Lust en Gratie. Jaargang 6
(1989)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
de stem van marguerite yourcenar
| |
[pagina 85]
| |
In mijn kleine kindertijd had zij mij die onbewust sensuele hartstocht toegedragen, die veel vrouwen voor kleine kleuters koesteren. Ik herinner mij dat ik, zo'n drie jaar oud, wel uit mijn traliebedje werd getild en mijn lichaam helemaal bedekt werd met warme kussen die de mij nog onbekende contouren ervan tekenden, en mij als het ware een vorm gaven. Ik geloof in de aangeboren seksualiteit van kinderen, maar het gevoel dat deze aanrakingen gaven was nog niet erotisch geladen; mijn zinnen waren nog niet uitgebot. Later stopten deze onstuimigheden, maar de liefdevolle zoenen waren niet zeldzaam. Het waren zo ongeveer de enige die ik ontving, die van tante Jeanne daargelaten (maar zij was er niet vaak) en af gezien van de zeer toegenegen, doch tevens nogal geroutineerde kus van de Franse vader die Michel nu eenmaal was, wanneer hij zich 's avonds naar de kleine meid toeboog voor de rituele nachtzoen. Barbe had zeker charme. Het is mogelijk dat er tussen haar en Michel enkele vleselijke contacten zijn geweest in de eerste tijd van eenzaamheid die het weduwnaarschap met zich meebracht, ook al keek Michel neer op liefdesrelaties met ondergeschikten. In elk geval was Barbe verstandig genoeg om niet te fantaseren over de rol van maîtresse. Maar haar belangstelling voor mannen en het verlangen iets toe te voegen aan haar salaris dat toch zeer ruim was, brachten haar op het idee rendez-voushuizen te bezoeken, in het Vorstendom, in Parijs - wanneer wij daar het winterseizoen doorbrachten - en soms in Brussel. Het was de tijd dat bioscopen zich snel in aantal uitbreidden. Dus wanneer wij verondersteld worden 's middags bij mooi weer een wandeling te maken, schuift Barbe naast mij op een parterre-zitplaats, maar laat mij, zodra het donker wordt, alleen met de raad mij erg zoet te houden: voor het einde van de filmvoorstelling zal zij me weer komen ophalen. Het kind is niet bang aangelegd. Een gebarsten piano stort klanken uit die allemaal eender lijken; je kunt alleen de tonen die heel snel gaan onderscheiden, want dan galoppeert er een paard; plechtige akkoorden die aankondigen dat er iets droevigs gaat gebeuren en de hele zachte tonen die een maanlichteffect op het witte doek begeleiden. Ik dommel wat, vang van tijd tot tijd een glimp op van het spierwitte gezicht van Mlle Robine, de ster van dat moment, naar adem snakkend onder de boeketten die haar bed bedelven, of het gezicht van Mme Sarah Bernard in Elisabethaans kostuum, dat mij zo'n angst aanjaagt dat die nacht het waaklampje in mijn kamer moet blijven branden. | |
[pagina 86]
| |
Maar Barbe kwam altijd terug op het beloofde uur. En thuis instrueerde ze mij hoe ik mijn vader moest uitleggen wat ik die dag gedaan had, als hij op de gedachte zou komen ernaar te vragen. Soms raakte ik in de war en sloeg mijn blik op naar Barbe, om er zeker van te zijn dat mijn verhaal met het hare klopte. Die vragende, verlegen blikken maakten dat Michel een of andere leugen vermoedde. Hij veronderstelde, ten onrechte, dat Barbe mij slecht behandelde, of mij althans bedreigde, om mij te dwingen de waarheid te verbergen. In feite heb ik mijn hele leven min of meer de neiging gehad, op momenten van aarzeling, een vragende blik op mijn metgezellen te richten om zeker te zijn van hun instemming. Iets anders dan een enigszins ongerust vertrouwen hield die blik niet in. De bioscooptruc was echter riskant. De ouvreuse (met wie Barbe overigens zeer waarschijnlijk samenspande) of eerder nog een of ander medelijdende dame in de zaal zou zich hebben kunnen ontfermen over dat alleen gelaten kleine kind, om nog maar niet te spreken van dat personage uit de moderne griezelroman, de perverse kinderlokker. Barbe verkoos een eenvoudiger oplossing: ze nam mij mee naar het bordeel. Ik werd in de salon geïnstalleerd. Ik voelde mij daar heel plezierig. Die dikke mijnheren met hun horlogekettingen waarin steentjes glinsterden, die mevrouwen met hun meestal openvallende peignoirs deden mij erg denken aan de grote mensen in de bediendenkamer thuis. Het leek wel alsof die dames en heren ontroerd in mij een symbool van de kinderlijke onschuld terugvonden. Op een dag zelfs werd ik boven op de tafel gezet en verzocht men mij iets te zingen of op te zeggen. Zingen kon ik niet, wel kende ik stukjes gedicht uit mijn hoofd die Michel als eerste leesles voor mij in een dik schrift had geschreven. “Wie gaat met een licht in zijn hand... Wanneer de pelikaan, moe van 't lange reizen... Zo zuiver dat een zucht naar God opstijgt, nergens zó vrij...” Mijn luisteraars hadden ongetwijfeld nog nooit zoiets gehoord, maar het is niet erg waarschijnlijk dat zij iets van mijn geprevel konden verstaan. Barbe kwam weer tevoorschijn, met haar hoed op en haar handschoenen aan, en nam mij mee, met een groet naar het gezelschap. Deze bezoekjes herhaalden zich slechts twee of drie maal, maar verklikkers zijn er altijd, en vooral verkliksters. Michel ontving de anonieme brief toen wij op het landgoed “Mont-Noir” verbleven. Daar ging het anders toe sinds het verscheiden van Noémi.Ga naar eind2. Michel ontving er die week zijn maîtresse van dat moment, die Liane die wij reeds de rol van interim hebben zien spelen, | |
[pagina 87]
| |
mijn halfbroer die van plan was te gaan trouwen - een huwelijk dat Michel goed uitkwam omdat hij meende daardoor definitief van die dwarsligger bevrijd te zijn - de nogal zwaarmoedige verloofde die vergezeld was van haar nogal lacherige moeder, en enkele andere personen van wie ik niets wist. Al deze lieden waren van mening dat Barbe ontslagen diende te worden. Michel zelf had het bordeelbezoek niet tragisch opgevat: niettemin waren dat geen gewoonten die men bij een kindermeisje mocht aanmoedigen. Hij liet zijn gasten hun complot smeden, misschien uit een lafheid die bij deze rechtschapen man niet onverenigbaar was met moed, of misschien vanwege die curieuze kern van onverschilligheid die ik elders al aan de orde heb gesteld. Men deelde mij mee dat wij de volgende morgen vroeg vertrekken zouden voor een lange dagtocht. Het gezelschap propte zich in twee wagens. Ik was een beetje verbaasd dat Barbe niet met ons meeging, maar men verzekerde mij dat zij zich weldra bij ons zou voegen. Hoe die dag verliep weet ik niet meer. 's Avonds keerde men naar huis terug. Al bij de buitendeur riep ik Barbe, ik rende de trap op naar de koepelkamer; haar bed, niet ver van het mijne, was opgemaakt; nergens zag ik haar spullen. Ik zette het op een rennen telkens weer op mijn passen terugkerend, mijn hoofd stotend tegen de met sombere etsen behangen muren van de bochtige gang; ik viel tenslotte het appartement van Noémi binnen, waar Michel onlangs zijn intrek had genomen. Hij pakte mijn hand en legde mij uit dat Barbe was teruggeroepen door haar familie, tussen Hasselt en Maastricht, waar zij misschien wel maanden zou blijven. Hij zei ook dat ik niet zo hard moest huilen. De dagen daarna stuurde ik briefkaarten vol spelfouten aan Barbe, met de vraag of ze terugkwam. Zij antwoordde pas na lange tijd met een lief briefje waarin zij mij aankondigde dat ze zou gaan trouwen met een boer uit Hasselt. Ik was gewend geraakt aan haar afwezigheid, maar een enorm gewicht drukte op me: ze hadden tegen mij gelogen. Ik schonk voortaan nooit meer helemaal mijn vertrouwen aan iemand, zelfs niet aan Michel. Deze heeft mij jaren later verteld dat hij bang was dat ik, als opgroeiend kind, de pretentieus nonchalante stijl zou overnemen die Barbe zich langzamerhand had aangemeten, en dat ik het timbre van haar stem zou gaan imiteren, die soms iets vulgairs had. Nog later bekende hij mij dat Barbe en CésarGa naar eind3. minnaars waren geworden, wat hem de vrees had ingeboezemd dat zich onder mijn ogen, in de koepelkamer erotische scènes zouden kunnen afspelen. Enige afgunst | |
[pagina 88]
| |
jegens die mooie welgebouwde jongeman was misschien niet vreemd aan deze bezorgdheid. In feite heb ik van de avonden in de koepelkamer met Barbe een plechtig beeld bewaard, dat totaal los stond van haar gedrag en haar uiterlijk de rest van de tijd. Zij kwam naakt uit de zijkamer waar zij haar bad genomen had, liep de grote kamer door met een blaker in de hand, vergezeld van haar schaduw, als een reuzin op de witte muur. Bij de kachel ging zij zitten om haar voeten af te drogen en met puimsteen te wrijven. Haar voeten met de nagels schots en scheef, een eksteroog hier, een eeltknobbel daar waren niet mooi. Maar de schaduw, duidelijk en donker, met de grote borsten, en de enigszins welvende buik was van een majestueuze schoonheid.’ |
|