Lust en Gratie. Jaargang 8
(1991)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Met het tornmesje in het tijdsverloop van het jongensuur
| |
[pagina 30]
| |
Randi Doorman
| |
[pagina 31]
| |
ment moet in het kunstwerk een functie hebben, anders is het een zinloos, betekenisloos sierelement.Ga naar eind3. Andreas Burnier is zich zeer bewust van zinvolle structurele vormgeving. Tegen Elsbeth Etty zegt zij: ‘Het mooie van kunst vind ik dat je stilzwijgend in vorm, structuur of sfeer dingen kunt zeggen, die je niet expliciet hoeft aan te duiden.’Ga naar eind4. En in het verlengde hiervan ligt haar antwoord op de vraag ‘Voelt u verwantschap met een stroming als het symbolisme?’ ‘Ja, daar voel ik mij zeer mee verwant (...) voor mij zijn symbolisten mensen die niet alleen letterlijk via het verhaal, maar ook via de structuur, de beelden die zij gebruiken en de dingen die zij niet zeggen, iets proberen mee te delen. Als dat symbolisme is, dan voel ik mij symbolist.’Ga naar eind5. Dit zijn waardevolle leesadviezen en koren op de molen van iemand die zoekt naar de functie van het a-chronologisch tijdsverloop, een ingreep in de vorm bij uitstek! Aan het verhaal gaat een motto van Gottfried Keller vooraf dat verwijst naar het begrip tijd:
Es ist ein weisses Pergament
Die Zeit, und jeder schreibt
Mit seinem roten Blut darauf,
Bis ihn der Strom vertreibt.
Op dit spoor gezet ga ik de tijdstroom bekijken op zijn vorm of compositie èn op wat de inhoud van het verhaal nader kan verhelderen voor het probleem van de omkering van het tijdsverloop. Mijn eerste veronderstelling, ter verklaring van de vorm is dat de auteur zo te werk is gegaan om te kunnen ontdekken hoe een bepaalde situatie (die van Simone in 1945) heeft kunnen ontstaan. Die ontdekkingsreis noem ik een letterlijk en-toen-en-toen verhaal. Een tweede mogelijkheid is dat de auteur in de vorm een chaos wil presenteren om zo stilzwijgend een aanwijzing te geven voor de inhoud. Een derde idee is dat van het schokeffect. De lezer wordt aan het begin van het boek meteen geconfronteerd met niet één maar wel drie soorten hopeloosheid van het hoofdpersonage. Bij de lezer wordt daardoor de wens opgewekt door te lezen om te weten te komen hoe zij in die situatie terecht is gekomen. Was het verhaal met de klok mee verteld, dan had de lezer algauw enkele hoofdlijnen kunnen raden, zodat zijn verwachtingen minder hoog gespannen zouden zijn geweest. Immers, welke joodse jongen had een redelijke kans uit een concentra- | |
[pagina 32]
| |
tiekamp terug te keren? En welk meisje werd vanzelf ooit een jongen? Het verloop van de non-fictieve oorlog is nu bekend: die zou eindigen in Nederland op 5 mei 1945. Het onverbiddelijk resultaat van wat er in vijf jaren met Simone is gebeurd wordt in Lichtstad 1945 getoond en zo staan er vele wegen open om het en-toen-en-toen verhaal in te vullen. Met de inhoudelijke verklaringen kom ik meer op het voor Andreas Burnier vertrouwde terrein van de symboliek. Wie dit boek onbevangen gaat lezen raakt gemakkelijk in de war over de voortgang van het verhaal. Die verwarring wordt veroorzaakt door de a-chronologische vertelwijze die op haar beurt de geestelijke verwarring van de hoofdpersoon symboliseert. Iets dieper gaat mijn volgende zienswijze van de omkering: Simone wordt voorgesteld als een tegen haar zin gebondene: aan haar kind-zijn, aan haar meisje-zijn, aan haar verplichte (onderduik)plaatsen, pleegouders en scholen. Er is een permanent verlangen in haar om uit te breken uit een of meer van die gebondenheden. De omkering van het tijdsverloop symboliseert naar mijn mening de ommekeer die Simone wil bewerkstelligen. Heel opvallend vind ik dat in Simone geen enkele keer verzet tegen haar jood-zijn opkomt, terwijl toch veel van haar moeilijke omstandigheden daaruit voortvloeien. De gebondenheid aan het jood-zijn wordt niet expliciet als knellend ervaren. Het is een gegeven. | |
ZandloperVoordat ik tot mijn laatste en naar mijn inzicht belangrijkste verklaring kom wil ik eerst de visie van Hanneke van Buuren weergeven.Ga naar eind6. Ook zij heeft de antichronologische, zoals zij het noemt, volgorde van het verhaal tot haar studieobject gemaakt en zij ‘wil proberen erachter te komen hoe zo'n structuur waarin de tijd terugloopt als het zand in een omgekeerde zandloper, door het “betoog” van de auteur verantwoord wordt.’ Ik heb er een poosje over gedaan om erachter te komen wat zij met haar vergelijking bedoelt: als je een zandloper omkeert loopt het zand weliswaar terug, maar begint hij juist de achtereenvolgende seconden te ‘tellen’ en dus het verloop naar de toekomst te meten. Zo is juist de zandloper een instrument dat op traditionele wijze, want ‘met de klok mee’ de tijd meet. Ik raak daarvan in de war en zou, als er dan toch behoefte bestaat aan iets aanschouwelijks, liever het beeld van een trechter gebruiken. Dat sluit beter aan bij haar conclusie dat het antichronologisch tijdschema symbool is voor de mens die, | |
[pagina 33]
| |
naarmate hij ouder wordt ‘wijsheid, geluk, wijdte en mogelijkheden kwijt (raakt) (...) verarmt, verschraalt en verdwaast. Het is een paradoxale lijn. Vooruitgang betekent achteruitgang.’ Ik vind dit te radicaal, te absoluut en geen recht doen aan het boek dat wel Simones confrontatie met de moeilijke werkelijkheid laat zien, maar niet suggereert dat zij is achteruit gegaan. Ik zal het een recensente van twintig jaar geleden nu niet meer aanrekenen. Het heeft in elk geval tot verder nadenken over dit aspect van het boek geleid. Bij het aandachtig bestuderen van het patroon dat de tijdbeweging in het verhaal maakt kwam ik tot de ontdekking dat die niet één rechte lijn vertoont. Integendeel. Om dat aan te tonen wijs ik op onderstaande tekening waarin getracht is de tijdlijn weer te geven. Beginnend in Lichtstad 1945 zien we dat er een voortdurend heen en weer gaan in die lijn te zien is. In elk hoofdstuk wordt elk kalenderjaar chronologisch verteld, maar om dan aan het begin van het volgend hoofdstuk te komen moet er in de tijd twee jaren worden teruggegrepen. Zodoende is er geen sprake van een voortgaande lijn of eenrichtingsroute naar het verleden, maar een op het eerste gezicht ingewikkelde, zichzelf gedeeltelijk overlappende en kruisende tijdlijn. Ik weet niet of er veel lezeressen en lezers behendig zijn in de naaldvakken. Zij die met draad en naald kunnen omgaan zien en voelen hier een schoolvoorbeeld van de met de hand gemaakte stiksteek ontstaan. Het is een grote verrassing waar te nemen dat de tijd door Het jongensuur loopt als een heen- en teruggaande draad, die daarmee de gedaante aanneemt van een rij stiksteken in de stof. Toen ik dit constateerde voelde ik mij een tevreden lezer: de vraag naar de betekenis van het omgekeerde tijdsverloop was voor vorm èn inhoud beantwoord. Voor de vorm: het tijdsverloop houdt het verhaal bijeen als met stiksteken. Voor de inhoud symboliseren die steken de verstikkende gevoelens van de | |
[pagina 34]
| |
hoofdpersoon als meisje en de verstikkende omstandigheden waarin de oorlog en haar jood-zijn haar hebben gebracht. Dit is naar mijn mening het verststrekkende antwoord van alle die ik tot nu toe op de gestelde vraag gaf en zo is aangetoond dat in Het jongensuur vorm en inhoud een hechte eenheid vormen en dat de aanvankelijk wat ingewikkelde vertelwijze juist naar de diepste grond van de roman verwijst. Stilzwijgender zal zelden iets verteld zijn!
Of Andreas Burnier bewust juist zo'n borduurtechniek voor haar literaire werk heeft gekozen, vraag ik mij af. En omdat elk verhaal voor de lezer die er een vraag aan stelt wel een zin of passage heeft die daarop antwoord geeft, citeer ik de laatste bladzijde van Waterstad 1940: ‘Handwerken, dat verdom ik. Ik ben altijd heel gehoorzaam, maar als de handwerkles begint kruip ik onder mijn tafel, verstop mij achter een kast of in de wc, maak scènes, zeg dat ik eerst mijn natuurkunde moet afmaken (...) ik mag gewoon werken, net als de jongens, terwijl de meisjes met hun lapjes en naaldjes en spelden en draadjes aan het prutsen zijn.’ Wie haar hoofdpersoon zo'n hartgrondige afkeer van handwerken in de mond legt, kan onmogelijk opzettelijk juist die vaardigheid als grondslag voor de tijdstructuur van haar boek kiezen. Onopzettelijk echter blijkt zij er niet omheen te kunnen. In Het jongensuur heeft Andreas Burnier een prachtige stiknaad gelegd, met háár wapens: woorden. |
|