Lust en Gratie. Jaargang 11(1994-1995)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Poëzie [pagina 25] [p. 25] Miriam Van hee de berg eens zijn wij de berg opgegaan daarboven stond een huis dat onze aandacht trok ik zei dat ik gelukkig was jij zweeg, je gaf mij vogelveren met blauw en bruin en wit erin het huis was onbewoonbaar er groeiden bramen in wij vonden de weg naar beneden niet meer, de wind stak op en wij begonnen elkaar verwijten te maken nu rijden we vaak langs de berg we tonen hem aan vrienden zoals je land toont, veroverd op de vijand en ergens moeten nog de vogelveren zijn, wit en bruin en blauw en vindbaar [pagina 26] [p. 26] ze zei dat liefde samengaat met verraad en haalde meer bijzonderheden aan uit ons verleden toen het niet liefde heette maar solidariteit, niet geluk maar het gekozen niveau dat moest gehandhaafd worden toen het niet lukte en wij als haveloze goudzoekers rust zochten, gezelschap, een huis om in te wonen dat samengaan waar zij nu achterkwam hield mij niet bezig dat het verraad was dat het dus liefde was die ons dronken maakte en weer nuchter, slapeloos en arm, die onze stem uitgroef die licht bracht en duisternis [pagina 27] [p. 27] terras in nîmes we gingen zitten in de zon en vroegen iets te drinken maar we hadden geen dorst soms schoven schaduwen van palmen over mijn gezicht we zouden praten maar jij werd zwijgzaam en eenzelvig van het licht alsof het ook op je verleden viel dus gaf ik antwoorden en stelde vragen dat ik de indruk had hier eerder al te zijn geweest of jij nog wist wanneer of het de tweede of al de derde winter was of we gelukkig waren maar ik wist het zelf ook toen schoof jij je stoel van mij vandaan om in de volle zon te kunnen zitten Vorige Volgende