Lust en Gratie. Jaargang 7(1990)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Gedichten chawwa wijnberg het is toch altijd nu geweest ondanks het kloppen van de zomer spechten in het bos alle zomers zijn van spechten en van rottend hout en mos het is toch altijd nu geweest ondanks het tikken van de wekker wij zijn tegelijkertijd geboren met tien jaar tijdsverschil en gras blijft gras ook onder zeven meter sneeuw maar als een van ons is overleden tikt de wekker eeuw na eeuw het is toch altijd nu geweest ook zonder bladeren blijft de berk de berk, de knoppen moeten nog vergaderen en telkens weer beslissen geen kastanjeblad te bloeien maar als de wetenschap zich gaat bemoeien worden wij dan eiken-beuken- berkenbos het is toch altijd nu geweest van ouders en van kinderen van luiers en op tijd naar bed opa's op een steltenbed oma's oudekinderpret hoogbejaarde scherven het servies vergeten [pagina 71] [p. 71] er zijn ouders die hun kinderen maken tot pachters van een naam een naam als trommel met stokken om de hond te slaan wij hebben altijd namen om te heten jij en ik wij zijn, spechten, trommelstokken berken, beuken, eeuwig mos wij komen van elkaar niet los want gras blijft gras ook onder zeven meter sneeuw maar als een van ons is overleden tikt de wekker eeuw na eeuw worden we wormen of een boom als jij een neefje wordt was ik je oom verander als je wilt in zand of lucht en zee maar als je weggaat wil ik mee [pagina 72] [p. 72] ik vrees de hordes die mijn ziel bezetten de buurman die het beter weet mijn moeder die het anders deed de winkeljuffrouw die mijn taille meet de kinderen die niet willen eten de mensen in de trein op wat ze lijken de dokter met zijn even kijken die stemmen met hun eigen schuld gebukt ga ik van schaamte hoest van het open raam en sluit het nee al die vreemde lui er uit die kwetsers die mijn hart verrekken het raam is toe wat was het koud ik speel in stilte dat je van me houdt [pagina 73] [p. 73] mijn schelden op de dood is hijgend hollen in de tegenwind honger schreeuwt een pasgeboren baby leegte kan niet in zichzelf vergaan vaders moeten niet doodstil op foto's van veertig jaar geleden staan bomen groeien, appelstammen rollend ooft eva, hij gaf me die naam wasappel in etalageschaal eeuwig jong die man het substituut voor nooit gekende vader bleef leegte leegte die de leegte op moest vullen ooit werd de fantasie van slechte man geboren, en was ik beter af van dat hij kwam en mij zou slaan of altijd zeggen zou: vraag maar aan je moeder dat hij niet thuis kwam na een weldoordronken nacht mijn veertien ongeboren broertjes zouden gillen van de honger mijn vader was een held, hij heeft mij nooit gestraft al was ik nog zo'n loeder hij werd niet oud, ik wel, hoe kan ik hem nog horen als ik nu spreek met diepe stem, hij is niet dood ik wel, de oorlog is verloren nog veertig jaren vragen, nee hij geeft geen antwoord aan dat kind mijn schelden op de dood is hijgend hollen in de tegenwind [pagina 74] [p. 74] het is afgelopen het is september de dag geen weiland maar ommuurde tuin de afspraken verdringen het wit in de agenda sociaal en onderstreept de plicht het is afgelopen het is geheim nu, wat de buren zeggen de spinnen weven deuren dicht paars is het zomerblauw in bramen de zon is ingeblikt en men koopt kaartjes om voor te klappen, schmink en het theaterlicht het is afgelopen het is september het blotevoetenbeest is klaar met zingen naar binnen naar binnen [pagina 75] [p. 75] we moeten nog voordat het laatste gras geasfalteerd is alles wat vleugels heeft tot vliegen schreeuwen namen geven aan verlies verloren dagen zichtbaar maken vergeten vrienden over liefde schrijven we moeten nog wakend en slapend in elkanders dromen spelen en aards zijn lief aards mijn lief we moeten nog voordat de laatste vogel is bezweken mijn lief een nacht op verend mos in maanlicht tot opstand van de goden krijsen we moeten nog ten prooi zijn aan de laatste beren in het laatste ongestorven bos Vorige Volgende