| |
| |
| |
brief uit utrecht
Maaike Meijer
Een wereldoptreden in Nederland, dat mag ik niet missen, zo dacht ik. En daarom zit ik heden, zaterdagavond 30 september 1989, vooraan bij de Nieuwe Wilden en Maximalen in Vredenburg te Utrecht. Amsterdam heeft al gegonsd van geruchten. Zouden de jongens Maximaal, ten prooi aan podiumvrees en ongesteldheden, zich terugtrekken? Zou Twist de Coalitie doen springen voor het moment daar is? Neé dus. Het ‘landskampioenschap der Muzen’ vindt daadwerkelijk plaats. Daar zit ik, op een der voorste rijen, en bedenk hoe bevooroordeeld ik ben, want ik vrees dat de vrouwen tuttig zullen zijn en de mannen grof. Hoe seksespecifiek, deze vrezen. Maar er heerst een verwachtingsvolle stemming, iedereen is er, en het gehele publiek is genodigd voor een feest, na afloop. Aanvang.
De Wilden zijn mooi, en godzijdank voor de pauze. Het licht dooft en van het podium klinken trommelslagen op: uit een opening verrijst een gespierde halfnaakte trommelaarster, die op twee enorme trommels slaat die links en rechts boven haar uittorenen. Het is een prachtig gezicht, dit Japanse trommelen. Het eerste gebaar om eventuele tuttigheid de kop in te drukken. Dat poëzie begint met zoiets fysieks is verrassend. Vervolgens klinkt ergens uit de zaal, temidden van het publiek, een stem die een gedicht leest: Ankie Peypers' inmiddels klassieke ‘Na Columbus’. Dan komt de stem weer ergens anders vandaan, je weet eerst niet vanwaar. Een spotlight verlicht steeds een andere Wilde, die tussen de rijen mensen blijkt te zijn opgesteld. Het podium blijft bijna ongebruikt, de gedichten klinken vantussen het publiek. Fraai. Die letterlijke displacement, dat je telkens even gedesoriënteerd raakt bij een nieuwe dichteres, omdat je niet weet vanwaar ze zal spreken, ervaar ik als een imitatie van de
| |
| |
innerlijke displacement die je soms krijgt bij het horen van een gedicht.
Op het podium zijn intussen, geprojecteerd op een scherm, diabeelden te zien van vrouwenfiguren. Die beelden ga je weer bekijken onder invloed van de gedichten die je hoort. ‘waarom voelt ze zich/ in haar gevecht om een orgasme/ de secretaresse van de dood?’ Op het podium zit intussen ook het vijfenveertigkoppige vrouwenkoor ‘Malle Babbe’, dat op gezette tijden een lied aanheft. Soms zingt het zachtjes door de voorgelezen gedichten heen, en geeft die er een dimensie bij. Bij Malle Babbe ligt soms het tuttigheidsgevaar om de hoek - vooral als het, zonder woorden weliswaar, het religieuze gezang ‘Wohl mir Das ich Jesum habe’ inzet. De dorpskerk, de ultieme tuttigheid van de beatmis, de geur van wierook, helaas. ‘Dameskoor rukt uit met bestaand repertoire aan te passen aan alle gelegenheden’, denk ik even, maar dan is het ook weer amusant. ‘Peter is mijn ideaal’, zingen ze nu tussen de erotische verzen door, en gillen dan onverwacht en hysterisch ‘Peter!’ We liggen dubbel: hier slaat die tuttigheid toch ineens om in hilarische spot. Het koor is een vondst, maar het had voor mij nog wel wat avontuurlijker gekund.
Er zijn gedichten over de schokken van de meisjespuberteit. ‘In de paskamer van v&d’ van Ineke van Mourik en ‘Nooit zou ik lijken op dat zusje’ van Patty Kuppens:
ondanks dat er borsten groeiden
op de plaats waar eerst mijn sheriffster had gezeten
en je in de keuken het zingen van mijn moeder hoorde
die mij met samenzweerderige glimlachjes probeerde te lokken
in haar zelfgekozen gevangenis
Er zijn agressieve gedichten van Jacqueline van Leeuwen (auto snel weg) en directe seksueel-politieke gedichten van Annemarie de Waard. Chawwa Wijnberg leest uit haar nieuwe bundel ‘Aan mij is niets te zien’ die een paar dagen geleden verscheen. De Vlaamse dichteres Lieve Desmet past goed in dit zo voorleesbaar dichtende gezelschap. Het is alles uitstekend getimed en professioneel uitgevoerd. Voor wie de Wilden al eerder zag of las is het wel jammer dat er vrijwel alleen oud en soms overbekend werk wordt gelezen.
Wat ik niet ken is het werk van Maja Panajotova, een aanwinst.
| |
| |
De Nieuwe Wilden. Foto: Diana Blok
| |
| |
In meeslepend Vlaams met Oosteuropees accent, leest ze ‘zij’ voor, een gedicht in vier delen.
wanneer jullie in haar ogen
jullie argeloos-onbekommerd lijkt.
Wie heeft in haar spoor gelopen?
Wie ontraadselt haar glimlach?
Intussen toont het diascherm het welgekozen beeld van een vrouw verborgen achter een voile.
Maar nooit opent ze voor iemand
van mannennamen op haar stembanden,
de slokdarm van het verdriet,
de grijze haat in de longen,
de maag, die stukken mannenvlees verteert,
die uit wraakzucht werden afgebeten
en de lever, gezwollen van liefdesgif.
Het is pathos, maar bezield pathos. Panajotova kan het hebben: ze draagt prachtig voor, balancerend op die rand van retoriek, maar altijd net aan de goede kant blijvend.
Terwijl Elly de Waard het gedicht ‘Wie kan Plato's Symposium nog lezen’ voordraagt, wordt op het podium een lange tafel gedekt, met kandelaars, fruit, wijn, glazen: als voor een nieuw Symposium. Het koor zingt een imitatie-tango. Tot besluit lezen de Wilden allemaal door elkaar, het geluid komt van alle kanten. Ja, het is een gebeuren om te ondergaan, een gebeuren waarbij alle zintuigen worden aangesproken.
De Wilden zijn een vrouwengroep. Anders dan de Maximalen hebben ze er niet voor de gelegenheid dichters van de andere sekse bij gevraagd. Het interessante van een vrouwengroep is dat er iets
| |
| |
N. Wilde trekt Maximaal Johan Joos van de piano. Foto: W. Hendriks.
| |
| |
zichtbaar kan worden dat ik noem: ‘the difference within’, het innerlijke verschil. Omdat in een vrouwen- (of mannen)groep het sekseverschil niet bestaat, krijgen andere verschillen de ruimte die anders verborgen blijven onder het sekseverschil. Een groep van hetzelfde gender maakt een werking van de andere verschillen mogelijk. Bijvoorbeeld: hoeveel vrouwen zijn er niet? Hoeveel soorten, hoeveel sensibiliteiten, hoeveel verschillende manieren van omgaan met de opties die het vrouwzijn te bieden heeft? Het is alsof die mogelijkheden nu naar voren treden, alleen uiterlijk al. Panajotova is een schitterend klassiek geklede vrouw: zij draagt een rode jurk met decolleté. Van Mourik en Wijnberg zijn gekleed als garçonne. Adney (die gedichten van anderen voorleest) draagt een wit middeleeuws jongenskostuum. Even verschillend zijn de voorstellingen van erotiek in de poëzie: ze variëren van agressie tot sm-achtige spanning en nieuwe tederheden, en de hetero- en lesbische erotiek staan zeer vrij ten opzichte van elkaar. Het onderlinge moralisme is weg, en dat is ook aan deze poëzie te merken. Als eenmaal het gewicht is weggenomen van het geestdodende letterlijke sekseverschil, lichten de verschillende vrouwelijke identiteiten en posities op, worden ze letterlijk zichtbaar. Dat is de winst - en de politieke keuze - van deze groep die nadrukkelijk blijft bestaan uit alleen vrouwen. Tot zover de Wilden.
Nu komt er een rapgroepje van zwarte meisjes met kniebroeken, maar ik ben vol en ga pauzeren.
In de hal staan het clubblad van de Maximalen, De Held en een boekhandel met ieders boeken en bundels. We keren terug naar de zaal. De speelhelft van Maximalen gaat beginnen.
Aanvankelijk lijkt het leuk, en heel anders. De Maximalen gebruiken het podium wel. Er is een uitgestrekt tableau vivant ingericht, met bric-à-brac: leren banken, een schaaktafel, en piano, een sofa en daarvoor een groot schildersdoek. De dichters komen op en zetten zich in decadente poses neer. Ze laten zich vergezellen door vrouwen, die de indruk maken van beroepsgezelschapsdames: sommigen dienen verder voornamelijk als decor. Een naakte mevrouw gaat op de sofa liggen, even later gevolgd door een blozende middelbare dikkerd die slechts is gekleed in een handdoek die hij met hoogrood hoofd aflegt. Het paar poseert voor twee schilders, die het grote doek vullen tijdens het voorlezen. De dichter Peter Giele legt zich op een massagetafel, en wordt behandeld door een zwartharige en in het zwart geklede punkmasseuse. Het komt allemaal traag en rommelig op gang, en het sekseverschil is nadrukkelijk en stereotiep aanwezig. De ‘difference
| |
| |
within’ zal hier in het geheel niet aan de orde komen: de Maximalen zijn een mannengroep maar willen daar kennelijk niet graag aan herinnerd worden. Er komt ook nog een ober op, die de neergezegen, straf rokende heren en hun dames gaat bedienen: een zwarte ober. Ik begin het nu wel erg cliché te vinden. Maar goed, de dichters lezen nu eindelijk iets voor.
Ik kan mijn aandacht er niet goed bijhouden want intussen is op het podium een heel gedoe aan de gang dat sterk van het voorlezen afleidt. De dichters en hun dames worden live gefilmd met een videocamera, en die beelden worden weer tegelijk vertoond op een groot scherm. De cameraman is voornamelijk zijn eigen pornofilmpje aan het maken: hij heeft een kinderlijke voorkeur voor de genitaliën van het naakt poserende paar op de sofa. Steeds zoemt die fallische lens tussen de benen van de vrouw, en dan weer op de penis van de man. Ja, mannen kunnen elkaar ook aanranden. Ik voel me op een uit de hand gelopen NVSH-seksavondje, waar de spelleider is weggevlucht. De uitvergrote portretten van de dichters die de cameraman tussen zijn seksobjecten plakt doen kinderlijk narcistisch aan. Kijk ons eens op een podium zitten. De beelden dragen in elk geval niets bij aan het effect van de poëzie.
Ondertussen is Elma van Haren aan de beurt, die voor de gelegenheid de Maximale gelederen versterkt. Ik houd van Van Harens poëzie, maar haar voordracht is vlak en komt niet tot leven. Een volgende dichter hoor ik zeggen ‘Wat kan er mooier zijn dan wandelen in wereldsteden en geroutineerd een sigaret uitdrukken op de hand van een vriendin.’ Gatver. Pieter Boskma leest een somber gedicht voor van Willem Kloos, en begint dan te provoceren: hij reciteert een lijst met dichters en besluit met ‘en die verschrikkelijke Nieuwe Wilden’. Vanachter de lange tafel op de achtergrond, waar zich intussen enkele Wilden hebben neergezet, vliegt een appel naar zijn hoofd. Het begint nu wat onaangenaam te worden. Iedereen is even bang dat er klappen gaan vallen.
Gelukkig kunnen we daarna even lachen met Hetty Blok, die de gedichten van Peter Giele - op massagetafel - voorleest. Blok is een ras-actrice en bijzonder geestig en ironisch. Carla Boogaards, die ook al voor de gelegenheid bij de Maximalen is ondergebracht, stort ons helaas weer een ordinaire diepte in, met een platte tekst over Koning Winter die een potje wou neuken, en zijn pik in de stad - gemetaforiseerd tot vrouw - wil steken. Het is toch wat. Ter begeleiding strijkt
| |
| |
een dame haar cello bijkans aan flarden. Het is allemaal zo lelijk. Dat Joost Zwagerman vervolgens komt dichten over de mooiste vrouw ter wereld vermag niet meer te helpen. Het ergste moet nog komen.
Enkele dichters hebben al erg in de microfoon staan schreeuwen zodat hun tekst geheel onverstaanbaar werd, maar nu komt Dalstra de geluidsbarrière nog doorbreken met een verder niet te volgen gekrijs. Hij doet een Japans gedicht; hij weet zelf ook niet wat het betekent, zegt hij. Veel publiek begint geërgerd en verveeld de zaal te verlaten. Om mij heen zie ik dat de overblijvers de vingers in de oren stoppen tegen het hels kabaal. Die man is pathetisch gek. Het lijkt wel een open inrichting en het gaat maar door. Elly de Waard stelt zich nu naast Dalstra op, en ‘begeleidt’ hem op de lier. Het is jammer dat een Wilde zich daar überhaupt op dat podium vertoont: het zou beter zijn geweest als ze door volledige afzijdigheid duidelijk hadden laten worden dat deze twee werelden van Wilden en Maximalen niets met elkaar te maken hebben. Maar goed, De Waard heeft zich kennelijk verzustering voorgenomen, tegen de klippen op. Als vervolgens of all people Toni Boltini, de circusdirecteur, het podium op wordt geduwd waan ik mij terug in een aflevering van vpro's Hoepla maar dit is flauwer. Die jongens weten niet wat ze moeten verzinnen om ons te choqueren, en het wordt almaar larmoyanter. Het duurt ook vooral te lang. ‘Poëzie’, oreert Boltini, ‘is acrobatiek met woorden.’ Met zachte hand wordt hij van de microfoon weggevoerd, om achter de coulissen verder te neuzelen.
Als apotheose krijgen we nu nog de ‘dichter’ Johan Joos, die uitsluitend balkt, buldert, blert en de microfoon volspuugt. Waarom gaat die overspannen jongen niet met een kopje kruidenthee naar bed. Eindelijk schijnt het afgelopen te zijn: De Waard laat nog een paar witte duiven los, er wordt ‘Dierenbeul!’ geroepen, de losgeslagen J. Joos begint op de piano te rammen, er wordt in de microfoon op De Waard gescholden door een van de ingehuurde Maximalenmeisjes, er wordt geslagen. Het is alles ordinair, gênant en zo plat als een dubbeltje. Ik voel me bekocht door deze vertoning, deze infantiele reprise van de jaren zestig. Wat er aan publiek nog was verlaat gedeprimeerd de zaal. Ik geloof niet dat er nog iemand naar het ons beloofde feest wil. Het kan niet meer anders dan knokken worden. ‘Nou, het is wel duidelijk wie deze wedstrijd heeft gewonnen’, hoor ik iemand naast mij zeggen. Ik wil naar huis. De hele nacht zie ik nog beelden, van schreeuwende mannen, broeiend geweld, lelijke seks, een soort hel die op een podium is losgebroken.
| |
| |
P.S.
En die seksespecifieke vrezen die ik had: de Wilden waren niet tuttig, de Maximalen waren wel grof. Mogen de Wilden s.v.p. verdergaan op de ingeslagen weg, en mogen ze in godsnaam beter gezelschap kiezen om mee in zee te gaan. De Maximalen - ze hebben zich naar verluidt inmiddels opgeheven - zijn omhooggevallen bij gebrek aan gewicht. Moge er verder een diep zwijgen over het tweede deel van deze avond neervallen.
|
|