Lust en Gratie. Jaargang 7
(1990)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
De grote oplichters der wereld
| |
[pagina 37]
| |
den van hun niet-stelende seksegenoten. Winkeldiefstal blijkt gewoon het type misdrijf te zijn waarbij iedere vorm van drempelvrees overbodig is. Het vereist geen technisch inzicht, je hoeft er geen koevoet voor aan te schaffen, gewelddadig optreden is doorgaans niet nodig en je handen blijven er schoon bij. De realiteit van het vrouwelijk vergrijp lijkt kortom nogal ontluisterend te zijn, zodat ik noodgedwongen bij de fictie uitkom en het stelen inwissel voor een vrouwelijk vergrijp dat beduidend minder laag bij de gronds is: het vliegen.
Het werk van de Engelse schrijfster Angela Carter wordt meestal aangemerkt als fantastisch, magisch-realistisch of gotisch. Sommigen noemen haar een vrouwelijke Edgar Allan Poe, anderen plaatsen haar liever in het spoor van een schrijver als Borges. In 1984 publiceerde Angela Carter Nights at the Circus, een bijzonder boek dat in het Nederlands is vertaald onder de titel Circusnachten. Carters Circusnachten neemt een aanvang in het laat-negentiende-eeuwse Londen, ‘een klein dorp aan de Theems met als voornaamste industrieën het variététheater en de oplichterij’.Ga naar eind1. Hoofdpersoon is Fere, een struise jonge vrouw die in het bezit is van een paar reusachtige roodpaarse vleugels en een merkwaardige voorgeschiedenis die ik u niet wil onthouden. Fere is als baby te vondeling gelegd in een wasmandje tussen een hoop gebroken eierschalen. Het verhaal wil dan ook dat zij niet geboren is, maar uitgebroed. Fere groeit op in de typisch vrouwelijke ambiance van een Londens bordeel, waar ze door de meiden van plezier met liefde en zorg omringd wordt. Theater en oplichterij maken van meet af aan deel uit van haar omgeving. De hoeren laten zich met klinkende munt betalen voor de ‘simulacra’ van het genot, terwijl de kleine Fere zich in de salon tentoonstelt als levend standbeeld. Tot haar veertiende treedt ze op als Cupido, het zinnebeeld van de liefde, daarna bootst ze het beroemde beeldhouwwerk van de Gevleugelde Victorie na. Fere is van jongs af aan in de leer om zich te laten bekijken, een kunst die haar later goed van pas komt. Nadat de hoerenkast in rook en vlammen is opgegaan, wordt ze opgesloten in een museum voor vrouwelijke monsters. Gelukkig weet ze, zoals Carter schrijft, aan ‘deze rommelkamer van vrouwelijkheid, deze uitdragerij van het hart’ te ontsnappen, en daarna komt haar artistieke levensloopbaan pas goed op gang.Ga naar eind2. | |
[pagina 38]
| |
Aan het begin van Circusnachten viert Fere grootse triomfen in alle Europese steden. Dankzij haar vleugels is ze de beroemdste aerialiste of trapezewerkster van haar tijd. De groten der aarde dingen om haar gunst, haar populariteit kent geen grenzen, de ‘Feremanie’ neemt immense afmetingen aan: ‘Overal zag je afbeeldingen van haar, de winkels waren volgestouwd met “Feres” jarretelles, kousen, waaiers, sigaren, scheerzeep... Ze had haar naam zelfs aan een bepaald merk bakpoeder verbonden, je voegde een lepel toe en daar ging je cake de lucht in, net als zij. Heldin van de dag, onderwerp van geleerde discussies en profane gissingen, zorgde deze Helena voor duizend woordgrappen, merendeels aan de schuine kant. (...) Haar naam lag op ieders lippen, van hertogin tot groenteventer: “Heb je Fere gezien?” En dan: “Hoe doet ze het?” En dan: “Denk je dat ze echt is?”’Ga naar eind3. Feres kunst- en vliegwerk laadt bij voortduring de verdenking op zich van illusie en bedrog: ‘Is ze werkelijkheid of verzinsel?’ ‘Is she fact or is she fiction?’ Deze leus prijkt niet alleen met schreeuwende letters op de theateraffiches, het is ook een vraag die als een grillige rode draad door het boek loopt. Fere zelf geeft geen uitsluitsel: ‘Kijk, schat’, zegt ze, ‘bij mij moet je niet wezen met vragen over wat werkelijkheid is en wat verzinsel, want net als bij het vogelbekdier gelooft de helft van de mensen die mij zien niet wat ze zien en de rest denkt dat ze ze zien vliegen.’Ga naar eind4. In het eerste deel van Circusnachten wordt Fere in haar kleedkamer bezocht door de Amerikaanse journalist Jack Walser. Jack is een avontuurlijke jongeman die alles van sterke verhalen weet. Hij heeft bovendien een nuchtere inslag en een grote aanleg om op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. Eigenschappen die goed van pas komen in een beroep waarbij het er op aan komt alles te zien en niets te geloven. Walser werkt aan een serie interviews over de ‘Grote Oplichters der Wereld’ en staat dan ook te poppelen om met Fere te praten. Aan een kant wil hij haar nog verder de hoogte in steken, maar tegelijkertijd hoopt hij dat ze op haar bek zal gaan. Afgaande op Feres bekentenissen aan Walser kan haar val niet al te diep zijn. Haar oplichterspraktijken hebben een onschuldig karakter, om niet te zeggen een typisch vrouwelijk karakter: ‘“Luister, meneer, ik zal u een groot geheim verklappen, alleen | |
[pagina 39]
| |
Foto: Barbara Morgan
| |
[pagina 40]
| |
voor uw oren bestemd en niet voor publikatie, omdat uw gezicht me wel aanstaat, meneer.” Daarop knipperde ze verleidelijk met haar oogleden. Ze ging over op een fluistertoon, zodat Walser op zijn beurt voorover moest buigen om haar te kunnen verstaan; haar adem, geurend naar champagne, verwarmde zijn wang. Wat de vliegende trapezewerkster niet vertelt is dat die natuurlijke, min of meer blonde haarkleur het resultaat is van een behandeling met waterstofperoxyde. Feres vermogen tot vliegen is trouwens ook in meer algemene zin niet weg te denken van haar vrouw-zijn. Haar vleugels komen pas tot wasdom in haar puberteit, en moeten dus eigenlijk worden opgevat als een secundair geslachtskenmerk. ‘Want zoals mijn tietjes van voren groeiden, zo groeiden die gevederde aanhangsels van achteren’, zegt Fere tegen Jack.Ga naar eind6. Niet voor niets houdt ze haar verentooi in het dagelijks leven netjes verborgen onder een kamerjas, een omslagdoek, of een nauwsluitend keurslijfje. De madam van de hoerentent waar Fere groot groeit beschouwt haar als het kind van de naderende twintigste eeuw, ‘het Nieuwe Tijdperk waarin vrouwen niet langer gekluisterd zullen zijn’.Ga naar eind7. Feres gevleugde circusact is met andere woorden een nadrukkelijke inbreuk op de beperkingen die de wereld haar oplegt, een vrouwelijk vergrijp van de eerste orde. Haar vleugels geven het lichaam een nieuwe dimensie, stellen de rede aanhoudend op de proef en tarten de wetten van de zwaartekracht en de mechanica. Is she fact, or is she fiction? Wie vliegt doorkruist de gebruikelijke indeling van de werkelijkheid: mens-dier, vrouw-vogel, schijn-wezen. Feit en fictie, het lijkt een achterhaalde tegenstelling te zijn, een vraag die alleen nog gesteld kan worden door een negentiende-eeuwse journalist, wiens wortels onmiskenbaar in de Verlichting liggen. | |
[pagina 41]
| |
Maar hoe zit het in Circusnachten nu precies met de twintigste eeuw? De vleugels van Fere blijken niet de enige voorbode van het Nieuwe Tijdperk te zijn. Tijdens haar gedwongen verblijf in het museum voor vrouwelijke monsters maakt Fere kennis met andere wonderen der natuur. Onder hen bevindt zich de Schone Slaapster, een vrouw die aan het dagbewustzijn ontrukt is doordat ze in een vrijwel permanente slaaptoestand verkeert. De sporadische momenten waarop ze wakker is brengt ze met tegenzin door. Het lijken de gedwongen onderbrekingen te zijn van een belangrijker bestaan of, zoals Carter schrijft, van ‘een droom die de wereld verzwelgt’.Ga naar eind8. Fere is er stellig van overtuigd dat de droom van de Schone Slaapster de blauwdruk van de komende eeuw is. Het is dan ook verontrustend dat er met een zekere regelmaat dikke tranen onder de oogleden van de Slaapster vandaan rollen! Een twintigste-eeuwse droom die de wereld verzwelgt. Wat zou Carter daar anders mee kunnen bedoelen dan het postmoderne denken? Het postmodernisme trekt de wereld immers radicaal in twijfel. Er is geen werkelijkheid, er zijn slechts versies van werkelijkheid. Er is geen identiteit, er zijn slechts constructies van identiteit en die blijken bovendien zelden solide te zijn. Iedere betekenis is een voorlopige, ieder woord staat voortdurend op het punt naar elders te glippen. Binnen het postmoderne gedachtengoed is vliegen geen vergrijp, het is de enig denkbare manier om zich tot een ‘vlottende’ realiteit te verhouden.Ga naar eind9. En toch zie ik dit alles met argwaan aan. Vliegen? Hoezo? In de romans van Renate Dorrestein treden ook opvallend vaak gevleugde dames aan. Niet voor niets kan zij worden aangemerkt als de Hollandse evenknie van Angela Carter. Dorrestein schrijft naar eigen zeggen ‘boeken waarin heel bizarre dingen gebeuren, maar toch nog net zo, dat de mensen er iets van zichzelf in kunnen herkennen’. Een jaar of twee geleden publiceerde zij een boek dat op een heel andere manier bizar is. Het perpetuum mobile van de liefde is een autobiografisch relaas waarin Dorrestein verslag doet van de zelfmoord van haar zusje. Een gebeurtenis die een niet geringe invloed op haar schrijverschap heeft gehad. ‘Ik heb makkelijk praten, ik ben schrijfster, ik heb de macht het bekende scenario te herschrijven. Sprong mijn zusje van een flatgebouw haar dood tegemoet? Ha! Dan duw ik in mijn werk zoveel mogelijk personages van daken, balkons of rotsen - en zie: mijn pen geeft hun nog net op tijd vleugels. Echte, mythologische | |
[pagina 42]
| |
of overdrachtelijke wieken, geen moeite is mij te veel. Nooit hoeven we de bons te horen waarmee het lichaam de wereld raakt, nooit hoeven we de personages te zien zoals ik mijn zusje zelf niet heb gezien, maar me haar herinner: haar schedel verbrijzeld, haar ledematen in onnatuurlijke hoeken op het trottoir.’Ga naar eind10. Soms verdenk ik mijn tijdgenoten ervan dat ook zij de bons niet willen horen waarmee het lichaam tegen de wereld te pletter slaat. Blijkbaar gaat er meer aantrekkingskracht uit van de comfortabele flirt tussen feminisme en postmodernisme. En dat terwijl de metaforen waarmee deze flirt omgeven is doen vermoeden dat het hier om een ‘liaison dangereuse’ gaat. Vliegen en stelen, afgrond en duizeling, marginaal en illegaal. Begrippen die stuk voor stuk verbonden zijn met het riskante en het onmaatschappelijke, zij het slechts in naam. In de modieuze variant van het postmoderne vertoog worden deze metaforen immers losgezongen van de politieke en maatschappelijke praktijken waar ze naar verwijzen. Begrippen worden geacht naar elkaar te verwijzen en niet naar een eventuele werkelijkheid. Uiteindelijk gaat het allemaal om illusies van illusies en daar de simulacra van, als u begrijpt wat ik bedoel. Het postmodernisme is een gezelschapsspel voor intellectuelen, waar weinig riskants en onmaatschappelijks aan te ontdekken valt. Wie anno 1990 een serie over de ‘Grote Oplichters der Wereld’ wil maken moet haar oor beslist eens te luisteren leggen bij de postmodernen.
Wat ik zo spannend vind aan de Circusnachten van Angela Carter is dat zij er in slaagt om de scheidslijn tussen feit en fictie uit te wissen, zonder de politieke praktijk uit het oog te verliezen. Fere is niet alleen toegerust met een tweetal vleugels, ze beschikt ook over een flinke dosis gezond verstand. Dat laatste heeft ze vooral te danken aan Lizzie, haar pleegmoeder, kleedster en chaperonne. Lizzie is een voormalige hoer die wegens gebleken ongeschiktheid het vak heeft moeten verlaten: zij had de gewoonte om haar klanten de les te lezen over slavenhandel, de rechten van vrouwen, algemeen kiesrecht, de Ierse kwestie, de Indiase kwestie, het belang van een republikeinse gezindheid, van antiklerikalisme, syndicalisme en de afschaffing van het Hogerhuis. Carter noemt het circus een plaats die onderdak biedt aan de overwinningen op de zwaartekracht en de rede, maar toch is het nauwelijks een postmoderne vrijplaats te noemen. Circusdirecteur | |
[pagina 43]
| |
Kearney is namelijk het prototype van de vrije ondernemer. Terwijl Fere boven door de nok zweeft, rinkelen beneden de kassa's. Zo kom ik tenslotte toch weer uit bij het mannelijk grootkapitaal en mijn mislukte speurtocht naar de kleptomanie. Ergens halverwege deze speurtocht ontdekte ik het Handboek Politie-informatie. Dit handboek geeft niet alleen een goed leesbaar overzicht van velerlei soorten vergrijp, het blijkt ook bruikbare tips te bevatten voor de aankomende delinquent. De postmodernen onder u wil ik een methode aan de hand doen waarbij zij niet onmiddellijk al teveel risico hoeven te lopen. Het gaat hier om het werken met gebruikte kassabonnen: ‘Dit berust op de regel dat bij controle op winkeldiefstal de klant in de eerste plaats een kassabon moet kunnen tonen. Is deze hiertoe in staat dan kan er weinig meer gebeuren. De methode bestaat nu hierin dat bij gebruikte kassabonnen artikelen worden gekozen van dezelfde prijs. Men kan dan “aantonen” dat men betaald heeft. Bij deze methode kan men kassabonnen gebruiken die bij zelf gekochte artikelen behoren, maar ook kassabonnen die men gevonden (of gezocht) heeft.’ Ontvreemding en onteigening in de letterlijke zin des woords: als feministische strategie misschien niet eens zo gek. |
|