Lust en Gratie. Jaargang 7(1990)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Gedichten lieve desmet gekleurd als de rituelen mij niet toebehoren omdat ze een wig drijven tussen mijn aarde en mijn ziel dan kom ik dichter bij de dwazen als de sprookjesprinsen mij niet bekoren omdat hun paarden wit zijn als kolonialen, omdat hun wond're kus beteugelend is dan kom ik verder bij de dwazen als wij dwazen met het verworpen oor en de gemerkte ogen door brakke tranen de luister zien dan horen wij een andere weg te banen [pagina 52] [p. 52] hij zit me op de hielen - op mijn lip deze tijdsgeest van te kleine snit de heks in mij lijdt ademnood er smeulen haarden in mijn schoot ik pluk de eeltplekken van mijn tong mijn stem klinkt plots als een bariton die vermetel mijn toverij bevrijdt van elk keurslijf - en de brand verspreidt [pagina 53] [p. 53] Zij bestuurde het huis op notenbalken de dingen waarvoor zij bestond vonden hun plaats in de maat, de afgestofte engeltjes op de schouw zwegen met open mond als plechtige toeschouwers bij het podium van mijn tante, mijn tante die altijd zong. Soms hoorde ik haar gillen en tekeer gaan 's nachts, overmand als ze zich voelde scherpte ze de tonen aan. Een spartelend allegro doortastte elk stramien in de duistere kamer van mijn tante, mijn tante die krachtig tegen de muren zong. Maar als dan het huis was volgelopen, de wijn werd aanbevolen op dagen waarop alles glom keerde ze plots alle balken om en steeg op uit de prullen die zij diende, om de liefde te bezingen als Baker, als Piaf mijn tante, mijn tante die altijd zong. Vorige Volgende