Ontegenzeggelijk heeft die ‘vrouwenliteratuur’ inderdaad een bevrijdende werking gehad en daarbij aandacht opgeëist voor het werk van vrouwelijke auteurs.
Het inhalen van de achterstand, het aandacht schenken aan vergeten literatuur door vrouwen geschreven èn het feit dat literatuur van vrouwen nog te vaak met andere maatstaven wordt bekritiseerd, vormt nog steeds een wezenlijk onderdeel van het feministische project zoals dat bijvoorbeeld bij Vrouwenstudies wordt gerealiseerd.
In de jaren zeventig schreven er ook genoeg vrouwen die onverdroten hun eigen weg gingen. In de jaren tachtig lijkt het literaire klimaat echter veelvormiger en veelzijdiger, ‘veranderlijk en wisselvallig’. Misschien wordt het nu dan tijd het pejoratieve predikaat ‘vrouwenliteratuur’ eens en voor al af te schaffen en de literatuur van vrouwen niet meer afzonderlijk te behandelen. Het etiket ‘vrouwenliteratuur’ werkt immers diskwalificerend. Hier doet zich een pijnlijke paradox voor: schrijfsters die noodzakelijkerwijze opkwamen voor hun eigen beleving van de werkelijkheid en die op deze manier aandacht vroegen voor ‘de ander’ in de maatschappij, kregen uiteindelijk geen positief, maar een negatief stempel opgedrukt en werden genegeerd. Maar het niet opeisen van aandacht betekent onzichtbaar blijven. Dit probleem raakt de complexe vraag, hoe ‘de ander’ (zwart, lesbisch, vrouw), in onze cultuur te beschrijven. Met de nadruk op verschil, of op gelijkheid? Jammer genoeg luidt de wet van Sullerot in ieder geval nog steeds dat vrouwenwerk lager wordt gewaardeerd dan mannenwerk.
Als er sprake moet zijn van demarcatielijnen, dan lopen die, zoals Hella Haasse in Raster aangaf, ‘dwars door geslacht, leeftijd, nationaliteit en taal heen, als gevolg van een instelling, een innerlijke aanleg, die bepaalt hoe wij de werkelijkheid tegemoettreden.’
Niettemin blijkt toch telkens weer dat er, onafhankelijk van de kwaliteit, in literair-sociologisch opzicht wel degelijk een dikke lijn loopt: het werk van vrouwen krijgt nog steeds vaak niet de aandacht dat het verdient. In die zin is het afschaffen van het hokje ‘vrouwenliteratuur’ vooralsnog een utopische gedachte. Op de voor vrouwen ongunstige getallen en percentages is de laatste tijd uit en te na gewezen: volgens schoolboeken bestaan er nauwelijks ‘auteuses’; in overzichtsbundels als Literair Lustrum, Kritisch Lexicon en Het Literair Klimaat wordt nauwelijks aandacht aan vrouwen gewijd; in