Lust en Gratie. Jaargang 8
(1991)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Verhuizen en zelfverlies
| |
[pagina 61]
| |
episodes die wij hardop vertellen. Het is heel duidelijk dat bij voorbeeld mijn leven er heel anders zou uitzien als ik het in mijn dialect (bedoeld is hier dat van Triëst) had mogen vertellen.’Ga naar eind1. Svevo spreekt hier over een bekentenis. Maar hoe zit het dan met de feiten? Zijn dat dan niet de ankers van ons bestaan, de uitgepakte en geordende inhoud van de dozen? Of is het leven één grote permanente verhuizing, waarin wij onszelf permanent verliezen? Dit schreef ik erover in mijn boek Tropenritme: ‘Maar de Feiten, de Feiten! Het is onmogelijk een getrouwe reconstructie van het verleden te geven en dan te beweren dat het verslag autobiografisch is. Er is meer dan de feiten. Zodra ik mijzelf opvoer, kan ik mij niet meer beperken tot de feiten. Elk verhaal is autobiografisch, geen enkel verhaal is autobiografisch. Het werk dat het meest pretendeert autobiografisch, echt gebeurd, te zijn is dat waarschijnlijk het minste. Je kunt de feiten niet naar je hand zetten, zonder de waarheid geweld aan te doen. Als je je aan de feiten houdt, beschrijf je de schil, de muur om jezelf. De feiten zijn de natuurlijke vijanden van datgene dat zich achter de muur veilig waant. Daarna beschrijf ik in het boek een episode tijdens krakersrellen in Nijmegen, waarin de ik-persoon, die tot het geweldloze deel van de krakers behoort, een ontmoeting heeft met een radicale kraakster die het geweld niet schuwt. In Tropenritme vallen schrijfster en ik-persoon voor een groot gedeelte samen. Het boek wordt daarom, en daar heb ik geen bezwaar tegen, autobiografisch genoemd. Maar betekent dit nu ook dat alle verhalen, alle gebeurtenissen en personen die erin voorkomen beantwoorden aan wat wel de werkelijkheid wordt genoemd? En wat moet ik voor een antwoord geven op de vaak gestelde vraag: ‘Is het allemaal echt gebeurd?’ Ja, alles is altijd echt gebeurd. Om de verkoop van je boek te stimuleren, ben je tenminste aan jezelf verplicht - want van een schrijver wil men over het algemeen gratis of bijna voor niks haar diensten - de vraag positief te beantwoorden. | |
[pagina 62]
| |
Lieg ik, spreek ik onwaarheid, alleen om mijn winkel draaiende te houden? Verkoop ik knollen voor citroenen? De episode die ik beschrijf, is ‘verzonnen’, maar beantwoordt merkwaardigerwijs meer aan de werkelijkheid dan als ik mij aan de zogenaamde werkelijkheid zou hebben gehouden. Bovendien kreeg de gebeurtenis door het opschrijven, doordat het verhaal in het schrijven kwam bovendrijven, voor mij zo'n werkelijkheidswaarde dat ik achteraf twijfelde of ik het wel had ‘verzonnen’. Waarom schrijft iemand? Waarom schrijf ik? Waarom het leven in woorden herhalen? In de herhaling, in het terughalen van ervaringen kan iets bijzonders gebeuren wat voor mij de essentie van het schrijven is. Je begint te vertellen, te schrijven en tijdens het schrijven lijkt het alsof het verhaal zichzelf gaat schrijven. Ongemerkt verwijdert het zich van elk plan, ieder schema, van elk feit en het treedt een andere werkelijkheid binnen. Een werkelijkheid die wij meestal niet anders kunnen benoemen dan als verzonnen of fictief. Maar je zou ook kunnen zeggen dat het schrijvende ik door een zekere mate van zelfverlies, door verlies van controle, door het wegvallen van zelfcensuur, toegang krijgt tot andere aspecten van datzelfde ik. Het beschrevene is dus niet bedacht om iets te maskeren - al ontken ik niet dat dat ook kan bestaan maar dan is er juist sprake van controle en zelfcensuur - maar is ‘verzonnen’ en blijkt precies daardoor te onthullen. Het fictieve blijkt achteraf meer autobiografisch te zijn dan je als schrijfster vermoedde toen je het opschreef. Dat waar je ‘ik’ tegen zegt, krijgt door het schrijven meer reliëf. Het is het ik dat niet wil vechten als het op een confrontatie met de politie aankomt, het ik dat pacifistisch is omdat geweld alleen maar meer agressie veroorzaakt; maar het is ook het ik dat het liefste wil vechten, dat zichzelf een slapjanus vindt omdat het zich nobel in elkaar laat slaan; en het is ook het ik dat vroeger fysiek genoot van vechtpartijen, er kracht aan ontleende en daarnaar terugverlangt.
Een vrouw zit midden tussen de ingepakte dozen van het leven. Zij pakt een pen en gaat schrijven in deze chaos. Alles is aanwezig, te aanwezig, maar mist ordening en stem. Dan schrijft ze. Vanuit de wanhoop, vanuit de dreiging van desintegratie. Zij schrijft om zichzelf niet te verliezen, om ordening in de chaos te brengen. Dat is een manier van schrijven. | |
[pagina 63]
| |
Een vrouw zit in haar kamer, zij heeft de dozen voor een deel uitgepakt. Zij bekijkt alles en verbaast zich over haar bezittingen. Zij pakt een pen en beschrijft haar verwondering. Zij weet dat ze nooit alle dozen kan uitpakken, maar het is wel haar wens om zoveel mogelijk dozen te openen. Zij schrijft vanuit het besef van onwetendheid, vanuit een onkenbare aanwezigheid. Vanuit het avontuur, de ontdekking, de queeste. Dat is een manier van schrijven.
Een vrouw zit tussen de uitgepakte dozen van het leven. Alles is geordend en daardoor in zekere zin afwezig. Zij pakt een pen en schrijft. Zij kan zichzelf verliezen zonder te desintegreren, zonder in totale chaos te vervallen. Als zij zichzelf heeft verloren, kan er iets ontstaan als goddelijke inspiratie, de creatieve vonk, influistering, duende. Dat is een manier van schrijven.
Het schrijvende ik bevindt zich afwisselend in een van deze sferen en helaas zelden in de derde sfeer. Maar het gaat, wat mij betreft, altijd om uitbreiding van de ‘werkelijkheid’. Om de eeuwig bewegende stroom van dezelfde verhalen, die nooit hetzelfde is, nooit herhaalt maar verandert, zichzelf tegenspreekt. Die mij laat ontdekken en herontdekken en mij achterlaat met een gevoel dat zich achter elke ontdekking nog een ontdekking bevindt. |