Lust en Gratie. Jaargang 6
(1989)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
het heldinnengevoel
| |
[pagina 90]
| |
vanzelf al wel een brief. Je kunt ze niet uit de verte aanbidden, want ze komen je spontaan de hand drukken en doen alsof ze je al jaren kennen. En nu we dus zelf een beetje heldinnen zijn geworden weten we ook: het leven van een heldin gaat niet over rozen.
Een heldin moet vaak 's morgens om half acht op. Haar broek is niet gestreken, haar bloesje vertoont een koffievlek na het haastige ontbijt, haar tas zit vol grauw werkpapier en zij begeeft zich niet te Paard maar per fiets naar een bibliotheek of een andere smoezelige werkplek. Als zij de pen op het papier laat neerdalen komt er misschien nog een beetje heroïek om de hoek kijken, maar menig schrijfster uit ons midden kan ons een verhaal vertellen over hoe weinig heroïsch het schrijven in Werkelijkheid is. De heroïek is in het algemeen op zijn retour. Helden waren al langer overbodige, of ten minste problematische figuren geworden. Mediterend over heldendom dacht ik het eerst aan dat gedicht van Judith Herzberg: het heet ‘1945’ en het handelt met typisch Herzbergiaans mededogen over de positie van helden na de oorlog: 1945
Wij kregen helden op de thee
ze zaten samen op de canapé
ze hadden helemaal geen
conversatie, ik keek en keek
tot ze verlegen waren
ze wisten zich geen raad
met zo een vrede.Ga naar eind1.
Misschien moeten ook de heldinnen, althans wanneer je in de tweede levenshelft bent gekomen, dezelfde weg gaan. De kern van deze zaak is deze: bewondering schept afstand en ik heb veel meer behoefte aan nabijheid. Verbondenheid is veel interessanter dan het veilige, afgeschermde dwepen. Er zijn andere omgangsvormen met heldinnen mogelijk. Ik denk dat er een nieuwe communicatie met heldinnen aan het ontstaan is: een bewondering die tegelijk nabijheid is. Een affiniteit die afstanden overbrugt in plaats van die te scheppen. Deze nieuwe manier van omgaan met een heldin vind ik het allermooist uitgedrukt bij Ida Gerhardt. Ik bewonder Ida Gerhardt, en Ida Gerhardt op haar beurt bewondert weer Sappho, dat is in haar werk | |
[pagina 91]
| |
overduidelijk. Er zijn bij Gerhardt veel referenties aan Sappho, er zijn Sappho-imitaties, er zijn gedichten in Sapfische strofen geschreven. En Sappho is natuurlijk bij uitstek geschikt om een heldin te wezen. Zij is niet alleen de archetypische lesbienne, zij is ook het voorbeeld van alle dichteressen. Tegelijk lijkt de afstand die ons van Sappho scheidt welhaast onoverbrugbaar. Zij leefde vijfentwintig eeuwen geleden. Veel van haar werk is verbrokkeld en in fragmenten tot ons gekomen. En kijk hoe Ida Gerhardt die afstand overbrugt: Tot Sappho
Kostbaar is mij alles van u;
ik nader het niet dan met schroom.
Maar ik buig onvoorwaardelijk het hoofd
voor wat eigenlijk niet is voltooid;
alsof het nog woont in de droom,
alsof het nog is in het vlies.
- Het onvoldragene dat leeft
in de schoot van de moeder; het heeft
bewogen, het kondigt zich aan.Ga naar eind2.
Hier behoort Sappho niet tot het verleden, maar is haar werk dat wat nog geboren moet worden. Hier is het werk niet verminkt, maar nog in statu nascendi. Misschien is de moderne dichteres wel de moeder die het moet voldragen. Dat is de relatie van Gerhardt tot haar heldin. Het leeftijdsverschil - zo klassiek in de traditionele heldinnenverering - is hier radicaal omgekeerd. De heldin is de nog ongeborene. |