Lust en Gratie. Jaargang 8
(1991)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
De glinsterende paraplu's
| |
Zaterdag, de vijfdeZij zou elke dag haar portret schilderen, besloot zij, zij zou opeenvolgende portretten in de tijd achterlaten, zichzelf vermenigvuldigen om de kans te vergroten aan de dood te kunnen ontsnappen. Zo zou de dood veel meer tijd nodig hebben; hij zou niet een, maar vele ikken moeten uitwissen. En wanneer zij dood zou zijn en niet meer zou schrijven, zouden haar portretten tenminste nog doorgaan met schrijven, en het zou zijn alsof het leven dat zij schreef de bladzijden zou kunnen omslaan. | |
Maandag, de dertiendeZij keek naar zichzelf in de spiegel om te weten te komen hoe zij er | |
[pagina 54]
| |
eenmaal geportretteerd zou uitzien. Maar het beeld dat zij zag leek haar niet nauwkeurig genoeg. Zij zocht tevergeefs in alle spiegels; in de ovale spiegel in de slaapkamer, in de donkere spiegel in de hal, in de oude spiegel in de zitkamer, in de kleine spiegeltjes in haar tas, in de poederdoos en make-up doosjes. Maar haar beeld leek haar alleen maar onnauwkeuriger. Het is mijn bril die niet goed is, dacht zij. Zij zette haar bril af, en daarna haar ogen; in de oogkassen stopte zij twee bladeren, twee stenen, twee vogels, twee wolken, twee druppels water, twee groene algen, twee ankers, twee boten, twee vissen, twee zonnen, en zij kreeg het zicht van de stenen, de bladeren, de vogels, de vissen. Daarna ging zij ze verwisselen en zij maakte alle mogelijke combinaties: in plaats van twee ogen combineerde zij een blad en een vis, een wolk en een boot, een alg en een vogel, een vis en een wolk, een steen en een zon, een anker en een vogel. Zij bleef verwisselen en combinaties maken totdat zij omviel van vermoeidheid. Maar het beeld in de spiegel leek nog steeds niet op haar. | |
Zondag, de twaalfdeZij zocht naar zichzelf in de foto's, maar ze waren allemaal verkleurd, ze waren onscherp geworden en zij kon zich in geen enkele herkennen. Bovendien stond zijzelf op heel weinig foto's, omdat zij ze zelf nam en er dus buiten stond. | |
Maandag, de eenendertigsteToen ging zij naar de fotograaf om van zichzelf een portret te laten maken. In de studio stonden witzijden paraplu's, die een gelijkmatig helder licht filterden dat voor haar gezicht op en neer bewoog. Zij zat onder het licht als een object dat hij aanraakte, vormde, veranderde, waarvan hij het gezicht bewerkte (de tijd die stil was gezet, het vastgelegde moment, door de eeuwigheid heen zul jij zo blijven - foto's waren een beeld van de dood; haar gezicht levenloos, een wassen masker, bewegingloos, koud). Er was geen nauwkeurigheid en alles was te manipuleren. Zij zag het terwijl hij de oplichtende paraplu's op en neer bewoog. Het toestel zou onpartijdig en nauwkeurig moeten zijn, maar op de een of andere manier lukte het hem het te laten liegen en ook zij was een object net zo blootgesteld aan het licht | |
[pagina 55]
| |
en overgeleverd aan het objectief. En in dat portret heeft zij zichzelf ook niet herkend, zo gemanipuleerd en zo dood als zij zich voelde. | |
Donderdag, de negentiende‘Ik’ zei zij, toen zij het geduld niet meer hadden om naar het verhaal te luisteren en weggingen. Zij keerde rustig terug naar de kern van het probleem en herhaalde in het kort de feiten. ‘Ik’, zei zij en dit woord voelde als de pit van een pruim in haar mond, die over haar tong rolde, maar die het oppervlak van haar tong niet raakte. ‘Ik’, herhaalde zij en keek naar de hemel alsof dit ik een echo was. Ik: snijpunt van mensen, levens, tijden, ruimtes, dimensies, snijpunt van plannen, lichten, kleuren, van verschillende geluiden. Dagboeken berustten op de misvatting dat het ik, de werkelijkheid en de tijd bestonden en dat zij te beschrijven en vast te leggen waren - maar de waarheid was heel anders, althans voor diegenen met ogen verweerd genoeg om haar te kunnen zien zo vermoedde zij. Ik, probeerde zij nog een keer, maar het was altijd een wankele waarheid. Ik; blad, wind, zand, schuim - ik; steen, zee, insekt, slapend of ontwaakt dier, afwachtend, met gespitste oren en met al zijn zintuigen gespannen, gereed om een sprong te maken naar een andere kant die er niet meer is. | |
Zaterdag, de achtentwintigsteIn haar droom zag zij paraplu's van spiegelend glas, maar zij lagen in scherven en zouden nooit de gestalte in haar geheel kunnen weerspiegelen.Ga naar voetnoot* Vertaling: Paula Jordão |
|