Lust en Gratie. Jaargang 8(1991)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Gedichten daan stringer Mijn oog gaat elke avond op vakantie en weet dan niet waar heen, dat is nu juist het fijne van zo'n oog het houdt de spanning er in. 's Morgens ben ik wel telkens heel nieuwsgierig, maar dat valt in de verkeerde aarde er loert vrijwel altijd een woestijn in de ooghoek. Toch neemt de mond steeds het heft in handen en vertelt dan soms over paarden, de nacht merries, over morgen, de haan die blijft kraaien in het oog kraaien in mijn ene oor het andere acht zich doof dus hij blijft, en nestelt zich de bijdehante mond schrikt tenslotte, nu het andere oog. [pagina 75] [p. 75] het gras dan wel het gaas haakte zich vast in mijn brein als een verdwaalde herinnering een vervlogen droom, donker met mijn blik op oneindig verstarde zo het staren als was het dit hek dat mij zo heimelijk omvatte afgeschermd gebied, wezenlijk geschonden Gedachteloos ze daalt de trap zo stapvoets af en omarmt daar de schouders, haar eigen flirten in de spiegel weerhoudt zelfs het verder lopen als muziek dringt, heel haar zachte lijf soepel begint te bewegen het hoofd naar achter en nog altijd lacht ergens leegte zo valt ze zalig uit elkaar, naakt dan langzaam tot dageraad, balsem voor het lange lijden; leeft ze op bevangen voelend omvat ze zich bij nek en oren, streelt zich teloor gegaan aan oude waarden, woorden Vorige Volgende