| |
| |
| |
Notities van een nieuwe immigrante
eva van sonderen
inleiding
Jeruzalem 1 januari 1991
Ik ben geboren in Amsterdam, in 1948, drie jaar na het einde van ‘de Oorlog’, in het jaar dat de staat Israël werd uitgeroepen.
Ik ben het oudste kind van een joodse moeder en een protestantse vader. Ik maak deel uit van een generatie die er helemaal niet had mogen zijn. Als de Endlösung volgens plan was uitgevoerd, waren wij nooit geboren. Maar ik dank mijn bestaan ook aan de Oorlog: mijn ouders hebben elkaar in de onderduik ontmoet.
Ik heb dus een eigenaardige verhouding met die Oorlog.
Het gevoel dat ik er eigenlijk niet had behoren te zijn, heeft mijn hele leven gekleurd. Ik was een braaf, onzichtbaar kind. Een kind waar je geen kind aan hebt, een onderduikkind. Op school vertelden ze rond de meidagen spannende verhalen over de Oorlog: verhalen over bomen omhakken in de straten, over houtjes sprokkelen uit de tramrails; over tulpebollen koken op noodkacheltjes (de juf kookte als voorbeeld suikerbieten in de klas; de weezoete strooplucht hing er nog dagen); verhalen over razzia's, het verzet, de hongerwinter. Ik zag foto's van Duitse soldaten marcherend door lege Amsterdamse straten, en van voedseldistributie in de gaarkeukens.
Toen ik acht jaar was las ik het dagboek van Anne Frank. Met haar kon ik me identificeren, al waren ook daar mysteries. (‘Mama, wat is ongesteld?’ ‘Dat zal ik je zo meteen vertellen, als de jongens met papa mee zijn.’)
Ik was een eenzaam kind, zoals velen van de naoorlogse joodse
| |
| |
generatie, ik voelde me op een of andere manier anders dan de andere kinderen op school Anne Frank werd mijn vriendin - ik ging ook een dagboek bijhouden, in de vorm van brieven aan haar. (‘lieve Anne. Vandaag was er vuurwerk omdat het KoninginneDag was.’)
Toen ik volwassen werd, iets wat bij mij pas rond mijn dertigste gebeurde, begon het tot me door te dringen dat er in die mythische Oorlog van school zes miljoen joden waren vermoord, zes miljoen van mijn mensen, onder wie mijn oma en opa, en een groot deel van mijn moeders familie.
Dat was me niet eerder duidelijk verteld. Het Nederlandse volk heeft de schaamte over het laten wegvoeren van haar joodse medeburgers nooit goed onder ogen durven zien en zodoende geeft de Nederlandse overheid (en geven de Nederlandse geschiedenisboekjes) er de voorkeur aan de nationale houding tijdens de bezetting te beschrijven in termen van Verzet en Heroïek. In de toespraken op vier en vijf mei wordt er niet uitgebreid gesproken over het verraad en het uitleveren van joden aan de bezettingsmacht, en ook niet over het feit dat het Nederlandse leger het maar een paar dagen kon uithouden tegen de Duitsers.
Ik zeg niet dat er geen heldendom en verzet is geweest, het was er wel degelijk; iedereen die zich daarmee inliet waagde z'n leven en ik weet niet of ik dat onder die omstandigheden gedurfd had. Maar Nederland heeft internationaal het imago van een verzetsland en verdient het mijns inziens niet. Er is slechts één land in Europa waar een groter percentage van de daar wonende joden is vermoord, en dat is Polen.
Het mag duidelijk zijn: mijn woede en wantrouwen zijn eerder gericht op de Nederlanders dan op de Duitsers. Dat heeft te maken met de mythische wijze waarop ik als kind de Oorlog kreeg voorgeschoteld. De Duitsers waren Slecht, daar hoefden verder geen woorden aan te worden vuilgemaakt. De Nederlanders waren hetzij Goed, hetzij Fout. Fout waren de verraders en NSB'ers, de rest van Nederland was Goed.
Toen ik, volwassen geworden, beter kon bevatten wat er in de Oorlog met de joden was gebeurd, was de schok eerder dat mijn eigen landgenoten, Goede Nederlanders, mijn grootouders ongehinderd hadden laten deporteren, dan dat de Duitsers hen hadden vermoord. Van die zijde had ik nooit enige positieve verwachting gehad.
Maar mijn eigen landgenoten... dat raakte me dieper. Hierdoor
| |
| |
werd de basis gelegd voor een wantrouwen dat tot nu toe niet is verdwenen. Hoe meer ik te weten kom over de joden vervolging in Nederland, hoe dieper het wantrouwen. Het vanaf mijn geboorte bestaande gevoel van onveiligheid, van het er niet mogen zijn, plus het later gegroeide wantrouwen hebben er toe geleid dat ik in augustus 1988 voorlopig van Amsterdam naar Jeruzalem ben verhuisd.
Hier mag ik leven, hier mag ik bestaan als jodin. Tegelijkertijd krijg ik hier te maken met het conflict tussen joden en Palestijnen. Dat is een ander verhaal, en ook weer niet. Het vloeit rechtstreeks voort uit de pogroms en vervolgingen.
Ik meen dat Amos Oz heeft geschreven dat het de schaduw van het verleden is die maakt dat joden en Arabieren elkaar niet in de ogen kunnen kijken. En toch zal dat nu moeten - ondanks de woede, ondanks het wantrouwen, ondanks de schaduw van het nog immer bestaande antisemitisme in de wereld - omdat er anders geen levende ziel zal overblijven in Eretz Jisraeel.
| |
| |
| |
Augustus 1989
Terug in Jeruzalem, na een maand koortsachtig rondgerend te hebben in de vrije relaxte atmosfeer van Amsterdam-in-de-zomervakantie. De avond van Tisha be Av (de rouw- en vastendag vanwege de Verwoesting van de Tempel, 9 augustus dit jaar) heb ik een afspraak met R., mijn Israëlische counselmaatje, die perfect Engels spreekt. Hij begroet me enthousiast, voelt dan mijn afstandelijkheid. Ik zit nog zo met mijn hart in Amsterdam, ik voel alleen maar een groot ‘nee’ tegen Israël en alle Israëli's.
Hij wil geen counselsessie met me doen maar naar buiten gaan, naar de Tayelet (de grote boulevard die loopt van de rand van Jeruzalem-voor-1967 naar de heuvel van de Boze Raad, waar het hoofdkwartier van de VN is gevestigd), om de sfeer van Tisha be Av te proeven. De boulevard is een van de prestigeprojecten van Teddy Koliek: je hebt een schitterend uitzicht over heel Jeruzalem, en hij vormt een gelukkige verbinding met oost-Talpiot. Er zijn veel mensen op hetzelfde idee gekomen, maar de Tayelet is zo ruim dat je er altijd wel een privé-plekje kunt vinden. We kijken naar de nachthemel vol sterren en ik vertelde R. over mijn ontmoeting met Judith Herzberg in Amsterdam.
Nadat ik haar boek ‘Tussen Amsterdam en Tel Aviv’ had gelezen, wilde ik haar graag ontmoeten. Nog zo iemand die in twee werelden leeft en bovendien dichteres is. Misschien zouden we een poëziegroep kunnen opzetten in Israël. Ik mis mijn Nieuwe Wilden met Elly de Waard als stimulerende juf. Pas in Amsterdam kwam ik er toe haar te schrijven. Ik had twee adressen, een in Tel Aviv en een in Amsterdam, dus vervaardigde ik twee brieven en eentje gooide ik in haar brievenbus bij het Vondelpark. 's Avonds fietste ik door de Van Baerlestraat en wie stond daar bij een etalageraam te kijken?
Ik sprak haar aan met de brief voor Tel Aviv in mijn hand. Die kon ik haar nu beter persoonlijk overhandigen, zei ik als openingszet. De dichteres zag er vermoeid uit. Ze was eventjes verbaasd want ze had de brief zojuist gelezen en nu kreeg ze een tweede exemplaar. Uit het daarop volgende gesprek bleek dat zij waarschijnlijk in Amsterdam zou blijven - en ook los daarvan zag ze weinig heil in een Nederlandstalige poëziegroep - daar zouden niet genoeg mensen voor te vinden zijn. Ik had haar onder andere geschreven dat ik graag mensen wilde ontmoeten die niet na enige jaren in Israël vreselijk rechts waren geworden. Aan het einde van ons gesprek zei ze
| |
| |
terloops: ‘Ik begrijp niet... hoe kàn iemand die zich links noemt in Talpiot Mizrach wonen?’ (Talpiot Mizrach is een van de wijken van Jeruzalem die na de oorlog van '67 zijn gebouwd, buiten de zogenaamde Groene Lijn.) Daar stond ik wat te stamelen.
Nu zeg ik tegen R.: ‘Weet je, meteen wist ik weer waarom ik me niet langer thuisvoel bij links in Nederland. Altijd dat oordelen over anderen... altijd dat wijzende vingertje... dit is goed en dat is fout... en altijd vanuit het veilige Nederland waar je gemakkelijk schone handen kunt houden.’ Want, honest to God, ik heb me niet eens afgevraagd of ik moreel gezien wel in oost-Talpiot kon wonen. Het is op m'n weg gekomen. Ik heb tegen de voorzienigheid gezegd: Als het de bedoeling is dat ik in Israël ga wonen dan heb ik wel bepaalde minimumeisen wat een woning betreft, anders blijf ik op de Bilderdijkkade. En als eerste aanvaardbare alternatief kwam deze flat, nadat ik een aantal krotten had mogen bezichtigen die toch f 400,- à f 500,- kale huur deden. Het voelt okee, het voelt intuïtief okee, om hier te wonen.
R. en ik blijken het aardig eens te zijn over de bezetting van de Westbank (‘nee’) versus de bezetting van oost-Jeruzalem: de eenheid van Jeruzalem, de heiligheid van Jeruzalem, gaat voor R. boven de heiligheid van de Groene Lijn, die tenslotte een volkomen arbitraire grens is, ooit door de Britten vastgesteld. (Maar zijn alle grenzen niet arbitrair? Is het eigenlijk geen waanzin dat er zoiets bestaat als soevereine staten, met eigen geld en legers en belastingen en andere gewichtigdoenerij?) Oei. Help. Hetzelfde argument, over de heiligheid van Jeruzalem, gebruikt de rechtse orthodoxie ook. ‘De Jordaan vormt een veel natuurlijker grens.’ Het verschil is dat ik denk dat een verenigd Jeruzalem de hoofdstad moet zijn van een federatie van Israël en Palestina. Dat is op het ogenblik nog een utopische gedachte, maar daar zal het ten slotte wel op uitlopen, dat kàn niet anders.
| |
September 1989
Jeruzalem eet me op, Jeruzalem verslindt me. Ik bèn al verslaafd aan de intense energie van deze woestijnstad. Jeruzalem maakt me misschien meer dan ooit tot balling. Nergens meer thuis, na Jeruzalem. De kabbalisten hebben gelijk: er is een hemels Jeruzalem en een aards Jeruzalem, en die zijn gescheiden. Het hemelse Jeruzalem trekt ons, het metafysische Jeruzalem, Ir Shalem, Stad van Vrede, het Jeruzalem van gloeiende zonsondergangen in een nevelige woestijnlucht, van kilwitte maannachten, van beige en roze en witgouden
| |
| |
huizen, van de wisselend gekleurde heuvels in de woestijn, het Jeruzalem waar de Sjechina (de aanwezigheid Gods) tastbaar aanwezig is.
Maar kom je op de lokroep van het hemelse Jeruzalem af dan vind je in de eerste plaats het aardse Jeruzalem, een stad van leed en woede, een verscheurde stad, een stad met oorlog, bureaucratie, inflatie, onbetaalbare huren, een stad waar iedereen constant rent en niemand rust kent - behalve als de Sjabbat neerdaalt. Een van de redenen waarom het houden van de Sjabbat zo'n onontbeerlijke voorwaarde voor vrede is - een stad met rammelende bussen, met bedelaars, met taxichauffeurs die je afzetten, een Jeruzalem waar iedereen zich kapot moet werken om de huur en eten te kunnen betalen. Een stad waar de energie duidelijk verstoord is. Zoals overal op aarde. Maar hier extremer, duidelijker merkbaar. Zoals alles hier extremer is. Het Midden-Oosten is fel, zowel in de liefde als in de dood. Ik ben bang dat ik al nooit meer weg kan.
| |
Oktober 1989
Ik sta op mijn werk bij de WUV (Wet Uitkering Vervolgingsslachtoffers) aan het kopieerapparaat ontelbare kopieën te maken van bureaucratische formulieren en rapporten die ten slotte naar de Uitkeringsraad in Nederland zullen reizen. Groene kopieën, witte kopieën, roze kopieën, in een voor mij volstrekt geheime sequentie. Om niet ineen te zakken van verveling klets ik (in het Frans) met Meïr, de conciërge, telefoonopnemer, manusje van alles. Hij komt oorspronkelijk uit Algerije, een broodmagere, donkere, nerveuze man met één houten been. Hij vertelt me dat zijn familie in Algerije in goeden doen was: ze hadden een groot huis, een tuin, zijn vader was ‘légumiste’, grossier in groenten en fruit. Beelden van fluwelige druiven, bedauwde meloenen, glimmende, paarse aubergines, oranje wortelen en sappige, groene preien verschijnen voor mijn geestesoog. In 1946, toen Meïrs familie naar Frankrijk vluchtte, hebben ze dat allemaal moeten achterlaten, zonder enige compensatie.
In Frankrijk kwamen ze terecht in een vluchtelingenkamp voor joden, waar ze een heel jaar hebben doorgebracht tot ze ten slotte in 1947 met een boot naar Israël konden vertrekken. Eenmaal vóór de kust van Israël aangekomen werden ze lastig gevallen door de Engelse marine, die destijds probeerde te verhinderen dat joodse vluchtelingen Palestina - het Britse Mandaatsgebied - konden bin- | |
| |
nenkomen. Veel vluchtelingen werden afgevoerd naar Cyprus, waar hen opnieuw interneringskampen wachtten. Op een of andere manier kwam de boot met Meïrs familie er door. Ze kwamen aan in Haifa, waar men de bus naar Jeruzalem nam. Meïr verhaalt met verve hoe er in de buurt van Jeruzalem door de Arabieren op hen geschoten werd. De familie ging ten slotte wonen in de moshav Germanit, de wijk die door Duitse protestanten (Tempeliers) is gebouwd, en Meïrs vader vond werk als arbeider in een boomgaard. Het is ontnuchterend om te beseffen dat in de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog de Algerijnse joden tot de koloniale macht hebben behoord en dat zij Algerije hebben moeten ontvluchten.
Waarom lijken joden in de geschiedenis toch zo vaak aan de verkeerde kant (= de kant van de machthebbers) te staan? Omdat ze bang zijn, ondanks alle uiterlijke succes. Zij leven op een innerlijke ijsberg van doodsangst en trachten bescherming te zoeken bij de ‘powers that be’. Uit angst voor het sluimerende antisemitisme van de inheemse bevolking temidden waarvan het joodse volk in de diaspora steeds heeft geleefd, is men in de rol van ‘agent van de onderdrukker’ gemanoeuvreerd, en heeft men in de geschiedenis steeds gefunctioneerd als buffer tussen het onderdrukte volk en de onderdrukkende machthebbers. Als de revolutie echt dreigde uit te barsten, werden de joden als zondebok naar voren geschoven (en soms afgeslacht, zoals tijdens de vele pogroms in Oost-Europa). De Algerijnse joden vormen maar een van de voorbeelden. Meïr en zijn familie hebben het in ieder geval gered, al heeft het Meïr later in de Jom Kippoer-oorlog een been gekost.
| |
November 1989
Ik ben eenenveertig jaar nu. Sinds ik in Jeruzalem woon, gaat het verouderingsproces sneller, heb ik het idee. De zon brandt hier onbarmhartig, de huid wordt gelooid, er vallen barsten in, de lijnen rond mijn mond en ogen zijn dit jaar veel dieper geworden. Ik ben in alle opzichten een kind van een gematigd klimaat, van grachten en groene weilanden, van natte zomers en kwakkelwinters, van mest en mist zoals de dichter zong; van een politiek klimaat van rede en beschaving, veel gedebatteer maar weinig verandering, uit een net land kom ik, van sociaal-democraten en liberalen en Tros-kapitalisten die toch altijd nog een sentimentele Hollandse inborst hebben, uit een land van huursubsidie en herintreedsters kom ik, uit een land met een
| |
| |
sterke vrouwenbeweging, een sterke homobeweging.
Nu leef ik in een woestijnland, een land van hitte en droogte, van harde rotsgrond en grijsgroene olijfbomen, van fel blikkerend zonlicht en koude woestijnnachten. Een land waar een groot aantal burgers met een revolver op zak loopt, een land waar je overal het olijfgroen van soldaten ziet. Een patriarchaal land, een land waar godsdienst een politieke factor van belang vormt, een land waar de ultra-orthodoxie een invloed heeft die ver boven haar getalswaarde uitgaat, een land waar religieuze en seculiere burgers fel tegenover elkaar staan, een land waar op Sjabbat alles stilligt en ik me de blaren op mijn voeten loop door straten met idyllisch kuierende gezinnetjes op hun Sjabbesbest, en waar ik ontroerd raak door de mannen op weg naar sjoel, gehuld in hun talliet - een beeld dat je na de oorlog niet meer in Nederland ziet, behalve misschien rond de sjoel van Amstelveen.
Ik woon in het Land van Paniek. Men dringt hier als een gek om in de bus te komen; paniek dat-ie zonder jou weg zou rijden.
Wat doe ik in dit Land van Paniek? Behalve sneller verouderen?
Maar ik houd van de tijd waarin ik leef. Eindelijk is de hele wereld aan het schuiven. Zelfs in de kranten hier, waar het buitenland over het algemeen slechts een geringe plaats inneemt, meestal in de zin van wat een buitenlands staatsman nu weer heeft gemeld aangaande het Land van Paniek, dringen foto's en berichten over de Sovjetunie en de glasnost binnen. Op het ogenblik zien we de foto's van de duizenden en tienduizenden die de Magische Muur hebben weten te slechten, een zee van mensen die zich naar het Westen beweegt.
Gisteren las ik in de krant dat zelfs de premier van het Land van Paniek enige woorden heeft gewijd aan de schuivende wereldverhoudingen. Overal zijn grote veranderingen in de richting van vrede, sprak hij - al waarschuwde hij voor een vereniging van beide Duitslanden -, alleen in het Midden-Oosten viel daar nog niets van te bespeuren. Waarom weigerden de Palestijnen nog steeds zijn vredesplan te accepteren?
Ik ben de premier drie keer tegen het lijf gelopen. Elke ochtend om acht uur haast ik mij van de bus naar het kantoor waar ik op de schrijfmachine mijn brood verdien. Soms komt de premier dan juist de deur van zijn ambtswoning uit en omdat ik het Hebreeuws van de veiligheidsjongens niet versta, ren ik onbekommerd door en bots bijna tegen hem op. Het is een piepklein mannetje, een onverzettelijk onderdeurtje, een tuinkabouter met een diep gegroefd hoofdje. Ik
| |
| |
glimlach hem dan stralend toe, hij glimlacht terug en ik hoop dat hij die dag iets Wijzere Besluiten zal nemen.
Tot nu toe schijnt hij dat echter niet te doen. Hij denkt echt dat de Palestijnen het grootste obstakel voor vrede in het Midden-Oosten vormen - hij ziet niet dat de doodsangst van de bewoners van het Land van Paniek een minstens even grote hindernis vormt. Maar kan ik hem dat kwalijk nemen? Hij is een overlevende van het getto van Warschau. Zijn hele familie is daar vermoord. In feite leeft hij nog steeds in het getto van Warschau. Zijn besluiten worden genomen vanuit het getto. De laatste tijd begint hij daar in het openbaar over te praten, bij de herdenking van de Reichskristallnacht bijvoorbeeld. Dit praten is een eerste stapje in het proces van genezing. Alleen hebben we niet zoveel tijd meer. Het moet sneller, dat genezingsproces. Leven in Jeruzalem is als wonen op een vulkaan; je weet dat er een uitbarsting komt, je weet alleen niet wannéér.
Gisteren reisde ik vanuit Tiberias in het noorden met de bus terug naar Jeruzalem. Bijna alle ruiten van de bus vertoonden stervormige barsten. Ik besefte dat ik beter niet vlak naast een raampje kon gaan zitten. We reden in een woeste vaart door het vale violette stof-ensteen landschap van de Jordaanvallei. Deel van de bezette gebieden, of kortweg: de Gebieden. De Gebieden ogen woest en verlaten, misschien zweeft de geest van Kahane nog over de rotsblokken. Hier en daar zijn een paar Arabische landbouwers aan het werk. In Jericho, dat de naam heeft de oudste stad op aarde te zijn, rijzen fraaie oude palmbomen op tussen winkeltjes die de rolluiken neergelaten hebben. Mijn vriendin wijst waar je vóór de Intifada de allerheerlijkste houmous kon eten. Voor de Intifada, in een andere tijd, een andere wereld.
Naast het Land van Paniek is het Land van Woede aan het ontstaan. En wij wonen hier, op de grens tussen beide landen en wachten waakzaam op de uitkomst van dit alchemistisch proces.
| |
April 1990
Voor de zoveelste maal in mijn leven zit ik op school. Op oelpan Etzion, een op ouderwets zionistische leest geschoeide oelpan (stoomcursus Hebreeuws) die vijfeneenhalve maand duurt. De oelpan is gevestigd in een oud afgeleefd gebouwtje, oorspronkelijk waarschijnlijk een woonhuis. Steenkoude lokaaltjes worden verwarmd met een butagaskacheltje dat af en toe de geest geeft, zodat er een penetrante
| |
| |
gaslucht in de klas komt te hangen en de lerares in paniek de ramen opengooit. We houden tijdens de les onze jassen maar aan. Halverwege de ochtend zijn de muren nat van de condens. In dit soort omstandigheden krijg ik altijd associaties met de hongerwinter die ik niet eens heb meegemaakt. Eten is er echter wel. Tijdens de pauze gaan we naar de nog koudere schuilkelder waar een kantine is ingericht, dat wil zeggen dat er twee oude dametjes van de WIZO hun gezondheid zitten te riskeren teneinde ons van koffie, thee en boterhammen met jam te voorzien.
Ik ben aanvankelijk in klas B geplaatst, met een uiterst gevarieerde bevolking: een Parijse lerares van rond de veertig die hier met twee kinderen naartoe gekomen is terwijl haar echtgenoot nog in Frankrijk is gebleven; een jonge banketbakker uit Chili; een elektricien uit Iran; een feministische journaliste uit Hamburg; een bruisende middelbare scholier uit Rio de Janeiro; een groot contingent Russen; een computertechnicus, een goeiige beer die zijn naam Sergei ter plekke heeft gewijzigd in Israël; een elegante muzieklerares uit Leningrad; nog een elektricien en een musicus en een airconditioning-technicus; een lerares uit Iran; een student uit Ethiopië; een opticien uit Lyon; enzovoort.
Na twee weken merk ik dat het niveau van de klas te hoog voor me is en ik vraag of ik een klas kan zakken. Dat wordt met grote tegenzin toegestaan, want in Israël gelooft men niet in opgeven. Nu zit ik dan in klas A-plus, een duffere klas inderdaad, met ook weer een meerderheid aan sovjetjoden. Ik vind het een heerlijk geluid, al dat Russisch om me heen. In een oelpan zit je op harde houten stoeltjes die een verbrede armleuning bezitten, waarop je je schrift kunt leggen. Er zijn geen tafels.
Rachel, onze lerares, houdt ervan over politiek te praten, tot ongenoegen van sommige leerlingen. Elke dag behandelt ze het laatste nieuws. Soms heel geëmotioneerd, zoals bij de terroristische aanval op een bus met Israëlische toeristen in Egypte. Een uur lang discussieerden we over de vraag, of het toegestaan moest blijven dat Israëli's naar Egypte kunnen reizen. Op het bord verschenen woorden als: oorlog; granaat; gewonde; ziekenhuis; ambulance. Na dat uur kwam ze op een of andere manier terecht bij de Holocaust en de kampen, ik weet niet meer hoe, maar wel werd me duidelijk uit welke diepere lagen haar paniek omhoogkwam.
Ze kan er ook maar niet genoeg van krijgen ons allemaal te vragen wat wij vinden van Gorbachov. Persoonlijk word ik meestal
| |
| |
bevangen door gevoelens van sympathie als ik die kop met die wijnvlek op het tv-scherm zie verschijnen, en ik wens hem sterkte. Zo niet de Russen in mijn klas, die zijn zonder uitzondering zeer sceptisch over Gorbachov, en vertellen ons over Pamyat en het heftiger wordende antisemitisme in de Sovjetunie. Niemand weet hoe lang Gorbachov het zal uithouden, en mocht hij, God verhoede het, de macht verliezen, zullen er dan geen pogroms tegen de joden losbarsten? Joden vormen een van de kwetsbare minderheidsgroepen, tegen wie de volkswoede zich vanouds gemakkelijk heeft laten richten. De aanvallen op Armeniërs in Azerbeizjan vormen een teken aan de wand.
Volgens de kranten komen er op het ogenblik zo'n 8000 Russische joden per maand het land binnen. De schattingen over het totaal te verwachten aantal Russische immigranten in heel 1990 lopen uiteen van 100.000 tot 350.000. Het is geheel onduidelijk waar die allemaal moeten blijven. Het doel waarnaar men op het ogenblik streeft, is iedere immigrant in elk geval een bed en een dak boven het hoofd te verschaffen - tot nu toe lukt dat. Maar er zullen hele wijken en hele steden uit de grond gestampt moeten worden om deze enorme nieuwe aliya op te vangen. Ze zullen in ieder geval niet massaal naar de bezette gebieden gaan.
De sovjetjoden hier vragen mij regelmatig naar het eventuele antisemitisme in Nederland, en ik schilder dan een beeld dat de VVV mij in dank zou afnemen: dat mag echt geen naam hebben, af en toe een antisemitische leuze bij een voetbalrel, of een stupide hakenkruis op een muur, maar werkelijk, Nederland is een liberaal, vrijheidslievend, vooroordelen bestrijdend land, met een Anne Frank Stichting en een traditie van joodse burgemeesters in Amsterdam. Deze beschrijving brengt mijn gesprekspartners in verwarring. Waarom heb ik dat paradijselijke land dan in godsnaam verlaten? Kan ik niet beter zo snel mogelijk terugkeren?
Een goede vraag. Waarom zit ik mijn geboorteland zo te verdedigen? Is het echt zo, of is het voor mij ook te pijnlijk om bepaalde tekenen te zien? Okee, geassimileerde joden kunnen burgemeester worden, en katholieke joden minister, maar wat als de minister orthodox joods was geweest, met een keppel en een baard? Nee, een minister of burgemeester met een keppel, dat zie ik nog niet in Nederland. En hoe zit het met het antizionisme, de anti-Israëlstemming? Hoeveel progressieve mensen in Nederland, die rood of roze of groen stemmen, en de zeehondjes koesteren en zo, vinden dat zionis- | |
| |
me gelijk staat aan racisme? (Vooral de Groen-stemmers vertrouw ik hierin voor geen moer.)
Beste ex-mede-Maagdenhuisbezetters, zionisme is geen racisme; zionisme is de bevrijdingsbeweging van het joodse volk. Zionisme staat voor de terugkeer naar Zion, voor het einde van de ballingschap. Tweeduizend jaar lang hebben vooraanstaande joden zich gewijd aan andermans (-vrouws) bevrijdingsbeweging. Of je nou kijkt naar de arbeidersbeweging, de vrouwenbeweging, gay liberation, de psychoanalyse of de human growth movement, overal kom je joden tegen in leidende posities. In de stilzwijgende, en vaak onbewuste hoop dat bij het bereiken van het ideaal (de socialistische maatschappij, het einde van seksisme, van homofobie, de bevrijde mens) er ook opeens miraculeus geen antisemitisme of joods isolement meer zou bestaan.
Die hoop is keer op keer ijdel gebleken. Op het ogenblik klinken er stemmen in de Sovjetunie die de joden de schuld van alle ellende geven; plotseling herinnert men zich op grote schaal dat er toch wel opmerkelijk veel joden zaten onder de leiders van de Communistische Partij, vooral in de beginjaren.
Voor mij is zionisme in de eerste plaats het streven om het joodse volk terug te brengen naar haar spirituele erfenis, naar de spirituele kern van het jodendom. De Diaspora is in de eerste plaats een spirituele ballingschap die zich na de verwoesting van de Tempel (70 na Chr.) tevens uitdrukte in een geografische ballingschap, in een leven ‘tussen vreemde volkeren’ die andere goden dienden. Ik moet steeds vaker denken aan een bepaalde passage uit Deuteronomium (28:64-65) die kristalhelder de gemoedstoestand van de geassimileerde jood in de Diaspora beschrijft:
‘De Eeuwige zal jullie verspreiden onder alle volkeren, van het ene einde van de aarde tot het andere; daar zul je afgoden van hout en steen gaan dienen, die je nooit gekend hebt, jij niet, noch je voorouders. Bij deze volkeren zul je geen verademing krijgen, noch zal er een plekje zijn waar je voet rust vindt. De Eeuwige zal je daar hartkloppingen bezorgen, je smachtend naar redding laten uitzien en je zielsbedroefd maken.’
| |
Mei 1990
We zitten hier middenin een paar onrustige weken. Het begon met de grafschennis in Carpentras, Zuid-Frankrijk, en een soortgelijk incident in Zweden. Zulke gebeurtenissen roepen hier onmiddellijk veel
| |
| |
angst op. Mijn lerares in de oelpan besteedde er de hele morgen aan zodat we de klas verlieten met een levendig beeld van een lijk op een paraplu geprikt op ons innerlijk netvlies. De massale demonstratie tegen racisme en antisemitisme die vervolgens in Parijs werd gehouden nam weer iets van de angst weg, maar er blijft ook altijd iets hangen. Niet onbegrijpelijk, gezien de opkomst van Le Pen, en het zich duidelijker manifesterende antisemitisme in de Sovjetunie. De verwachtingen hier ten aanzien van de ontwikkelingen in Oost-Europa zijn ook niet zo rooskleurig. Men vreest dat er niet alleen leuke dingen voor linkse mensen naar boven zullen komen, maar ook allerlei antidemocratische ressentimenten die gemakkelijk op een kwetsbare minderheid als de joden worden geprojecteerd.
Het volgende slechte nieuws was de moordpartij bij Rishon le Zion - waar een eenentwintigjarige Israëli een machinegeweer leegschoot op een groep Palestijnse arbeiders, gevolg zeven doden en tien gewonden. De nasleep van deze meervoudige moord was bijna nog erger. De heftigste onlusten in de bezette gebieden sinds het begin van de Intifada, een hard optreden van de IDF (Israeli Defense Forces) en een resulterend dodental van nog eens vijftien tot vijfentwintig.
De Histadrut, het Israëlische vakverbond, publiceerde direct op 22 mei een krachtige veroordeling van de moord op de Palestijnse arbeiders, tevens een oproep aan joodse en Arabische arbeiders om zich niet te laten provoceren door deze ‘misdaad van een geestelijk gestoorde’. Dat lijkt me de juiste verwoording. In ieder land kan het voorkomen dat er iemand opeens door het lint gaat en in het wilde weg medemensen begint neer te knallen - zijn eigen gezin, klanten van een supermarkt, passanten op straat. Afdeling gemengde berichten. In de politieke situatie zoals Israël die kent zijn er echter geen neutrale gemengde berichten. Er is hier nooit sprake van: man vermoordt prostituée. Nee, joodse respectievelijk Arabische man vermoordt Arabische respectievelijk joodse prostituée. Elke criminele handeling heeft een politieke lading, en politieke repercussies.
Uit een ongerust telefoontje van mijn moeder, op een ogenblik dat ik nog van niets wist, begrijp ik dat er in Europa en de VS een flinke anti-Israël-stemming is ontstaan. President Bush vond het nodig familie van de slachtoffers van de schietpartij bij Rishon, en van het daaropvolgende geweld in de bezette gebieden persoonlijk te condoleren - een ongehoord precedent, niet vertoond bij aanvallen van Palestijnen op burgerdoelen in Israël.
| |
| |
Het zijn twee kanten van dezelfde medaille: antisemitisme bij nietjoden, angst en wantrouwen plus ‘verinnerlijkt antisemitisme’ bij joden. Verinnerlijkt antisemitisme wil zeggen het geloven in, je eigen maken van, alle vooroordelen. Zo'n verinnerlijking vindt plaats in een positie van machteloosheid.
Wij joden hebben als groep een ‘joods bevrijdingsprogramma’ nodig, vergelijkbaar met de consciousness-raising-technieken die in de vrouwenbeweging worden gebruikt. Technieken om ons te bevrijden van onze doodsangst, van ons wantrouwen, en van de verinnerlijkte vooroordelen. Tot nu toe hebben wij steeds de keuze gehad ‘er bij te horen’ mits we assimileren en onze joodse identiteit opgeven; of onze identiteit te bewaren, zichtbaar joods te zijn, religieus te zijn, en in een isolement te leven, kwetsbaar voor aanvallen.
Een van de goede kanten van Israël is dat we hier allemaal zeer zichtbaar joods zijn, tot op het vulgaire af. En dat er een sterk gevoel van nationale trots bestaat. Een van de slechte kanten is dat de staat Israël hoe langer hoe meer de paranoïde patronen van een gedeelte van zijn burgers weerspiegelt en daardoor steeds geïsoleerder komt te staan. Israël wordt zo langzamerhand behandeld als de jood onder de naties. Antisemitisme en antizionisme lijken weer samen te vallen en dat versterkt de bestaande paranoia. Een gevaarlijke ontwikkeling.
| |
Juni 1990
Ik weet niet goed hoe ik het moet overbrengen - het leven in Israël heeft iets bijzonder onschuldigs. Hoe kan dat nou, tegelijkertijd is er een bijna-burgeroorlog aan de gang? Ja, ik weet ook niet hoe dat kan. Het lijken net twee separate werkelijkheden. Het gewone leven, van een grote dorpsheid, waarin de stress zich hoofdzakelijk uit in financiële zorgen - hoe kom je aan een betaalbare woning, hoe vind je werk waarmee je de huur kunt betalen, kortom hoe houd je het hoofd boven water - en de Intifada waarvan je het dodental elke dag in de krant leest, gesteld dàt je een krant leest. Het is net of zich dat ergens anders afspeelt, buiten het gewone bestaan. Of het ook niet echt met jou te maken heeft.
Er zijn natuurlijk raakpunten. Op de Mahane Jehuda, de drukke oriëntaalse markt waar ik regelmatig mijn sjabbatboodschappen doe, is twee weken geleden een bom ontploft. Daarbij is een oude joodse man gedood. Dat had ik dus ook kunnen zijn. Bij de meeste warenhuizen en supermarkten wordt de inhoud van mijn tas bekeken voor ik
| |
| |
naar binnen mag. De ruiten van de bussen die ik neem zitten vol barsten. Gisteren is er in de Oude Stad, ook een plek waar ik graag, rondwandel, een joodse jesjiwa-student neergestoken. De Jordaanse radio meldde vanochtend dat als gevolg daarvan duizend Palestijnen uit Oost-Jeruzalem zijn opgepakt. Nou vertrouw ik de Jordaanse radio niet 100%, misschien hebben ze er een nul bijgeplakt, maar natuurlijk heeft zoiets weer een ernstige escalatie tot gevolg.
En toch beheerst de Intifada mijn leven niet, nog niet. De gigantische aliya uit de Sovjetunie houdt me veel meer bezig. Ik zit er middenin, al die Russische immigranten die met achterlating van alles wat ze eventueel bezaten, alleen met hun kleren bij zich, hier een nieuw leven komen beginnen.
Vanochtend zitten we bij de afscheidsbijeenkomst van de oelpan ‘Hine ma tov oe ma najiem...’ te zingen, begeleid door viool en accordeon. (‘Wat is het fijn, als broeders bij elkaar te zitten’. In het Nederlands klinkt dat wel erg stichtelijk, in het Ivriet minder.) De muziek roept de sfeer van een Europees sjtetl op. We kunnen onze voeten bijna niet stil houden. Al die joden uit alle delen van de wereld - het is alsof de bijbelse profetieën over de terugkeer naar het land aan het uitkomen zijn. Ik begin te beseffen dat die terugkeer in de vorige eeuw is ingezet en nog steeds doorgaat, ondanks alle obstakels en de grote massamoord. Het is een massaal thuiskomen, een thuiskomen in spirituele zin, alsof je bij je familie komt, in een huis waar je misschien nooit bent geweest maar waarvan je weet dat het thuis is.
| |
Juli 1990
Uit een gevoel van solidariteit en ‘je moet toch iets doen’, doe ik vaak mee aan ‘Women in Black’, de groep in het zwart geklede vrouwen die elke vrijdagmiddag op een centraal plein in Jeruzalem een stil protest houden tegen de bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Elke keer voel ik me daar ook onbehaaglijk. Alsof ik iets doe waarin ik niet geloof. Langzamerhand kan ik verwoorden waarom ik er niet in geloof.
Ten eerste vind ik de kleur zwart ongelukkig gekozen. Ik begrijp wel dat het de rouw van Palestijnse vrouwen en moeders symboliseert, maar toch. Zwart is een negatieve kleur, het zuigt alle andere vibraties in zich op. Traditioneel is zwart verbonden met de duivel, met zwarte magie en het onbewuste en de dood. Het is de kleur van de
| |
| |
angst. Niemand heeft dat beter begrepen dan de tegendemonstranten die de laatste maanden bij Women in Black zijn verschenen, mannen en vrouwen van Tehiya en Kach, rechtser dan rechts. Zij zijn in het wit gekleed en zwaaien met blauwwitte Israëlische vlaggen en borden waarop de vrouwen in het zwart landverraadsters en handlangers van Arafat worden genoemd. Het laat mij zien dat een demonstratie alleen maar ‘actie’ is die ‘reactie’ oproept, en niet bijdraagt tot enige verandering.
Een demonstratie als Women in Black, en hetzelfde geldt voor Vrede Nu waar ik ook braaf aan meedoe, is een vreselijk goed bedoelde uiting van machteloosheid. We willen dat er iets verandert, maar er is niet de notie dat we in ons eigen innerlijk moeten kijken, waar wij misschien dezelfde angsten koesteren die zo luid en uitvergroot stem krijgen bij onze regeringsleiders.
Om hier in het Midden-Oosten vrede te krijgen moeten we veel radicaler te werk gaan, radicaal in de zin van: de wortels aanpakken. Waar houden wij in ons eigen leven krampachtig vast aan onze eigen Westbank? Waar houden wij in ons eigen leven verandering tegen? Welke (schijn)veiligheid durven wij in ons eigen leven niet los te laten omdat we dan denken dood te gaan? Is het een relatie, een baan, een huis, een bankrekening, een bepaalde ideologie? Alleen door zelf door veranderingen heen te durven gaan veranderen we de uiterlijke wereld. Elke individuele verstarring draagt bij aan de verstarring op wereldschaal, want, op gevaar af belachelijk te klinken, we zijn allemaal één.
Omdat ik dat nu duidelijk zie heb ik me aangesloten bij een meditatieen healinggroep die werkt onder de noemer: ‘Let go of your own Westbank’. Een groep waarin we onze eigen doodsangst onder ogen willen zien, en willen loslaten. Omdat we weten dat we alleen dan zinnige actie kunnen ondernemen.
Dit is voorlopig de enige actie waarin ik nog geloof.
| |
Augustus 1990
Een heerlijke lome vakantiedag vandaag. Terwijl er toch paniek heerst over de reële oorlogsdreiging vanuit Irak. In de Jerusalem Post van vandaag stond dat Saddam Hoessein in een poging het Arabische blok achter zich te krijgen heeft verklaard dat sommige Amerikaanse vliegtuigen overgeschilderde Israëlische toestellen zijn, gevlogen
| |
| |
door Israëli's met valse Amerikaanse papieren. Een doorzichtige leugen, die echter duidelijk maakt dat hij er niet voor zal terugdeinzen Israël aan te vallen als de VS hem teveel strobreedtes in de weg leggen.
Vanochtend belde, voor de tweede keer, mijn moeder. Met een grafstem vroeg ze me alsjeblieft thuis te komen, en voerde reumatiek en blaasontsteking aan als argumenten waardoor ik me schuldig ging voelen. Het had wel effect, ik werd ongeruster. In Nederland zie je waarschijnlijk veel informatievere tv-programma's over de opeenhoping van oorlogstuig daar in de Golf. Na het telefoongesprek probeerde ik te mediteren, me ‘leeg’ te maken en contact met m'n hogere zelf te maken om te zien of het inderdaad beter is even naar Nederland te gaan. Maar er kwam niets, ik was teveel ongerust aan het malen.
Ik ben me bewust dat we met z'n allen meewerken aan dit drama, een massale heropvoering van een eng toneelstuk met agressors en slachtoffers. Saddam Hoessein wordt hier alom vergeleken met Hitler. Een man die er niet voor terugdeinst zijn eigen familie of generaals neer te schieten als ze hem een advies geven dat hem niet zint. Dat deed Hitler nog niet eens, voor zover ik weet.
Gisteren hebben honderden Palestijnen in de West Bank en Gaza gedemonstreerd als steun voor Saddam, ook al niet iets om vrolijk over te worden. Ze schijnen hem als grote verlosser te beschouwen. Wat een ironie, de PLO als grote bondgenoot van de nieuwe Hitler. Palestijnse spionnen schijnen ook veel van de informatie te hebben verschaft die het Saddam mogelijk heeft gemaakt, Koeweit te overrompelen. Het Iraakse leger had kant en klare lijsten met namen en telefoonnummers van belangrijke Koeweiti's, hun in handen gespeeld door Palestijnse informanten.
| |
Oktober 1990
Gisteravond was er een kort bericht op het nieuws: de regering gaat nu toch over tot het distribueren van gasmaskers en andere benodigdheden, onder andere injectiespuiten met een tegengif tegen chemische oorlogvoering. Men benadrukt dat dit geen reden moet zijn tot paniek. De distributie zal 15 oktober beginnen en enige weken kosten.
‘Krijg jij nog steeds van die noodtelefoontjes uit Nederland?’ vroeg D. me door de telefoon. Nee, dat is een beetje opgehouden, de Golfcrisis duurt alweer zo'n tijd, alles went.
Het lijkt hier in Israël ook ‘business as usual’. De afgelopen
| |
| |
weken was iedereen koortsachtig bezig met de feestdagen, Rosj Hashana en Jom Kippoer (Nieuwjaar en Grote Verzoendag). Op Jom Kippoer was het ontzettend heet, een bezoeking als je vierentwintig uur moet vasten, dus ook niet kunt drinken.
's Middags wandelde ik wat door de uitgestorven straten. De stad is dan aan de kinderen die met rolschaatsen en skateboards de rijweg in bezit nemen. Ik liep tot het Mount Zion Hotel, vanwaar je een schitterend uitzicht hebt op de vallei van Oost-Jeruzalem en op de Oude Stad. Het was onwerkelijk stil. De lucht trilde van de hitte. Vaag hoorde ik een ijl geschreeuw, alsof er ergens sprinkhanen zaten. Had ik nu al auditieve hallucinaties van de dorst? Ergens buiten mijn gezichtsveld, achter de horizon, klonk een dun krijsen. Het joelen van een oproer. Ik hoorde het doffe geluid van schoten. Even later reden twee militaire jeeps langs de muur van de Oude Stad. Ik besloot maar verder te lopen, het ijle schreeuwen aan de rand van mijn bewustzijn.
Ik dacht er later over na. Is het werkelijk struisvogelpolitiek, die ogenschijnlijke kalmte hier? Maar wat moeten we, we kunnen toch niet altijd blijven vluchten? Nu zijn we voor de eerste keer eens niet afhankelijk van een vreemde regering die ons niet kan of wil beschermen, nu hebben we een eigen land. We kunnen toch moeilijk allemaal een ticket gaan kopen en het land leeg achterlaten, op een presenteerblaadje voor Saddam of de PLO?
Laat ik mezelf niet langer een rad voor ogen draaien: waarschijnlijk breekt er nog deze maand een oorlog uit in het Midden-Oosten. Er is zo'n opeenhoping van troepen en wapentuig, dat moet gewoon een ontlading vinden in een confrontatie. Wie had dat ooit gedacht, dat ik naar Israël zou komen om het begin van een derde wereldoorlog mee te maken. Dat was niet echt mijn toekomstvisioen.
Het is onthutsend te ontdekken hoezeer mijn politieke meningsvorming wordt beïnvloed door mijn omgeving, de tv die ik zie, de kranten die ik lees, en niet in de laatste plaats door de mensen die ik ken. Men was hier in Israël over het algemeen blij met de snelle reactie van Bush. Alom heerste er een gevoel van: nu ziet de wereld eens door wat voor duistere machten wij hier omringd zijn. Eindelijk staan we er eens niet alleen voor. We hebben er zelfs bijna niets mee te maken!
De eerste dagen had ik iets van: lang leve Bush, eindelijk een Amerikaanse president die durft te zeggen: tot hier en niet verder. Ik geloof ook wel in zijn morele verontwaardiging, hij is van de
| |
| |
generatie die Hitler en Pearl Harbour bewust hebben meegemaakt. Later, toen de Amerikaanse troepenzendingen enorme afmetingen gingen aannemen, kwam er ook twijfel: is deze padvinder niet al te enthousiast bezig? Gaat het nog om het bevrijden van een land, of zijn het alleen nog de westerse oliebelangen?
Mijn broer schrijft me nuchter: ‘Is Jeruzalem wel de meest comfortabele plaats om de meningsverschillen tussen de tiran en de imperialist gade te slaan?’ Mooi geformuleerd, want het is allang geen conflict meer tussen de good guy en de bad guy, al presenteert de Jerusalem Post het als zodanig; dat hele Irak is tot de tanden toe bewapend door het Westen, de Bondsrepubliek natuurlijk weer voorop. Wellicht zullen er talloze dienstplichtige soldaten gedood worden door in hun eigen vaderland gefabriceerde wapens. Wat een waanzin allemaal.
Dit zijn allemaal politieke en morele overwegingen, behorend bij het aardse Jeruzalem. Maar er is ook nog het hemelse Jeruzalem, waar de lucht trilt van mystiek en metafysica en daar gelden weer andere wetten, jenseits van ‘rechts’ en ‘links’.
Tijdens de eerste week van de Golfcrisis stond er een klein berichtje in de Post: de Lubavitcher rebbe, standplaats Brooklyn New York, over de crisis. Volgens een oude joodse Midrasj (een interpretatie van een of meer bijbelpassages) zal er dit jaar, het jaar 5751, een wereldschokkende confrontatie in de Perzische Golf plaatsvinden. Israël heeft daar echter niets van te vrezen. Integendeel, deze oorlog kondigt de komst van de Messias aan. De rebbe vermaant zijn volgelingen in Israël dan ook om geen voedsel te gaan hamsteren.
De afgelopen week leverde een soortgelijk bericht op: in 1935 heeft een in Jeruzalem wonende mysticus in het laatste decennium van deze eeuw een grote oorlog tussen Arabische staten voorspeld, inclusief gebruik van chemische en biologische wapens. Jeruzalem zal enige dagen worden belegerd en er zal een aardbeving plaatsvinden waarbij, chauvinistisch tintje, alleen moslem en christelijke huizen zullen worden verwoest. Na deze oorlog zal het Messiaanse tijdperk aanvangen en Jeruzalem zal oppermachtig heersen.
Geïnspireerd door deze berichten liep ik vandaag boekhandel Steimatzky binnen. Op naar het hoekje met new age en occulte lectuur. Ik vond wat ik zocht, een pocketuitgaafje van Nostradamus, de Franse profeet die volgens velen onder andere Napoleon, Hitler en de tweede wereldoorlog heeft voorzien. Hij heeft trouwens ook vaak
| |
| |
de plank misgeslagen. Een interpretatie van zijn duistere kwatrijnen achteraf, is natuurlijk heel wat gemakkelijker dan een voorspelling vinden van iets dat nog moet plaatsvinden. Door te zoeken onder de lemma's ‘Third World War’, ‘United Arab Republics’, ‘Irak’, ‘Israël’ en ‘Antichrist’ vond ik een aantal bruikbare kwatrijnen die allemaal betrekking hebben op een grote oorlog ergens tussen 1990 en 1996 in Azië, waar een demonisch heerser zal opstaan. Twee grote wereldmachten zouden elkaars bondgenoot zijn in de strijd tegen deze tiran.
De Amerikaanse commentator identificeert de tiran met rood China, en de wereldmachten met enige aarzeling als de Verenigde Staten en de Sovjetunie. Nostradamus spreekt over ‘twee zonnen’ tijdens die oorlog, hetgeen zou kunnen wijzen op een atoom- of neutronenbom. Ik vond een apart vers waarin wordt voorspeld dat Israël voor het einde van de eeuw in vrede zal kunnen leven. Dat is tenminste een troost, maar liever zonder grote kladderadatsch. Peinzend stap ik de boekhandel uit.
Weer heb ik gemengde gevoelens. Ik ben geschokt dat er tijdens de Tempelbergrellen doden zijn gevallen, had dat verdomme niet anders gekund, met traangas? Wat een overreactie weer, en dat na twee maanden uiterst ingehouden beleid. Het lijkt wel of Israël altijd weer terugvalt in een vertrouwde positie, de positie van de gebeten hond, dan is alles weer zoals het hoort: we staan helemaal alleen, de hele wereld is tegen ons, we hebben geen enkele te vertrouwen bondgenoot. De verslaafdheid aan de slachtofferpositie of aan de flipside daarvan, de ‘we slaan er op’-positie, maar altijd vanuit een slachtoffergevoel. Zo'n positie van isolement ook.
Ik kan me de krantekoppen in het buitenland al helemaal voorstellen. (Ik zie alleen een glimp van De Telegraaf - boven een foto van gearresteerde, op de grond liggende Palestijnen staat iets van: bloedbad op de Tempelberg - 21 doden - alsof het op de grond liggende lijken betreft.) Dan hoor ik dat het stenengooien helemaal geen spontane uitbarsting is geweest, maar een zorgvuldig voorbereide operatie. De Inlichtingendienst wist dat er iets zou gebeuren, al dagen waren er stenen en stokken naar de Tempelberg gebracht; ze hebben alleen fout ingeschat wanneer het zou beginnen. Waarschijnlijk is het een door Irak georkestreerde provocatie geweest. Dat maakt het helemaal stom dat Israël er zo op losgeschoten heeft. Provocatie geslaagd. Irak heeft onmiddellijk gedreigd met ‘Arabische vergeldingsacties, ‘om Jeruzalem en alle andere heilige plekken (slaat op Saoedi-Arabië) te bevrijden’.
| |
| |
Er is een escalatie van geweld op gang gekomen, na de Tempelbergrellen. Achteraf blijkt de schietpartij op de berg een kettingreactie geweest te zijn, in gang gezet door het gerucht dat de Temple Mount Faithful zich opmaakte de eerste steen voor de Derde Tempel te gaan leggen, op Soekkot. (De Temple Mount Faithful is een sektarisch groepje dat zich voorbereidt op de bouw van de Derde Tempel, door alvast de juiste oliën en wieroken te bereiden, en de kleren voor de Hogepriester te weven, dat soort activiteiten.) Op elke joodse feestdag kondigen ze aan naar de Tempelberg te komen, en iedere keer houdt de politie hen tegen. Dit keer lag er zelfs een gerechtelijk verbod. Goeie ouwe Teddy Koliek had er nog voor gezorgd die uitspraak in alle Arabische kranten te krijgen - maar had er geen rekening mee gehouden dat de Arabieren geen vertrouwen meer hebben in Israëlische rechtbanken. Hoe dan ook, er waren 3000 man Palestijnen naar de Tempelberg gekomen om het terrein te verdedigen, en er lag een arsenaal aan stenen. De rest is bekend.
Het nieuwe liberale weekblad Jerusalem Report citeert een oudere Fatah-activist uit Ramallah: ‘Misschien is het waar dat noch de Palestijnen noch de Israëli's de tragische gebeurtenissen bij de Al Aqsa-moskee gepland hebben. Maar de politieke resultaten voor de Palestijnen gaan boven alle verwachtingen. Een handvol verwarde Israëlische politieagenten hebben meer bereikt dan de beste diplomaten van de PLO.’
Het politieke geweld is opeens angstig dichtbij gekomen. In de straat waar mijn nichtje woont, in Baka, een rustige buurt met oude huizen, oude bomen en een overwegend Ashkenazische bevolking, werden drie mensen doodgestoken. Een achttienjarige soldate, een achtentwintigjarige politieagent, en de vijfenveertigjarige eigenaar van de kwekerij op Derech Bethlehem, waar ik de plantjes voor mijn bloembakken koop. De agent verloor zijn leven doordat hij, bang de Arabier dodelijk te raken, als waarschuwing eerst in de lucht schoot, en daarna in de benen. In de daarop volgende worsteling slaagde de man er in, onder het uitroepen van ‘Allahu Akbar’ hem alsnog een mes in de rug te planten. Die agent woonde tegenover het huis waar mijn nichtje woont. De hele verdere week werd er ‘sjiwwe gezeten’ en omdat de huizen zo klein zijn, was de straat vol rouwenden. Elke keer dat ze de deur uitstapte, stuitte ze op rouw.
Ik heb helemaal geen zin hier nog verder over te schrijven; het zal allemaal wel bekend zijn, uit de krant en via de tv. Enige dagen was
| |
| |
Jeruzalem vol politie en leger, die bijvoorbeeld op bushaltes zich zaten te vervelen. De grens tussen Israël en de Gebieden werd tijdelijk gesloten, en nu is de grens weer open. Er zijn meer nationalistisch geïnspireerde moorden gevolgd. De altijd aanwezige paniek onder het Israëlische publiek heeft zich verdiept. De haat lijkt aan beide zijden groter geworden. Het leger heeft het huis van de familie van de Bakamoordenaar, Omar Abu Sirhan, verwoest. Een afschuwelijke maatregel vind ik dat, dat verwoesten van huizen. Ik ben er zeker van dat het alleen maar meer ressentiment en martelaren creëert.
Een jaar geleden waarschuwden vredesactivisten dat het nu het tijdstip was om met de PLO te gaan praten - de Palestjnen staken de hand uit, er was de bereidheid te onderhandelen. Als de regering deze gelegenheid voorbij liet gaan, zouden er wel eens veel radicalere krachten naar boven kunnen komen. Arafat zou een lieverdje zijn, vergeleken met wat er dan aan leiderschap zou komen bovendrijven. Rationeel ben ik het daar helemaal mee eens. En emotioneel ook. En tegelijkertijd kan ik niet helemaal de droom vergeten, die ik tweeëneenhalf jaar geleden droomde, in het brede bed van mijn geliefde, de eerste nacht na mijn aankomst in Israël.
Vanaf het vliegveld waren wij per sheroet (collectieve taxi) naar Jeruzalem gereden. We zaten samen op de achterbank en voor ons torende het brede zwarte silhouet van een chassidische jood, compleet met zwarte hoed, volle baard en peyes (lange lokken langs de slapen). Geïntimideerd door zijn aanwezigheid durfden wij zelfs elkaars hand niet vast te houden. Na het vliegtuig doet de rit naar Jeruzalem altijd wat psychedelisch aan; de chauffeur rijdt als een bezetene, de duisternis valt onverhoeds, je snuift de geur van pijnbomen en nablakerende rotsen. De weg spiraalt tenslotte omhoog, daar waar Jeruzalem ligt als koningin in de woestijn van Judea.
's Nachts werd ik wakker van de dorst uit een droom die echter leek dan de kamer waar ik me bevond. Er viel genoeg wit maanlicht de kamer binnen om de kraan in de keuken te bereiken. Terwijl ik dronk, dacht ik na over de film waaruit ik zojuist was ontwaakt.
Ik zat met mijn geliefde in de sheroet op weg naar Jeruzalem. Voor ons torende het zwarte silhouet van een chassied. De atmosfeer was bijna elektrisch. Er zat ook een oude vrouw in de taxi, die ons zei dat we onze haren moesten bedekken. Kunstig drapeerde ze een sjaal om mijn haar, op zo'n manier dat het een brede ronde platte hoed leek, als een streimel, de bonthoeden die chassidiem op feestdagen dragen.
| |
| |
De oude vrouw keek afkeurend naar mijn blote sproetige armen. Die moest ik ook bedekken, die verraadden dat ik een westerse vrouw was.
De sheroet stopte. Wij stapten uit, maar we bleken nog niet bij het huis van mijn geliefde te zijn. We begonnen maar verder te lopen.
Plotseling werden we geconfronteerd met een menigte Arabieren die dreigend op ons afkwam.
Ik stapte naar voren (in dromen altijd moedig) en zei in het Frans: ‘C'est d'accord. Je suis d'Amsterdam’ (en daar zijn ze allemaal voor de Palestijnen, wilde ik er nog aan toevoegen, maar ik wist niet zo gauw hoe ik dat in het Frans moest zeggen).
Mijn vriendin was ergens achter me verdwenen. Toen ik beter naar de Arabieren keek zag ik dat ze allemaal met elkaar verbonden waren, door bruin touw, of stroken bruin plakband. Of waren het zwepen?
Nogmaals zei ik: ‘C'est d'accord. Je suis d'Amsterdam.’ Mijn woorden hadden totaal geen effect. Integendeel, de menigte rukte dreigend op.
Toen, plotseling, weken ze terug. Ik keek over mijn schouder. Achter me stond een levensgrote Israëlische politieagent, gewapend, blauw uniform, koolzwarte ogen.
Met een schok besefte ik dat hij me nog net gered had.
Dit droomde ik op 28 juli 1988, de Intifada was acht maanden aan de gang. De droom verontrustte me, omdat ze leek te zeggen dat ik mijn naïeve linkse beginselen nog maar eens goed tegen het licht moest houden.
In een van de mooiste boeken over Jeruzalem die ik ken, Jerusalem, Jerusalem waarin journaliste Lesley Hazleton vergeefs tracht los te komen van de stad die haar sinds ze er dertien jaar heeft gewoond, in haar greep blijft houden, schrijft zij:
‘There is no comfort to be had in this country. It is a place that makes you have dreams you do not want, and that makes you acknowledge things in yourself you would rather not know.’
|
|