijze te ontwikkelen, maar het brengt ons ook rechtstreeks in conflict met soortgenoten, leidend tot geweld. Aan mimesis is namelijk onlosmakelijk het navolgen van de begeerte van de bemiddelaar gekoppeld waardoor wij ook gaan begeren wat de bemiddelaar zelf begeert. Dit levert de driehoek van de mimetische begeerte op.
Wie begeert wat een ander begeert, komt met die ander in conflict. Er ontstaat afgunst en nijd. Dit nu vormt de grote ontdekking van Girard. De verbijsterde bemiddelaar die niet beseft dat het de eigen begeerte is die de verblinde navolger op hetzelfde idee bracht, zal zijn bezit verdedigen. Voedsel, wapens, land, water, partners, vee, kostbaarheden: aanleidingen tot begeren te over. In tijden van rust en orde worden bij voldoende voedsel en te begeren bezittingen, dergelijke conflicten dank zij het redelijk functioneren van normen en taboes, in het algemeen opgelost. Maar tijdens crises - natuurgeweld, terreur van buitenaf door oorlog of van binnenuit door tirannie, hongersnood of epidemieen - ontstaat in de strijd om te overleven een op hol slaand mimetisch navolgen van iedereen door iedereen. Door de algehele machteloosheid ontstaat bovendien de waangedachte dat iemand schuld heeft aan alle ellende. Wie schond taboes waardoor als straf de hele gemeenschap ten onder dreigt te gaan? Welke verdorvene heeft het op zijn geweten en brengt onheil over de gemeenschap?
In een blinde poging de crisis te bezweren wordt dan tijdens het zoeken naar een schuldige juist die groepering uitgekozen die reeds als ‘marginaal’ werd ervaren. Op de leden daarvan worden allerlei schulden geprojecteerd die tot de taboes behoren. Zij zouden zich met opzet schuldig hebben gemaakt aan bedrog, overspel, diefstal, incest, kindermoord, het boze oog et cetera. Zij die nauwelijks beantwoorden aan het geldend ideaal, dat wil zeggen: de zwakken of afwijkenden - geestelijk of lichamelijk gehandicapten, andersdenkenden, joden, zigeuners, homofielen, vrouwen - laden de toorn op zich. Zij die dus slachtofferkenmerken vertonen - zoals Girard die treffend noemt - worden de zondebokken. In het daarop volgend, nietsontziend proces worden zij uit de gemeenschap gestoten en vaak vermoord.
Na het uitdrijven van de onschuldige doch als slecht en schuldig ervaren zondebok(ken), kan de rust tijdens een milde crisis binnen de gemeen-