Lust en Gratie. Jaargang 8
(1991)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
De ontroostbare engel
| |
De foto IIn het begin was er... de foto. Ik zag haar voor het eerst in de biografie over de Amerikaanse schrijfster Carson McCullers, The Lonely Hunter, van Virginia Spencer Carr.Ga naar eind1 Wie was de afgebeelde meisjesknaap met haar vreemde, verontrustende schoonheid? Haar naam: Annemarie Schwarzenbach, Zwitserse, schrijfster, journaliste en fervent reizigster. Carson McCullers leerde haar in 1940 kennen via Erika en Klaus Mann, de fel antifascistische kinderen van Thomas Mann die waren gevlucht voor het nazi-regime en in de Verenigde Staten een nieuw bestaan probeerden op te bouwen. Onmiddellijk voelde Carson zich tot Annemarie aangetrokken. ‘Niemand in haar hele leven was zo fascinerend en leek haar totale toewijding meer te verdienen’, aldus Virginia Spencer Carr. Hoewel er een vriendschap tussen hen beiden ontstond, werden de erotische gevoelens van Carson McCullers niet beantwoord. Annemarie Schwarzenbach was in een moeizame en ten slotte destructieve verhouding verwikkeld met Margot von Opel. McCullers' passie bleef onvervuld. | |
[pagina 67]
| |
Echo's van deze onbeantwoorde liefde vinden we terug, zegt Spencer Carr, in McCullers' Ballad of the Sad Café en in The Member of the Wedding. Haar roman Reflections in a Golden Eye is opgedragen aan Annemarie Schwarzenbach. En ten slotte is er het verhaal ‘A Tree. A Rock. A Cloud’, dat in 1942 in Harper's Bazaar verscheen en dat in deze Lust & Gratie in vertaling is opgenomen. Dit verhaal had ‘zonder Annemarie Schwarzenbach en zonder Carsons eigen ervaringen met betrekking tot afwijzing ongetwijfeld niet kunnen worden geschreven’, volgens de biografe.Ga naar eind2 Wie was Annemarie Schwarzenbach met wie Carson McCullers zich zo intens identificeerde? Schwarzenbachs naam duikt enige malen op in Klaus Manns autobiografische boek Der Wendepunkt, in de brieven van Erika Mann en in de dagboeknotities van Thomas Mann. Maar pas in 1987 kwam ik meer over haar te weten. In dat jaar verscheen bij een Zwitserse uitgeverij een heruitgave van Schwarzenbachs roman Das Gückliche Tal (oorspronkelijk verschenen in 1939), voorzien van een uitgebreid biografisch nawoord van Charles Linsmayer. Omstreeks die zelfde tijd werden in diverse Zwitserse kranten en tijdschriften ook artikelen over haar gepubliceerd. Sindsdien is er meer werk van Schwarzenbach opnieuw uitgegeven.Ga naar eind3. In 1989 verscheen een biografie.Ga naar eind4. Ondanks deze recente publikaties lijkt Schwarzenbachs leven nog steeds met een waas van geheimzinnigheid omgeven. In 1986 verscheen in de ‘Reizigersreeks’ van de Engelse uitgeverij Virago een herdruk van een boek van Ella Maillart: The Cruel Way.Ga naar eind5 Dit autobiografische reisverhaal heeft als opdracht: ‘Aan Christina In Memoriam’. Dit is dezelfde Christina die in het boek Maillarts reisgezel is en van wie bekend was dat zij in werkelijkheid Annemarie Schwarzenbach heette. In de al genoemde biografie wordt hieraan uitvoerig aandacht geschonken. Het is echter opmerkelijk dat in de inleiding van de Virago-uitgave over dit feit met geen woord wordt gerept. | |
De foto IIAu début était... la photo. Zo begint de biografie L'Ange Inconsolable van Dominique Grente en Nicole Müller. Weer een foto! Er schijnt zelfs iemand te zijn geweest die een ruit van een boekhandel heeft verbrijzeld om de foto van Schwarzenbach te bemachtigen die in de etalage lag. De biografen schrijven: | |
[pagina 68]
| |
Annemarie Schwarzenbach omstreeks 1937. Uit: Das gluckliche Tal.
| |
[pagina 69]
| |
‘Kijk naar die foto. Hoe is het mogelijk niet onder de indruk te geraken van de verontrustende schoonheid van dat fijnbesnaarde gezicht en van de onpeilbare droefheid die uit de blik spreekt. De fascinatie wordt des te groter doordat er onmiddellijk twijfel rijst omtrent de sekse van de gefotografeerde persoon. Hier heerst een volkomen gebrek aan eenduidigheid. Tot aan de blik toe, die strak in de lens kijkt maar in feite naar binnen is gekeerd. Een aanwezigheid die afwezig is, die zich verschanst achter een bijna niet te verwijderen sluier. Een droefheid die, in tegenspraak met de zachte lijnen in het gezicht, iets bedreigends heeft. De fijn getekende lippen zijn nu nog stom, maar het beeld vertelt al heel veel over deze tragische schoonheid.’ (vert. D.S.) Annemarie Schwarzenbachs leven was kort. Zij werd geboren in Zürich in 1908 en stierf in 1942 aan de gevolgen van een fietsongeluk in het Engadin, kort nadat zij was teruggekeerd van een verblijf in de Belgische Congo. Maar bovenal, en dat weerspiegelt haar gezicht, was haar leven tragisch. Zij was het levende symbool, om met haar geliefde dichter Rilke te spreken, van ‘Schoonheid die slechts het begin is van het Verschrikkelijke’.
Annemarie Schwarzenbach bracht haar jeugd door op het landgoed Bocken, vlakbij het dorp Horgen niet ver van Zürich. Zij was de dochter van Renée Schwarzenbach-Wille, dochter van generaal Wille die tussen 1914 en 1918 aan het hoofd stond van het Zwitserse leger. Diens vrouw was een Duitse en bovendien een von Bismarck. In dit autoritaire en militaristische milieu groeide de moeder van Annemarie op. Renée Schwarzenbach droeg alle sporen van deze opvoeding: zij was een fanatieke paardenliefhebster, zij hield van Duitsland en bovenal van het daar opkomende nationaal-socialisme. Het commanderen zat haar in het bloed en zij was de absolute heer en meester van het landgoed. De vader van Annemarie, Alfred Schwarzenbach, bezat in Zwitserland een textielimperium, maar zijn persoonlijheid werd totaal overschaduwd door die van zijn vrouw. Het liefst trok hij zich zoveel mogelijk terug. Renée Schwarzenbach compenseerde het feit dat Annemarie geen jongen was door haar als een jongen te kleden en haar een gedegen jongensopvoeding te geven. Op jeugdfoto's zien we Annemarie respectievelijk in Lederhosen, als Page, als Rosenkavalier, als Soldaat. De moeder modelleerde haar ‘kleine page’, haar ‘klein duimpje’ naar haar eigen wensen, naar haar eigen ‘mannelijke’ verlangens. Zij moedigde zelfs Annemaries pogingen aan andere vrouwen te behagen. | |
[pagina 70]
| |
Kun je je een aantrekkelijker opvoeding voorstellen dan die waarin je als jong en intelligent meisje niet wordt voorbereid op de rol van slaaf voor een of andere middelmatige maar ongetwijfeld rijke heer, zoals in die kringen gebruikelijk was? De progressieve opvoeding en liefde van Renée Schwarzenbach voor haar dochter was echter zo egoïstisch en bezitterig dat Annemarie in een isolement werd gedreven. Haar hele leven zal zij zich niet kunnen onttrekken aan de dominantie en invloed van haar moeder. Net als haar vader trok Annemarie zich terug, in haar geval, al heel jong, in het schrijven. In haar verhalen kon zij zichzelf zijn, kon zij zich uiten over thema's als eenzaamheid en liefde. De biografen spreken dan ook over Schwarzenbachs schrijven als een vorm van innerlijke emigratie. Maar zelfs tot in het gebied van deze innerlijke emigratie strekten de tentakels van Renée Schwarzenbach zich nog uit. De liefde die Annemarie wilde beschrijven, de liefde waartoe haar moeder haar had gestimuleerd en die Renée Schwarzenbach zelf niet vreemd was - zij had jarenlang een geheime verhouding met de beroemde Wagnerzangeres Emmy Krüger - werd door haar moeder gecensureerd. Niet de liefde voor vrouwen was verboden maar het openlijk erover spreken en schrijven was tegen alle conventies. De moeder slaagde er weliswaar niet in haar dochter van het schrijven te weerhouden maar wel haar het ‘belastende’ thema homoseksualiteit te laten verbergen onder een heterovernis. Het is verbazingwekkend hoe ver de loyaliteit van kinderen ten opzichte van hun ouders over het algemeen gaat. Zo ook bij Annemarie. Ondanks de enorme persoonlijke en politieke tegenstellingen blijft zij haar familie haar hele leven in zekere mate trouw. De beloning voor deze trouw was, dat Renée Schwarzenbach aan Annemaries sterfbed niemand van haar vrienden toeliet, dat Annemarie niet werd begraven in haar geliefde Sils maar op de familiebegraafplaats te Horgen, en dat Renée Schwarzenbach zelfs over het graf heen haar macht misbruikte. Toen Annemarie in 1942 overleed, vernietigde haar moeder meteen al het belastende materiaal dat zij in haar dochters huis vond: talloze manuscripten, intieme dagboeken, de correspondentie met Erika, Klaus en Thomas Mann, en met Carson McCullers en vele andere bekende schrijvers van haar tijd. Anita Forrer, aan wie Annemarie Schwarzenbach bij testament haar literaire bezit had nagelaten, verbleef uitgerekend op dat moment in de Verenigde Staten. Hoe kun je iemand kwaadaardiger bejegenen dan door, tegen de wil van de | |
[pagina 71]
| |
overledene in, het werk waar haar hart en ziel in lag te vernietigen alleen maar om het familieblazoen van smetten (lees: homoseksualiteit, drugsgebruik, het nationaal-socialisme van de familie) vrij te houden? De tweeënnegentigjarige weduwe van generaal Wille, Annemaries grootmoeder, met een al even onfrisse mentaliteit als haar dochter Renée, rechtvaardigde het auto-da-fe waarvoor zij ‘de volledige verantwoordelijkheid droeg’ in een brief aan Anita Forrer als volgt: ‘Iemand als Annemarie - die zoveel schreef en met zoveel plezier, en die bovendien altijd zei dat zij nooit, nooit iets tegen de zin van haar moeder zou doen - kan natuurlijk niet verantwoordelijk worden gesteld voor ondoordachte woorden, woorden die trouwens alleen haar en haar alleen schade zouden kunnen berokkenen! Dat zijn zaken die echt geen enkel belang hebben voor anderen, en het minste gevoel voor tact verbiedt dat zij worden misbruikt voor niet al te zuivere doelen.’ (vert. D.S.) Ondanks de verwoede pogingen van de familie Annemarie Schwarzenbachs nalatenschap uit te wissen, zijn er voldoende snippers van haar leven over om het enigszins te reconstrueren. Na eerst vijftien jaar, afgesneden van haar leeftijdgenoten, te hebben geleefd op het landgoed Bocken, ging Annemarie naar een privé-school te Zürich. De laatste twee jaren van haar middelbare schooltijd bracht zij door in een meisjesinternaat in het Engadin. Daarna studeerde zij literatuur en geschiedenis aan de universiteit van Zürich. In 1928 was zij een jaar student aan de Sorbonne in Parijs. Daar verkende zij tevens het artistieke, literaire leven. Omstreeks 1930 vond de belangrijke ontmoeting plaats met Erika en Klaus Mann, later ook met Thomas Mann. Erika Mann werd Annemaries grote voorbeeld. Erika bezat alles wat zij niet bezat: zelfvertrouwen, plezier in het leven, humor. Annemaries liefde voor Erika, met wie zij haar hele leven bleef corresponderen, werd echter niet beantwoord. Voor ‘das Schweizerkind’ bleef Erika een ‘grote broer’. Met Klaus deelde Annemarie de rusteloosheid, het reizen, het diepe besef van de menselijke eenzaamheid, het drugsgebruik, en verwantschap in de manier van schrijven.Ga naar eind6 Met beiden deelde zij een artistieke en homoseksuele levenswijze en een sterk antifascistische houding. Annemarie steunde Klaus financieel met de uitgave van het Exiltijdschrift Die Sammlung (uitgegeven door Querido te Amsterdam), verdedigde in het openbaar het in 1934 in Zwitserland verboden cabaret Die Pfeffermühle van Erika Mann en Therese Giehse en | |
[pagina 72]
| |
Boottochtje op de Zürichersee, 22 juni 1930. Renée en Annemarie Schwarzenbach.
| |
[pagina 73]
| |
legde na de annexatie van Oostenrijk door Duitsland in 1938 contacten met het verzet aldaar. Maar Schwarzenbachs dadenkracht en literaire/journalistieke aspiraties werden voortdurend ondermijnd door excessief drank- en drugsgebruik, depressies en ziekten, conflicten met haar familie, gecompliceerde liefdesaffaires, opnames in verband met ontwenningskuren en zelfmoordpogingen. In 1935 trouwde Annemarie Schwarzenbach met gevoelsgenoot Claude Clarac en ging met hem in het toenmalige Perzië wonen. Daar was zij zeer ongelukkig en al gauw keerde zij terug naar Zwitserland, naar haar eigen huis in Sils-Baselgia in het Engadin. Er volgde een periode van schrijven, reizen, liefdes, intensieve contacten met de Manns die vaak in haar huis verbleven, maar ook weer van drugs en ziekten. Een andere belangrijke ontmoeting vond plaats in 1938. Annemarie leerde Ella Maillart, een destijds beroemde reisreporter uit Genève, kennen.Ga naar eind7 Ella Maillart was toen vijfendertig jaar, had diverse reizen naar het Midden en Verre Oosten ondernomen en had verder naam gemaakt door als ski-talent vier jaar achtereen Zwitserland te vertegenwoordigen op de Olympische Spelen. Met de Ford van Annemarie, een geschenk van haar vader, maakten zij in 1939 een grote reis naar Afghanistan. In Maillarts verslag van die reis, geschreven na de dood van Annemarie en aan haar opgedragen, vinden we niet alleen een uiterlijke reisbeschrijving van twee vrouwen die zich van de ene naar de andere historische plek verplaatsen, maar tevens de gedachten en gevoelens van Maillart over haar ondoorgrondelijke reisgezel. En ook hier begint de fascinatie bij het uiterlijk van Annemarie Schwarzenbach: ‘Ik trachtte te doorgronden welke gevoelens achter haar kleurloze, altijd even kalme gezicht verborgen lagen. Haar gelaatsuitdrukking was eenvoudig, ongekunsteld, oprecht. Ze maakte niet de indruk van iemand die veel om haar uiterlijk geeft. Onder het dichte, korte haar leek haar hoofd te groot, en te zwaar van gedachten voor haar tengere hals. Haar voorhoofd, hoewel niet hoog, gaf uitdrukking aan een opmerkelijk concentratievermogen - het getuigde van een vastberadenheid die aan koppigheid kon grenzen. | |
[pagina 74]
| |
terugtrok uit een wereld vol wanklanken. (...) Maillart schetst in haar boek een liefdevol psychologisch portret van Annemarie Schwarzenbach. Helaas is Schwarzenbachs eigen dagboek van die reis door haar moeder vernietigd. In 1940 keerde Annemarie terug in een door oorlog geteisterd Europa. Kort daarna vertrok zij naar de Verenigde Staten waar zij gedurende de eerste weken van haar verblijf met Erika en Klaus Mann werkte voor het Emergency Rescue Committee, een organisatie die zich bezighield met het verkrijgen van visa voor emigranten die waren gevlucht voor het nationaal-socialisme. Spoedig kregen haar persoonlijke problemen weer de overhand en de verhouding met de Manns werd slechter. In deze tijd had zij een verhouding met Margot von Opel en leerde zij de toen drieëntwintigjarige Carson McCullers kennen. | |
De foto IIIJacques Tournier, vertaler en groot bewonderaar van het werk van Carson McCullers, beschrijft in zijn voorwoord bij de Franse vertaling van The Ballad of the Sad Café een foto van McCullers: ‘Ik heb een foto voor mij liggen. Wat allereerst opvalt, is het kapsel. Een kleine, rechte pony die slechts de helft van haar voorhoofd bedekt en haar gezicht in tweeën deelt. ‘Hout op hout dat zaagt niet’, zegt een bekende lesbo-uitdrukking. Maar dit gold alleen voor Annemarie Schwarzenbach en bepaald niet voor Carson McCullers. Annemarie Schwarzenbach kon - zoals gezegd - de hevige passie van | |
[pagina 75]
| |
vlnr Erika Mann, Annemarie Schwarzenbach en Klaus Mann, 1936 Uit L'ange inconsolable
| |
[pagina 76]
| |
Carson McCullers, die in zoveel opzichten op haar leek, niet beantwoorden. Behalve hun beider androgyne uiterlijk en de fascinatie die daarvan uitging op hun omgeving, waren er nog meer overeenkomsten in beider levens. Ook Carsons possessieve moeder wilde eigenlijk een jongen. Carson was evenals Annemarie in haar jeugd een begaafd pianiste geweest en beiden kregen al jong (met drieëntwintig jaar) literaire bekendheid. Zij deelden een leven van ziekten, onbeantwoorde passies voor vrouwen en een huwelijk. (Op de vraag aan Carson waarom zij met Reeves McCullers getrouwd was, antwoordde zij: hij was de eerste jongen die mij omhelsde.) Uiteindelijk zullen zij beiden aan hetzelfde sterven: een hersenbloeding. Het verblijf van Annemarie Schwarzenbach in de Verenigde Staten had een dramatisch verloop. Na een heftige ruzie met Margot von Opel, waarin zij haar zelfs probeerde te wurgen, belandde zij in een psychiatrische inrichting. Diagnose: schizofrenie. Zij ontsnapte en werd opgevangen door Carson McCullers. Na een zelfmoordpoging werd Annemarie opnieuw opgenomen, maar ditmaal in een streng gesloten privé-kliniek. Na een maand werd zij ontslagen onder de voorwaarde dat zij onmiddellijk de Verenigde Staten moest verlaten. Schwarzenbach keerde terug naar Zwitserland. Daar werd haar door de familie te kennen gegeven dat haar aanwezigheid ongewenst was en dat zij, om haar moeders zenuwen te sparen, maar beter weer kon vertrekken. Haar reisdoel, en tevens haar laatste reis, werd Afrika, de Belgische Congo. | |
Een Boom. Een Rots. Een WolkHet verblijf in de Congo was vol moeilijkheden. Schwarzenbach werd er onder andere van verdacht een spion voor de nazi's te zijn. Ondanks alle tegenstand bleef zij. Maar meer en meer trok zij zich terug in het schrijven. Deze reis werd vooral, zoals blijkt uit brieven aan Ella Maillart, een reis naar binnen. Zij hield zich voornamelijk bezig met existentiële en religieuze vragen. De neerslag hiervan vinden we in het boek Le Miracle de l'Arbre waaraan Annemarie Schwarzenbach gedurende haar verblijf in Afrika ‘als in trance’ werkte. Het verhaal gaat over de onmogelijkheid van de liefde; de onmacht van mensen een ander mens lief te hebben omdat zij de ware aard van de liefde niet kennen. In het boek ontdekt de hoofdpersoon door het kijken naar een boom dat zijn ziel, de boom en ‘Gods stilte’ een zijn. | |
[pagina 77]
| |
In diezelfde tijd ontving Annemarie Schwarzenbach een brief van Carson McCullers waarin zij vertelt hoe zij plotseling het schrijven van The Member of the Wedding had onderbroken en het verhaal ‘A Tree. A Rock. A Cloud’ moest schrijven. In dat verhaal vertelt een oudere man aan een jongen in het café hoe hij heeft ontdekt dat liefde tussen mensen niet mogelijk is als men niet eerst de meest eenvoudige dingen zoals een boom, een rots, een wolk, leert liefhebben. Gescheiden door duizenden kilometers bleken Schwarzenbach en McCullers zich met hetzelfde thema, op een zelfde wijze, te hebben beziggehouden.
Wie het verhaal ‘Een Boom. Een Rots. Een Wolk’ leest, kan niet vermoeden dat aan dit fictieve verhaal een werkelijk verhaal ten grondslag ligt van twee vrouwen en hun liefdeservaringen met vrouwen. Natuurlijk blijft het verhaal zonder de lesbische biografie prachtig, maar met de biografische gegevens wordt aan het lezen iets toegevoegd. Hierdoor komt ook het citaat van McCullers uit The Ballad of the Sad Café (1943) voor de close reader in een minder triviaal heterolicht te staan: ‘In de eerste plaats is liefde een gedeelde ervaring van twee personen - maar het feit dat het een gezamenlijke ervaring is, betekent niet dat zij identiek is voor de twee betrokkenen. Er zijn de minnaar en de beminde, maar beiden komen uit verschillende landen. Vaak is de beminde alleen een stimulans voor alle liefde die in de minnaar reeds lang heeft liggen sluimeren. En op een of andere manier weet elke minnaar dit. Hij voelt in zijn ziel dat zijn liefde een solitaire aangelegenheid is. Hij leert een nieuwe, vreemde eenzaamheid kennen en het is deze kennis die hem doet lijden. (...) Er moet hieraan worden toegevoegd dat de minnaar waarover wij hier spreken niet noodzakelijk een jonge man hoeft te zijn die spaart voor een trouwring - de minnaar kan een man, vrouw, kind, of inderdaad elk menselijk wezen op deze aarde zijn. | |
[pagina 78]
| |
kortweg hierop neer dat de toestand van bemind worden voor velen onverdraaglijk is. De beminde vreest en haat de minnaar om zeer goede redenen. Want de minnaar probeert altijd zijn geliefde alles te ontnemen. De minnaar begeert elke mogelijke relatie met de beminde, zelfs als deze ervaring hem alleen maar leed berokkent.’ Deze beschrijving van de liefde en haar valstrikken zijn van toepassing op zowel Annemarie Schwarzenbachs als Carson McCullers' leven. In het verhaal ‘Een Boom. Een Rots. Een Wolk’ dat McCullers zelf beschouwde als de synthese van Schwarzenbachs ideeën, en in Le Miracle de l'Arbre (niet gepubliceerd) krijgt deze in de realiteit gewortelde onmacht een fictief, literair vervolg. Dat wat deze schrijfsters literair konden verwoorden, heeft hun beider biografie, ook in letterlijke zin, vanwege hun vroege dood, ruim overstegen. Dit verhaal is opgedragen aan de eigenzinnige antiquaar Nicoline Meiners die de traditie van Sylvia Beach, Adrienne Monnier en andere feministische boekendames voortzet. |
|