| |
| |
| |
[Nummer 43]
| |
| |
| |
Truusje van de Kamp
Alles is een innerlijk zoeken
Nathalie Sarraute en de noodzaak van het schrijven
Al meer dan zestig jaar werkt de Franse schrijfster Nathalie Sarraute (1902) gestaag aan een oeuvre dat zonder twijfel tot een van de belangrijkste van de moderne literatuurgeschiedenis kan worden gerekend. Ze was niet alleen een van de vooraanstaande figuren van de Nouveau Roman, maar kan zelfs als een voorloper ervan worden beschouwd omdat zij reeds in haar eerste werk Tropismes, 1939, richting gaf aan de ontwikkeling van de moderne roman. In haar essaybundel L'ère du soupçon, 1956, waarvan zij het titelessay uit 1950 beschouwt als een makeringspunt waarna een nieuwe romanopvatting eindelijk algemeen ingang vond, heeft zij de vernieuwing waar de roman volgens haar om vraagt, uiteengezet. Deze is noodzakelijk omdat de personages uit de traditionele roman niet meer in staat zijn de psychologische werkelijkheid te dragen. Het psychologische element heeft zich evenals het picturale element losgemaakt van het voorwerp waarmee het een eenheid vormde. Om die reden moet het zoeken van de romanschrijver met alle kracht gericht zijn op een nieuw psychologisch gebied dat los van de romanfiguur staat. Niet de psychologische analyse van het karakter van de personages, maar het onderzoek naar het opdiepen en in beweging brengen van onbekende, anonieme psychische krachten, daar kan, zegt Sarraute, geen enkele moderne roman meer omheen.
Vanaf haar debuut Tropismes houdt zij zich bezig met het onderzoek naar de wortels van het literaire werk, naar dat wat aan de woorden voorafgaat. Die nog naamloze werkelijkheid vormt de bron van de innerlijke ervaringen en gewaarwordingen die haar tot het schrijven hebben aangezet en die zij als tropismen heeft omschreven. Met een in de loop der jaren niet veranderde gedrevenheid heeft zij deze tropismen tot het centrale en enige thema van haar levenswerk gemaakt. Zij gaat ervan uit dat de taal daarbij essentieel is en het schrijven een noodzaak. Alleen tijdens het schrijven, met behulp van de taal kunnen die innerlijke bewegingen die zelf niet in woorden zijn uit te drukken, worden weergeven. De paradox van haar schrijfmethode is dat zij een taal tracht
| |
| |
te vinden die de onzegbare, innerlijke bewegingen kan verwoorden. Haar onderzoek richt zich dan ook niet op de woorden op zich, die zijn versleten en gebruikt, maar op de ruimte tussen en in de woorden, de stiltes, de gebaren, gedachten en gevoelens, de mens zoals hij is voordat hij tot spreken overgaat. Wat Sarraute in haar romans via gesprekken door anonieme personages of zoals in Kindertijd via een dialoog met haar dubbel ik tracht op te roepen is een sous-conversation.
Niet wat wordt gezegd, maar juist wat de woorden maskeren is belangrijk. Als schrijfster beweegt Sarraute zich ergens in die onbekende ruimte tussen taal en leven. Zij schrijft van binnenuit, haar dagelijkse ik maakt zij ondergeschikt aan de consequenties van die innerlijke ruimte, een leegte waarin in tegenstelling tot het leven van alledag nog van alles mogelijk is, een soort open bewustzijn, dat gevoelig is voor de tropismen. Door middel van de techniek van uitvergroting en vertraging, door elk detail, elke gewaarwording op te blazen tot een immense proportie, door de tijd stil te zetten bezet ze de ruimte tussen en in de woorden. Door een heel precies wikken en wegen van metaforen, vraag en antwoord, het gebruik van spreektaal, halfafgemaakte zinnen en tussenwerpsels tracht zij het hele proces, vanaf het begin wanneer de woorden op onverklaarbare wijze uit het niets opdoemen tot het scheppen van nieuwe beelden, op gang te brengen. Zij trekt als het ware het ventiel uit de taal waardoor de tropismen kunnen ontsnappen, en de werkelijkheid kan worden veranderd en verdubbeld met een tweede, psychische werkelijkheid.
Je ne suis rien d'autre que ce que j'ai écrit, merkte Sarraute ooit op; ze heeft een grondige hekel aan interviews. Toch heeft zij in talrijke gesprekken haar standpunten verduidelijkt. Een alfabetische compilatie.
autobiografie - Gebeurtenissen vertellen, de verhalende vorm is mijn stijl niet. Dan moet je verwijzen naar feiten die echt zijn gebeurd, je bent minder vrij. Ik kan alleen impressies en gevoelens beschrijven in een poëtische vorm. Kindertijd is geen autobiografie. Het zijn niet-chronologische brokken jeugdherinneringen, de tropismen uit mijn kindertijd. Ik wilde enkele bewegingen vastleggen met een meer algemene draagwijdte. Er komt geen vervolg, ik wil mijn leven niet voor het publiek openstellen. Mijn uiterlijke leven en het innerlijke zoeken waarover ik schrijf, zijn twee gescheiden dingen, heel verschillend.
dialoog - Ik probeer duidelijk te maken wat de dialoog verhult, dat wat ik sous-conversation noem, de onderhuidse spanningen die soms aan de oppervlakte ko- | |
| |
men. Niet de schijnbare onsamenhangendheid van het geklets interesseert me, maar het onbekende, de voelbare, zwaarwegende consistentie van alles wat er achter zit. Clichés, gemeenplaatsen, daar bestaat het dagelijks leven uit, waarom zou je daar op afgeven? Je hoeft ze zelfs niet te wantrouwen: als het mooi weer is, is het mooi weer. Maar waarom ik die dingen zeg, op welke toon, dat interesseert me. In mijn romans gaat het om de scheiding tussen de sous-conversation, het onuitgesprokene, en daar duidelijk van onderscheiden de uitgesproken woorden. Ik toon hoe mensen op elkaar inwerken als stofzuigers, hoe je je soms tegen je zin tot confidenties laat verleiden en onder invloed van anderen dingen zegt die je nooit had bedoeld, die tegenstrijdig zijn aan wat je denkt. In Entre la vie et la mort en Enfance heb ik de dialoogvorm toegepast om mezelf te ontdubbelen. Die tweede ik waarmee ik converseer, is een dubbelganger die me controleert en vragen stelt: is dit wel waar? Overdrijf je niet? Als je schrijft, dan dialogiseer je altijd met jezelf. Je vraagt je af of iets wel goed is geschreven, of je het juiste woord hebt gebruikt.
écriture féminine - Een krankzinnige gedachte. Noem één viriele schrijver? Virginia Woolfs woorden hebben nog niets van hun geldigheid verloren: ‘Het is fataal voor iedereen die schrijft aan zijn sekse te denken.’ Grote schrijvers zijn androgyn. Hoe had Flaubert ooit Madame Bovary kunnen bedenken als hij zelf niet iets vrouwelijks in zich had? Praat me niet van Hélène Cixous. Zij goochelt met woorden, dat heeft niets met literatuur te maken. Het bedenkelijkste is dat ‘vrouwenliteratuur’ geen enkele basis heeft, niets om op voort te bouwen. Flaubert, Baudelaire noem maar op, is allemaal verboden waar. Als je alle ‘mannenliteratuur’ overboord zet, wat houd je dan in hemelsnaam over?
film - Je kunt mijn boeken vergelijken met vertraagde films waarop je het gras kunt zien groeien, bewegingen zó subtiel dat ze bij opnamen op gewone snelheid onzichtbaar blijven. Ik laat zien wat er gebeurt wanneer de camera voor een bepaalde tijd wordt stilgezet.
lezer - Een goede lezer is een schepper. Hij neemt geen genoegen met het overgedragene, hij wil verder gaan, een stukje van het tot nu toe onbekende opvangen. Evenals de schrijver moet hij zijn aandacht concentreren op het opdiepen van onbekende, psychische krachten.
nouveau roman - De Nouveau Roman begon bij L'ère du soupçon. Toch was deze beweging geen homogeen gezelschap. Robbe-Grillet en de anderen verweten mij de belangstelling voor de psychologie. Wat ons verbond, was het streven naar een andere romanvorm, de afkeer van verhaaltjes en altijd maar die personages van vlees en bloed. Het resultaat is dat er nu een veel grotere vrijheid heerst op literair gebied, er is meer ruimte voor experimenten. Schrijvers èn publiek hebben meer belangstelling gekregen voor romantechnische aspecten. Sartre noem- | |
| |
de in zijn voorwoord van Portrait d'un inconnu mijn boek een anti-roman omdat ik me niet bedien van traditionele personages. Maar ik beschouw het wel degelijk als een roman. Voor de roman bestaan geen strakke regels. De roman spiegelt geen wereld, hij verandert de wereld. Iedere grote romanschrijver heeft niets anders gedaan. Balzac is een groot schrijver niet omdat hij een groot verteller was, maar omdat hij een visionair was, een dichter en ook een schepper van nieuwe uitdrukkingsvormen. Die vormen worden ook weer traditioneel, dan moeten zij opnieuw worden gebroken. Het is de aantrekkingskracht van iets dat men zoekt en nog niet werkelijk kent. Voor de romanschrijver bestaat er niet zoiets als een ‘school’, de roman transformeert zich voortdurend. De enige invloed die schrijvers op hun jongere collega's mogen en moeten uitoefenen, is het bevrijden van de vorm. De grote lessen die ik vooral van Proust, maar ook van Joyce en Céline, heb geleerd, is dat er geen vaststaande vorm voor de roman bestaat. Ik heb nooit geprobeerd hen te repeteren. Schrijvers die de vorm van een Balzac, een Stendhal overnemen, kunnen nooit iets goeds maken omdat zij de wereld zien door de bril van een ander. Net zomin als de schrijvers van nu de nouveau roman moeten imiteren. Je moet naar andere wegen zoeken als je niet steeds in
hetzelfde kringetje wilt blijven ronddraaien.
personage - Mijn personages horen zonder uitzondering tot de hypergevoelige naturen, door een enkel woord of gezegde raken ze totaal uit hun doen. Voor man en vrouw gebruik ik altijd ‘il’, als neutrale aanduiding. Ik zou ook ‘elle’ kunnen zeggen, maar ik spreek liever van ‘il’, dat is neutraal. Er is dan geen verschil tussen man en vrouw. Het neutrum is voor mij het menselijk wezen. Iedereen is samengesteld uit allerlei eigenschappen en personages. Naar buiten toe zijn wij een geheel, een ‘ik’, maar innerlijk bestaan we uit zeer velen, een ‘wij’. Daar zijn we alles tegelijk, een assemblage van onbekende en oneindig veel delen.
schrijven - Als ik schrijf, heb ik veel pret. Als meisje hield ik al van schrijven, ik imiteerde de klassieken. Later wilde ik niemand meer kopiëren. In 1932 vond ik opeens een vorm voor de dingen die ik sterk voelde, waar ik in gedachten steeds mee bezig was en dat nog niet was beschreven. Ik wilde onder woorden brengen wat nog geen naam heeft, wat zich verschuilt achter de meest banale gesprekken, achter de meest alledaagse gebaren. Die innerlijke bewegingen heb ik niet ontdekt, ze dienden zich aan, ik heb ze op die manier gevoeld en opgeschreven. Daarna wilde ik andere vergelijkbare bewegingen op het spoor komen die nog niet waren beschreven. Ik vond dat interessant, het dwong me een eigen vorm te vinden, een onbekend gebied binnen te treden. Wat ik doe is anders, is elders. Is het poëzie of proza? Ik weet het niet. Wat me interesseert, is onderzoek doen. Het zoeken naar die bewegingen is een innerlijke ontdekkingstocht. Essentieel voor een schrijver is
| |
| |
dat hij zich bezighoudt met puur persoonlijke dingen. Wat ik schrijf, behoort mij alleen toe, een klein domein waarin ik heer en meester ben, waarin ik me thuis voel, maar ook voortdurend bang ben om te verdwalen. Ik heb nooit gedacht om van methode te veranderen. In mijn onderzoek naar de innerlijke bewegingen vind ik alles wat ik wil vinden. In dat gebied kan ik verder komen, steeds verschillende vormen vinden. Maar het is wel steeds dezelfde substantie.
Nathalie Sarraute, 1905
N.S. par Mimica Cranaki et Yvon belaval, 1965
tropismen - Mijn eerste teksten waren spontane expressies van zeer levendige indrukken. Al schrijvende merkte ik dat die impressies werden opgewekt door zekere roerselen waarop mijn aandacht sinds mijn kindertijd was gefixeerd: de tropismen. Het zijn niet-waarneembare, innerlijke bewegingen van de geest die onze gedragingen beïnvloeden en die zich onder de taal bevinden. Tropismen zijn geen psychoanalysen, ze hebben niets met Freud te maken. Ik zoek naar dingen die vrijwel geheel in het bewustzijn liggen! Ik analyseer die niet. Je kunt op al die gewaarwordingen geen kant-en-klare woorden plakken, zoals macht, liefde, haat, je weet niet wat het is. Het is iets dat onder de oppervlakte verborgen zit, aan de wortel van het gevoel. Ik zie het van binnenuit, het draagt nog geen naam. Maar ik beschrijf het wel in woorden. Sartre heeft in zijn inleiding bij Portret van een onbekende te veel nadruk gelegd op het willekeurige karakter van het fenomeen dat ik probeer te beschrijven. Hij vergelijkt de tropismen met de wriemelende, weke massa die naar alle kanten probeert weg te glippen wanneer je een steen optilt. Maar ik zie deze tropismen wel degelijk als een nauwkeurig omschreven mechanisme, waarvan de werking op een zekere wetmatigheid berust. Die bewegingen beschrijf ik heel precies, als het mechanisme van een horloge. Ik probeer helderheid te scheppen in de dingen die gebeuren. Ik laat niet iets mysterieus zien. Ik probeer juist zo veel mogelijk te tonen wat er is, maar nog niet was opgemerkt. Ze waren misschien geheimzinnig, die kleine plekjes die ik laat zien, maar eenmaal opgeschreven zijn ze het niet meer. Bij beetjes probeer ik te verhelderen wat duister was. Het gaat niet om diepere, maar om minder bekende, psychische impulsen. Ook die zullen ooit vertrouwd zijn, dan zullen de tropismen net zo gangbaar zijn als het karakter van de romanpersonages.
werkelijkheid - De werkelijkheid mengt zich nooit in mijn boeken. Op het niveau van die bewustzijnslaag waarin ik werk, is er geen relatie met de buitenwereld. Alles is een innerlijk zoeken. De tropismen worden niet beïnvloed door gebeurtenissen van buiten. De literatuur heeft daar niets mee te maken. Proza is
| |
| |
geen reflectie op het bestaan. Proza is kunst. De schrijver is altijd gedwongen zich af te schermen, de deur naar buiten te sluiten. Hij zoekt steeds in zijn eigen domein, dat niets te maken heeft met wat voor gebeurtenissen dan ook.
woorden - In de literatuur gaat het niet om alledaagse of wetenschappelijke betekenissen, maar om een magma van ervaringen en waarnemingen die zich in beelden, metaforen kunnen uitdrukken. Het is de kunst die woorden zo te groeperen dat in de betrekkingen tussen de woordgroepen deze nog niet uitgesproken ervaringen taal worden. Dat is erg moeilijk. Daarom luistre ik altijd heel langzaam naar de woorden als ik schrijf. Ik schrijf en spreek hardop tegelijkertijd. De literatuur zal altijd achterlopen bij de beeldende kunst omdat zij zich bedient van woorden die uitgehold zijn, een bepaalde betekenis hebben. En het is niet eenvoudig die een nieuwe betekenis te geven. Met woorden is het veel moeilijker een nieuw universum te betreden dan met kleuren. Van alle kanten stromen voorstellingen en betekenissen toe, die alle naar iets verwijzen. Probeer je die betekenissen geheel uit te drijven, dan ontstaat er niet een nieuwe abstracte literatuur die met akoestische prikkels opereert, maar kan de lezer op de plaats van de auteur zijn eigen betekenissen in de taalvormen leggen. Dat is niet goed, dan is de lezer luier dan de schrijver, en het zullen triviale, gangbare betekenissen zijn. Een volledige stilstand in de betekenisvorming kan niet plaatsvinden. Maar we zijn de abstracte kunst wel een stuk genaderd.
Literatuur
|
J. Brokken, ‘De nouveau roman is nooit een echte groep geworden’, in: Haagse Post, 25 februari 1978. |
G. Decoene, ‘Ik ben voortdurend bang om te verdwalen’, in: Knack, 8 januari 1986. |
J-L. Enzine, ‘Sarte s'est trompé à mon sujet’, in: Les Nouvelles Littéraires, 30 september 1976. |
M. Pardina, ‘Un entretien avec Nathalie Sarraute’, in: Le Monde, 26 februari 1993. |
I. van der Poel, ‘Grote schrijvers zijn androgyn’, in: Vrij Nederland, 4 maart 1978. |
A. Steenhuis, ‘Ik probeer te verhelderen wat duister was - bij heel kleine stukjes’, in: De groene Amsterdammer, 30 juli 1986. |
A. Steenhuis, ‘Het is moeilijk om van jezelf te houden, je kent jezelf niet’, in: De groene Amsterdammer, 25 oktober 1989. |
|
|