Van de Prins heb ik de kunst geleerd. De kunst van het doden, traag en elegant, of bliksemsnel, als de honger over je komt. Hij leerde mij de verscheurende wildheid te temmen, de bevrediging te smaken als het opperste genot. Hij leerde mij te doden en te drinken zonder zelfs maar een druppel bloed te morsen op mijn kleren van zijde en brokaat. Waarop we ons neerlegden, om, opgekruld in uiterste tevredenheid, in slaap te vallen.
Ons leven samen was een ononderbroken zwerftocht: van Venetië naar Parijs naar Baden-Baden naar Petersburg naar Christiania naar Londen naar New Orleans naar Havana... Soms trok ik jongenskleren aan om te kunnen spelen voor de knecht van mijn donkere Meester, de galant van dames met glanzende ogen, snelle waaiers en nerveuze lachjes. Geen woord, geen blik vergat ik, ik vertelde alles terug aan mijn Prinses. Op een keer heb ik een van haar schoenen gestolen, een delicate constructie van welvende bogen en dodelijke punten. Ik verstopte hem onder mijn hoofdkussen.
We zetten weer koers naar Europa. In Amsterdam lieten zij me achter.
Ik was wanhopig. Alles wat ik liefhad was ik kwijt. Ik dwaalde de lange curven van de grachten af en keek schaamteloos naar binnen in de statige, elegante huizen. Alles zag er zo geordend uit, zo bescheiden. Het gaf een eigenaardige troost, als het kloppen van een hart. Ik doodde alleen als ik moest: om mijn dorst te bevredigen, niet mijn verlangen. Dat bleef intact. Maar de strenge kuisheid van deze stad is een façade en al snel ontdekte ik haar donkere zijde: de waterige funderingen waarin zo veel zonden schuilgaan. In de loop van de eeuwen heb ik me vaak afgevraagd of de grachten soms bevolkt worden door een gruwelijke mutatie van meerminnen die zich voeden met stoffelijke resten van mensen en dieren die aan diepten zijn toevertrouwd. Soms lijkt deze stad een bord, volgestapeld met kandij, en drijvend op een riool. Er zijn hier kieren, hoeken die gerond kunnen worden, uitstekende richels waarvan het betreden niemand wijzer maakt die niet de gewone werkelijkheid achter zich heeft gelaten. Een steen wordt van zijn plaats genomen en daar ligt de grondstof voor een riskante verlossing waar ik ooit een alchemist bezig zag met een brouwsel van een geheel andere orde. Onder de brug bij het water worden zaken gedaan. En ook de tijd heeft kieren... alsof de jaren niet alles hebben kunnen wegwassen van het verleden, dat doorleeft en ademt in een onzichtbare vorm.
Bij het licht van de maan kom ik uit mijn hol, om te zien wat de nacht te bieden heeft. Het reukvermogen is bij ons hoogontwikkeld. Ik ruik ze, de kleine meisjes, teer en kwetsbaar. Zoals elke jager volg ik mijn prooi. Ik kijk, ik