Lust en Gratie. Jaargang 7
(1990)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
clarice lispectors werk kitsch?
| |
[pagina 51]
| |
‘Aangezien vrouwelijkheid staat voor alles wat buiten de orde valt (...) wint in deze onderhuidse koude oorlog diegene die zich het vrouwelijkst betoont, dat wil zeggen diegene die zich met de meeste maskers en sluiers weet te omhullen.’ Degene die het vrouwelijkst is laat ‘achteloos het ene citaat na het andere de revue passeren, zonder bronvermelding, maar voor iedere ingewijde herkenbaar als op zijn minst Derrida of Ecolalia.’ Op deze manier keert Vink het vrouwelijke, zoals dat bijvoorbeeld bij Kristeva, Derrida of Deleuze besproken wordt, op een wel zeer verrassende wijze om. Het vrouwelijke bij haar wordt vooral verbonden met slecht spreken en meeblaten, terwijl de vrouwelijke stemmen meestal verborgen bleven en blijven, zoals de geschiedenis aantoont. Tot degenen die niet weten waar zij het over hebben rekent Vink ook Hélène Cixous, ‘de dames van Lust & Gratie en de critici van het werk van Clarice Lispector. Ik mag mij verheugen in het feit dat ik behoor tot twee van de drie groepen die worden genoemd. Hélène Cixous is al eerder in Nederland op de vingers getikt voor haar poëtische woordkeuze waarmee zij Lispector bezingtGa naar eind3., bijvoorbeeld door Hermien Gaikhorst in haar nawoord bij de Nederlandse vertaling van Het uur van de ster: ‘Van deze laatste stroming (de ‘écriture féminine’, D.S.) maakt Hélène Cixous het wel erg bont met haar orakeltaal over Clarice's werk: ‘La Voix-Obst, nous donne à lire: les mots dans cette voix sont des fruits. Clarice lit: Obst - Lese: lecture lispectorange.’ De bezwaren van Gaikhorst lijken op die van Vink, het woordspel van Cixous wordt absoluut niet op prijs gesteld en de beide critici vallen vooral over de sappige fruitmetaforen. Ik kan overigens begrijpen dat zij moeite hebben met de hermetische stijl van Cixous, maar het is vreemd dat Cixous door Vink dan ook meteen onkunde over Lispectors werk wordt verweten. Zij, Cixous, zou geen rekening houden met het feit dat Brazilië een uitgemergeld land is. Maar doet Annechien Vink dat wel als zij met Macabea, de hoofdpersoon uit Het uur van de ster op de loop gaat? Vink stoort zich nog het meeste aan het discutabele feit dat volgens haar iedereen in Nederland, zowel mannelijke als vrouwelijke critici, het ‘onmiskenbaar realistische karakter van Lispectors werk’ onderbelicht laat en dat ‘allen (lijken) zich (te willen) haasten om Lispector buiten het feministisch strijdgewoel te verheffen’ (mijn cursivering, D.S.). Het verst in hun afeministische en arealistische visie gingen volgens Vink de redactrices van Lust & Gratie toen zij in | |
[pagina 52]
| |
de lente van 1988 drie vertaalde fragmenten over het goddelijke presenteerden uit A paixão segundo G.H. (1964) van Clarice Lispector. Tot voor 1988 was er nog niet zoveel over Lispector geschreven in NederlandGa naar eind4. en ik blijf me afvragen welke critici Vink steeds in het vizier heeft. De redactie van Lust & Gratie zou in de genoemde selectie geen oog hebben gehad voor de realiteit van het feminisme in Lispectors werk en zou ook niet hebben begrepen dat Lispector het woord ‘god’ meestal zomaar door haar teksten strooit. Deze bewering geeft blijk van een zeer bepaalde en beperkte interpretatie die Vink over teksten van Lispector heeft. Mijn vraag is: ‘Mag er misschien ook anders gelezen worden?’ Ik heb indertijd de selectie van de fragmenten gemaakt voor een themanummer dat nota bene over het goddelijke ging. In A paixão segundo G.H. struikelde ik over rotsblokken van uitspraken over God en het lijkt me een voor de hand liggende gedachte dat een schrijfster zich dan serieus met dit onderwerp bezighoudt. Naast en tijdens de minutieuze beschrijvingen van eenzame vrouwen uit de bourgeoisie heeft Lispector zich altijd beziggehouden met vragen als: waar kom ik vandaan, wie ben ik en waarom besta ik, is er een god, treft de mensheid schuld, wat is de zin van armoede? In mijn lezing van haar fascinerende werk is dit uitermate belangrijk om voeling met haar teksten te krijgen. Vink heeft een andere lezing, maar presenteert die als de enige ware. Het feministische tijdschrift Lust & Gratie heeft zich volgens haar niet beziggehouden met feminisme in Lispectors werk. Vink concentreert zich op de zeer schrijnende verscheurdheid bij vrouwen tussen hoofd en geslacht, maar ik lees bij Lispector ook een overstijging van die oppositie. Voortdurend zoekt zij naar ‘de zandkorrel tussen de zandkorrels in’ naar een getal dat zich tussen twee getallen bevindt. Haar teksten gaan ook en vooral over de werkelijkheid die zich niet in woorden laat vatten en over het onderzoeken en overstijgen van grenzen; juist door de verstikkende rol die vrouwen geacht worden te spelen, maar die zij vaak op een bijna absurde manier doorbreken, bijvoorbeeld door in de wc-pot te gaan schreeuwen. Vinks lezing van het cruciale moment van het pletten van de kakkerlak in A paixão segundo G.H. verschilt zeer van de mijne, omdat er volgens mij geen sprake is (helaas) van wellust, maar eerder van in het nauw gedreven gevoelens van weerzin en onmacht. Het toeval speelt eveneens een rol. Ook zonder de sluipende komst van de kakkerlak had G.H. de tekening op de muur gezien van de man, de | |
[pagina 53]
| |
vrouw en de hond die in de lucht zweven, zonder enig houvast. Vink vindt dat ‘het leespubliek’ zich Lispectors teksten toeëigent, maar wie is dit leespubliek? Behalve Hélène Cixous en ‘de dames van Lust & Gratie’ worden nergens namen en bronnen genoemd.
Tot slot nog enkele opmerkingen over Het uur van de ster. Lispector schreef deze novelle vlak voor haar dood in 1977. Zij had zich nog nooit in haar werk expliciet met armoede beziggehouden. Macabea is een van de vele immigrantes die vanuit het uitgedroogde Noordoosten van Brazilië naar het welvarende Zuiden trekken om een graantje mee te kunnen pikken. ‘Nordestinos’ zijn te herkennen aan hun door honger en ondervoeding getekende uiterlijk (zie het nawoord van Hermien Gaikhorst bij de Nederlandse vertaling). Lispector laat het verhaal over Macabea vertellen door een meneer, te weten Rodrigo S.M., van wie de initialen mij veelbetekenend lijken. Schrijven over ondervoede mensen als je je buik vol hebt is kwellend en ik denk dat Lispector niet alleen wil spreken over het bizarre lot van haar heldin, alsook over de kloof tussen de armste der armen en de schrijver met de dienstbode. De novelle gaat volgens mij over het onvermogen en de absurditeit om over werkelijke armoede en eenzaamheid te schrijven, terwijl het de realiteit is van het dagelijkse leven in Brazilië. Annechien Vink deelt in haar Macabea-lezing eerst nog een paar stompen uit alvorens zij zich op een virtuoze manier met de novelle bezighoudt. Vervolgens gaat zij er totaal in op en verliest het zicht op de werkelijkheid. Geen woord over armoede. De eerste stomp: ‘Het is waarschijnlijk niet toevallig dat Cixous in haar euforistische Lispector-lectuur (mijn cursivering, D.S.) Het uur van de ster ongenoemd laat. Haar navolgsters gaan braaf door op de ingeslagen weg en hebben het over het “ja” dat Lispector in deze novelle tegen de dood zou zeggen uit liefde voor het leven.’ Wie zijn deze navolgsters? Om welke ingeslagen weg gaat het eigenlijk? Cixous geeft in Le Livre de PrometheaGa naar eind5. aan dat zij zich verbaast over het feit dat haar geliefde schrijfster een man heeft uitgekozen om Macabea te benaderen. Waarom was dat nodig, vraagt zij zich af, was Clarice Lispector misschien te bang om over de zieke ingewanden van Macabea te schrijven? De vraag blijft onbeantwoord voor Cixous. De volgende stomp betreft wederom die stomme critici die ditmaal geen gevoel voor ironie hebben (geen gevoel voor ironie, geen gevoel voor de werkelijkheid, geen kennis van zaken over Brazilië, om het op een rijtje te zetten), omdat iedereen blijkt te zijn gestruikeld | |
[pagina 54]
| |
over de volgende zin uit Het uur van de ster: ‘een schrijfster (zou) alleen maar goedkope sentimenten opwekken.’ Wie zijn hierover gstruikeld behalve Annechien Vink zelf? Ik heb in mijn recensie over de novelle duidelijk over ironie gesproken en vind het vermakelijk dat Lispector op deze manier de vermeende overgevoeligheid van vrouwen in een ander daglicht plaatst of omkeert. Dit is een van haar meest geliefde procédés. Vink concentreert zich in haar beschouwing over Macabea het meest op het feit dat de hoofdpersoon een vrouw is, naar wie niemand kijkt. De armoede wordt geheel buiten beschouwing gelaten en dat door iemand die anderen gebrek aan realiteitszin verwijt. Het meest opzienbarende vind ik dat Vink met de ogen gericht op de verscheurdheid tussen hoofd en geslacht in het gat van het woord ‘gat’ loopt: ‘En zo lijkt Lispector het doel van haar schrijven, het bij toeval aantreffen van de betekenis in het ding zelf, toch bereikt te hebben: het gat waarnaar Macabea zocht en dat ze al die tijd met zich meedroeg, “de kut van Macabea, klein maar verrassend begroeid met een weelderige zwarte bos haar - haar kut was het enige merkteken van haar bestaan. Zij vroeg nergens om, maar haar kut eiste, zoals een zonnebloem op een graftombe bloeit.”’ Vink brengt hier put en kut bij elkaar. In haar essay meldt zij al eerder dat de gesprekken van Olimpico (de vrijer) en Macabea vreemd verlopen en zij citeert Macabea die vraagt waar je een gat kunt kopen. De gehele passage luidt als volgt: ‘Toen ze klein was, had ze een roze en wit geschilderd huis gezien, met een tuin, een waterput, een vijver enzovoort. Het was fijn om daarin te kijken. Toen was haar ideaal veranderd in: een put voor zichzelf hebben. Maar ze wist niet hoe ze dat voor mekaar moest krijgen en ze vroeg dus aan Olimpico: “Weet jij of je een gat kunt kopen?”’ De pars pro toto werkt op een zuigende en stuitende manier, een gat is een gat en blijft een gat, oftewel het geslacht van een vrouw. Maar een gat kan evengoed een put zijn, om water uit te putten of om in te verdrinken, als het huisje-boompje-beestje-spel uit is. Het is Lispectors kracht dat er zoveel betekenis kan schuilen in de zinnen die zij schrijft.
Mijn voornaamste kritiek op Vinks lezing is dat zij niet alles laat meeresonneren: Lispectors overweldigende en verwarrende gebruik van paradoxen en oxymoronenGa naar eind6., zodat niets meer eenduidig kàn zijn. Daardoor heeft zij een beperkte visie terwijl zij dat anderen verwijt op | |
[pagina 55]
| |
een niet mis te verstane wijze. Is dat misschien ook de reden waarom Annechien Vink Clarice Lispector een plaats toedicht in een kitschnummer? | |
[pagina 56]
| |
Anne Sexton circa 1946-1948
|
|