Lust en Gratie. Jaargang 6
(1989)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |||||||||||||||||
waarom schrijf ik niet in de taal van de lucht?
| |||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||
‘Why don't I write in the language of air? Master a new tongue with a different taste, a language that dances, that goes drunk through the streets, embraces trees, walks on water... that cries? A language that burns the world, and gathers autumn leaves? If I tell the sea to become a word - will the sea consent? If I tell the word to die, if I pile up the words of the ages past, present, future, and say to the sun: Burn heaps of words and say to the earth: Bury the ashes of words and say to the ashes: Word-ashes bring forth a sorcerer's tongue to tell fire: Be word and word: Be a poem without words, which can neither be read, nor seen, nor heard...’Ga naar eind1. In een vorig artikel over een roman van Clarice Lispector, La passion selon G.H.Ga naar eind2., heb ik een deel van de zoektocht belicht die de protagoniste in haar innerlijk maakt.Ga naar eind3. In La passion wordt gezocht naar het Goddelijke dat zich in het heden blijkt te manifesteren. G.H. maakt een tocht door het huis en komt in de zolderkamer waar zij in het brandende zonlicht dat op de verlaten dingen schijnt, een nieuwe werkelijkheid ontdekt. Ook zoekt zij naar eenwording met het meest afstotelijke en walgelijke dat zij kent: de kakkerlak. Door het nuttigen van de vochtige emulsie die dit oeroude dier afscheidt, weet G.H. verder in het heden door te dringen. Iets dat hiermee in verband staat is de koppeling van elkaar op het eerste gezicht tegensprekende begrippen, die in La passion vaak voorkomt (de oxymoron) zoals bijvoorbeeld ‘een dood die leven geeft’. Via deze ongewone koppelingen creëert Lispector bij de lezer/es een tussengebied waar we nog geen taal voor hebben. Door te schrijven probeerde zij dit gebied te bereiken: ‘Verder dan het oor bestaat er een geluid, verder dan de blik reikt bestaat een blik op de dingen, verder dan het uiteinde van de vingers ligt een voorwerp - en daar ga ik heen.’Ga naar eind4. Geïnspireerd door de drie Verwey-lezingen over magie en mystiek in de literatuur die Andreas Burnier in de Pieterskerk te Leiden gafGa naar eind5., viel mij eens te meer op hoe Lispectors werk ook een verslag is van een spirituele zoektocht. Een aantal aspecten maakt haar in ieder geval verwant met de door Burnier genoemde constanten van magie en mystiek in de literatuur:
| |||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||
Het meest opvallende bij Clarice Lispector is dat zij enerzijds zoekt naar een andere realiteit en tezelfdertijd het aardse heden in al haar schoonheid en lelijkheid omarmt, liefheeft en in nauwkeurige details beschrijft. Het woord vreugde resoneert in een aantal van haar belangrijkste teksten. Een groot deel van het oeuvre van Clarice bestaat uit korte verhalenGa naar eind7., waarin zij ondermeer visioenen beschrijft die zij oproept met behulp van fantasiewoorden. Als kind dacht ze dat een verhaal als een dier of plant was, een verhaal bestond net als de levende materie in de natuur en hoefde niet gemaakt te worden.Ga naar eind8. Lispector wilde zichzelf en de wereld om haar heen beter leren kennen door middel van het schrijven, maar het liefst had zij helemaal geen woorden nodig gehad. In een commentaar op de verhalen uit haar meest bekende bundel Family Ties (1960) schreef zij: ‘Als je schrijft is er altijd de zekerheid (een gevoel dat paradoxaal lijkt), dat de schrijver door de noodzaak van het gebruik van woorden in verwarring wordt gebracht. Dit is het echte probleem. Als ik toch eens kon schrijven door middel van het kerven in hout, of het strelen van kinderhaar of door rustig in een landschap rond te lopen, dan zou ik nooit op het pad der woorden terechtgekomen zijn. Ik zou doen wat zoveel mensen doen die niet schrijven en met precies hetzelfde geluksgevoel en dezelfde kwellingen als zij die schrijven en met dezelfde diepe ontroostbare teleurstellingen: Ik zou het gebruik van woorden hebben vermeden. Dit zou voor mij een oplossing zijn. En in deze vorm zeer welkom.’Ga naar eind9. Schrijven wordt hier vergeleken met het strijken over kinderhaar, het kerven in hout, het op je gemak door een landschap lopen. De beelden lichten Lispectors benaderingswijze van | |||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
Geluidstrillingen. Uit: Carl G. Jung, ‘De mens en zijn symbolen’
| |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
schrijven toe: behoedzaam, teder, onderzoekend, krassend en kervend. Lispector kon niet zonder schrijven, maar leed eronder dat het woord in wezen haar meest diepe gevoelens niet kon vertolken. Zij verkeerde in een voortdurende worsteling met het ontembare woord. Clarice weet de paradox van de taal altijd weer voelbaar te maken, de paradox dat je zonder woorden zou willen spreken, maar gedwongen bent je van woorden te bedienen die niet (meer) de jouwe zijn. Voor mij is dit de sleutel tot het begrip van haar werk. Twee jaar na haar dood in 1979 verscheen de bundel La belle et la bête samengesteld door haar vriendin Olga Borelli en haar zoon Paolo Gurgel Valente, die de titel voor de bundel uitkoos. De eerste zes verhalen werden in de periode 1940-1941 geschreven, Clarice was toen vijftien, zestien jaar oud. De laatste twee verhalen werden vlak voor haar dood in 1977 geschreven. Zij was toen eenenvijftig jaar. Geen enkel verhaal was ooit eerder gepubliceerd. In deze bundel kun je de ontwikkeling van haar stijl en thematiek volgen. Voor dit artikel heb ik een aantal van de in totaal acht verhalen gekozen. Drie van de vijf verhalen zijn uit haar adolescententijd. In alle verhalen spelen de gevoelens, gedachten en observaties van een vrouwelijk personage de hoofdrol. Wat ik in het vervolg zou willen laten zien, is dat de innerlijke zoektocht steeds een rol heeft gespeeld in de teksten van Clarice Lispector. | |||||||||||||||||
Onderbroken verhaal (1940)Aan het woord is een tweeëntwintigjarige vrouw, die veel nadenkt tijdens slapeloze nachten. In een vroeg stadium van het verhaal vertelt zij dat je door te vernietigen opnieuw iets kunt opbouwen. Zij lijkt op de veel oudere vrouw in Agua Viva (1973), ook wanneer zij voelt dat ieder moment dat zij beleeft het eerste en het laatste zal zijn. Lispector plaatst deze jonge vrouw tegenover een wat oudere man die te bedroefd is om nog hoop op leven te hebben, hij is haar tegenpool. Deze geliefde, wiens hopeloosheid voortkomt uit zijn niet te onderdrukken neiging alles om hem heen te analyseren en tot nul te reduceren, lijkt op de man in een verhaal uit Où étais-tu pendant la nuit? (1974). In dit veel latere verhaal verlaat een vrouw haar man omdat hij hun beider leven dood redeneerde. Zij neemt de trein en gaat het onbekende Braziliaanse binnenland tegemoet. Beide personages denken verschillend over de waarheid. Terwijl de man (we kennen | |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
slechts een initiaal W.) er zijn hele leven naar op zoek is, weet de vrouw (zij heeft geen naam) intuïtief dat de waarheid ineens en per toeval opduikt. Volgens haar heeft het geen zin bewust te zoeken. Hij vindt haar sentimenteel in haar poging het leven in alle volheid te genieten. De vrouw stelt voor met W. te trouwen omdat zij denkt hem met een huwelijk uit zijn malaise te kunnen redden. Zij strijdt enerzijds met de wens en noodzaak in het ogenblik te leven en anderzijds met de eisen van toekomst, liefde, eeuwigheid en trouw. Haar sekse en haar milieu hebben haar reeds woordenloos doen inzien wat er van haar verlangd wordt. De woorden eeuwigheid, liefde en trouw verpletteren haar eigen gevoelens, die meer gericht zijn op het signaleren van ogenschijnlijk onbeduidende details. Zo lijkt het alsof zij verliefd is op W. omdat hij altijd op een bepaalde manier door zijn haar strijkt. Op het moment dat zij zich gelukkig voelt met de door haar zelf opgeroepen gevoelens van liefde (W. weigert met haar te trouwen, maar deze afwijzing tast haar niet aan), laat Lispector ons als in een klassieke tragedie via het dienstmeisje weten dat W. zichzelf heeft doodgeschoten. ‘En plotseling kwam er een eind aan het verhaal. Er was zelfs geen gelukkige ontknoping. Het verhaal eindigt ruw en onlogisch zoals een klap in je gezicht..’Ga naar eind10. Maar het verhaal gaat nog even verder. De jonge vrouw is ouder geworden en spreekt nu in de ik-persoon. Zij is inmiddels getrouwd en heeft een zoon. Zij heeft het verhaal geschreven omdat er vragen zijn die haar blijven kwellen. De vragen hebben betrekking op de zin der dingen. Wat is de zin van pijn, van zelfdoding van armoede. Wat betekent eeuwigheid, liefde en God? In de in 1977 geschreven novelle Het uur van de sterGa naar eind11. zien we de schrijver Rodrigo S.M. worstelen met dezelfde vragen, ook hij schrijft omdat er geen antwoord is. Reeds in dit allereerste verhaal vallen polariteiten op die nog niet te verenigen zijn, onder andere ik/ander, moment/eeuwigheid. Voorts vallen de aanwezigheid van de tijd, God en de dood op. In dit eerste verhaal hanteert Lispector al de voor haar zo kenmerkende korte elliptische stijl, maar zij is nog ver verwijderd van de heftige onontkoombare zinnen die haar latere verhalen gaan kenmerken. | |||||||||||||||||
Gertrude zoekt hulp (1941)Gertrude (Tuda in het verhaal) is zeventien en heeft haar arts een brief geschreven, omdat ze geen duidelijkheid kan scheppen in de vele gedachten en gevoelens die haar vooral 's nachts overspoelen. Tuda is | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
zo wanhopig dat zij geen andere uitweg ziet dan zelfmoord en zoekt hulp. Terwijl zij in de wachtkamer op de dokter zit te wachten, verzint zij een verhaal met een blinde en een invalide, hetgeen de aanleiding vormt om zich af te vragen waarom God eigenlijk blinden en invaliden op aarde laat komen. Misschien is het in dit verband interessant op te merken dat Lispectors moeder invalide was en stierf toen Clarice negen jaar oud was. Alhoewel Tuda ons meedeelt zich te hebben bevrijd van het beeld van God en alle verhalen om hem heen, worstelt zij met een enorme schuld die zij wil aflossen met een mystiek leiderschap dat zij op zich zou willen nemen om de mensheid de weg te wijzen, met een leven in het klooster, het uitoefenen van het beroep verpleegster en het helpen van armen. Lispector is zich steeds met deze schuldvraag blijven bezighouden. In de roman Agua viva daagt de ik-persoon God openlijk uit door te zeggen dat haar geen schuld treft: ‘Een ding garandeer ik: wij zijn niet schuldig. En ik wil begrijpen in de tijd dat ik leef, hoor je? Want daarna is het te laat.’Ga naar eind12. Ook in dit verhaal komt de ik/ander-scheiding aan de orde. De dokter heeft een eigen leven waar Tuda geen deel van uitmaakt, zij heeft haar eigen gedachten en irritaties, terwijl het meisje hoopt dat zij alleen met haar bezig zal zijn. De tegenstelling wordt verder aangescherpt op het moment dat de volwassen vrouw tegen de zeventienjarige zegt ‘dat het wel over zal gaan’. Zij wil het meisje zelfs een geliefde aansmeren. Toch herkent de arts iets in Tuda en zij vertelt dat wat zij zoekt, kennis van jezelf en de ander, een proces is dat niet versneld kan worden. Hier gebruikt Lispector het beeld van iemand die iets zoekt in de mist. In Le Bâtisseur des ruines (1965) zal zij dit zoeken oproepen met behulp van het donker. Het boek eindigt als volgt: ‘En deze instabiele wijze van het pakken van een appel in het donker, zonder hem te laten vallen.’Ga naar eind13. In Gertrude zoekt hulp spreekt Lispector niet alleen over de ik/ander-scheiding, maar ook over de tegenstelling woord/gevoel. Terwijl de dokter praat over het leven denkt zij tegelijkertijd dat men haar met rust moet laten, dat zij moe is en dat het leven moeilijk is. Toch voelt Tuda zich na het bezoek een ander mens. Zij weet dat alles anders is geworden, maar niet hoe dat kon gebeuren. Iemand heeft iets in haar herkend, waardoor zij eindelijk zichzelf heeft kunnen herkennen. Het gescheiden zijn van de ander heeft haar levenskracht gegeven. Tuda krijgt een gevoel van eigenheid en vreugde door de onontkoombaarheid dat ieder wezen uniek en begrensd is en niet in | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
staat een ander daadwerkelijk te helpen: ‘Ieder wezen vormt een universum, ieder wezen heeft zijn/haar eigen sleutel, daarom ook kan die van de ander geen oplossing bieden, men bekijkt het universum van de ander alleen als er niets anders te doen is, uit interesse of om een andere oppervlakkige en niet levenskrachtige reden; de “pijnen van de ander” zijn een troost maar geen oplossing.’Ga naar eind14. | |||||||||||||||||
De vlucht (1940)In dit verhaal verplaatst Clarice zich in een vrouw die haar bestaan wil ontvluchten na twaalf jaar huwelijk. Midden in een drukke wijk met toeterende auto's om haar heen, neemt zij het besluit om niet meer naar huis terug te keren. We lezen de momenten van angst en bevrijding die de vrouw tegelijkertijd voelt. De angst wordt gevisualiseerd met een beeld van de immens wijde en diepe zee die achter de drukke straten in Rio de Janeiro ligt: ‘Dat sombere en donkere water zou zowel het zand kunnen bedekken als een afgrond aan het oog kunnen onttrekken. Nu zij vrij was besloot zij weer tot het spel over te gaan: Het was de bedoeling lang genoeg in de diepten van het water te staren terwijl je tegelijkertijd dacht dat deze wereld oneindig was. Alsof je aan het verdrinken was, zonder ooit nog een voet aan de grond te krijgen.’Ga naar eind15. De vrouw denkt terug aan een verhaal dat zij zichzelf als kind wel eens vertelde, waarin een man die ongevoelig was voor de zwaartekracht eindeloos bleef vallen, temeer daar zij niet wist welk lot zij hem als vertelster verder nog zou kunnen toebedelen. Uiteindelijk laat zij hem vallend eten, drinken en slapen tot zijn dood. Het hangen in ruimte en tijd komt in een andere vorm terug in La passion selon G.H. Op een houtskooltekening op de muur hangen een vrouw, een man en een hond in de ruimte. Ook in dit verhaal fungeert de echtgenoot als een personage dat zijn vrouw belemmert, omdat hij te redelijk, te rationeel en te betrouwbaar is. Voor hem blijft geen enkele vraag onbeantwoord: ‘Waarom belichamen echtgenoten het gezond verstand? Als een goed mens die stevig in zijn schoenen staat vergist de hare zich nooit. Hij hoort bij die mensen die slechts een en hetzelfde merk potlood gebruiken en die in staat zijn om meteen op te noemen wat er onder de zool van hun schoen staat. Men kan hem gerust vragen hoe laat er treinen gaan, of wat de meest verkochte krant is, of sterker nog in welk deel van de wereld de meerkat zich het snelst voortplant.’Ga naar eind16. | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
Nu kan zij ervan genieten dat zij in plaats van getrouwde vrouw vrouw is geworden. Ze lacht, zij voelt eetlust, fantaseert over het hotel waar zij de nacht kan doorbrengen en over de boot die zij de volgende dag zal nemen naar een nieuwe onbekende wereld. Al gauw wordt duidelijk dat zij niet genoeg geld heeft voor de boot. De regen die haar eerst nog uitzinnig maakte van vreugde veroorzaakt nu dat zij het koud krijgt. Als vrouw alleen kan zij niet in een goedkoop hotel gaan slapen. Mocht zij een duurder hotel willen nemen, dan loopt zij het risico collega's van haar man tegen het lijf te lopen, hetgeen zijn zaken geen goed zou doen. Zij besluit naar huis terug te gaan. Nadat zij haar zijden pyama met blauwe noppen heeft aangetrokken en nadat zij een kus op de wang heeft gekregen van haar echtgenoot huilt zij nog even stilletjes in bed. Voor het eerst beschrijft Lispector in dit verhaal het navrante lot van de naamloze vrouw tussen de veertig en de tachtig uit de rijke (Braziliaanse) bourgeoisie. Deze vrouwen hebben geen eigen inkomen en geen bezigheden. Zij leven in de grote stad en zijn vaak getrouwd met rijke zakenmannen. Als zij kinderen hebben dan wonen die niet meer thuis. De enige die bij hen is, is het dienstmeisje. Ze komen terug in Où étais-tu pendant la nuit?, (zie voor een vertaling uit deze bundel het verhaal dat elders in dit nummer staat) in Passion des corps (1974), Family ties en La passion selon G.H. Ook de laatste twee verhalen die Lispector ooit schreef gaan over deze vrouwen. | |||||||||||||||||
Een dag minder (1977)In dit verhaal past Lispector de voor haar stijl zo kenmerkende snelle perspectiefwisseling weer toe. Het verhaal begint met de vraag van een ik-persoon over de dood. Ze weet dat de dood zal komen, maar de vraag is wanneer. In 1977 leed Lispector al geruime tijd aan kanker, vragen over de dood moeten haar toen meer dan ooit hebben beziggehouden. Na vier regels wisselt het perspectief en is ‘ik’ een ‘zij’ geworden. Zij staat iedere dag om vier uur 's ochtends op (hetgeen Lispector zelf ook gewend was, zo blijkt uit een interview met Elisabeth Lowe, zie noot 8), maar na een paar koppen koffie weet zij eigenlijk niet meer hoe zij de rest van de dag moet doorkomen. De ‘zij’ in dit verhaal, Margarida, voelt dat zij een verkeerde naam, het verkeerde gezicht en de verkeerde kleren heeft. Zij voelt zich buiten het leven staan. Haar ouders hebben haar een klein bedrag nagelaten, zij heeft nog steeds hetzelfde dienstmeisje als in haar jeugd en zij | |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
woont haar hele leven al in hetzelfde huis. Deze vrouw leeft in een ondraaglijk isolement dat voelbaar wordt door de wijze waarop Lispector een dag uit haar leven beschrijft. De tijd wordt gevuld met het ordenen van b.h.'s en slipjes in een commode, het is prettig op kleur of onderwerp te ordenen. De vrouw staat zichzelf niet toe gevoelens van eenzaamheid te hebben, omdat haar is geleerd dat God er is die ervoor zorgt dat je niet alleen hoeft te zijn. Na het baden stopt ze al haar poriën met talkpoeder dicht. Terwijl zij een diepvrieskip probeert te verorberen constateert zij dat er nog ijs aan zit. De oude tijdschriften die zij inkijkt zijn nog van haar ouders, de vrouwen die erin staan dragen allemaal corsetten, de mannen snorren. Zij eet koekjes die haar tandvlees stuk maken en durft er geen boter op te doen uit angst dik te worden. De ordeningsmanie uit zich ook in het tellen van de koekjes die zij eet. De enige afleiding van die dag bestaat uit het gerinkel van de telefoon en de stem van een oude dame die ook niet weet hoe zij haar tijd moet besteden. Zij vraagt naar iemand die niet bestaat. Om acht uur kan zij dan eindelijk naar bed gaan en hoewel zij zich voorneemt slechts twee slaappillen te nemen van de voorraad die er nog van haar moeder staat, kan zij niet meer stoppen en neemt zij drie flesjes pillen in. Op dat moment gaat Lispector terug naar het beginperspectief. Na het tweede flesje kan Margarida voor het eerst in haar leven ‘ik’ zeggen. Zij vindt waardigheid in het maken van een eigen keuze, namelijk te sterven, het dode leven dat zij leidde te weigeren. Was zij onevenwichtig of juist volkomen evenwichtig op dat moment? Het lijkt alsof de vrouw voor het eerst begint te leven als zij aan het sterven is, omdat zij voor het eerst (eet)lust en genot kan voelen: ‘Een dag minder. Had Augusta maar een frambozentaart voor me klaargemaakt, dacht zij vagelijk bij zichzelf.’Ga naar eind17. | |||||||||||||||||
De schone en het beest of de te grote wond (1977)Carla de Souza e Santos verlaat de schoonheidssalon waar zij zich heeft laten masseren en opmaken. Aangezien haar chauffeur ‘haar José’ er nog niet is, omdat zij gewoonlijk langer wegblijft, wil zij een taxi nemen, maar Carla is bang dat het bankbiljet dat zij bij zich heeft niet gewisseld kan worden. Op straat is het zonnig en zij geniet van het alleen zijn: ‘Zij was altijd met anderen, in wie zij zich spiegelde, zoals anderen zich in haar spiegelden.’Ga naar eind18. Terwijl Margarida vond dat zij het verkeerde gezicht had, vindt | |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
Carla zichzelf oogverblindend mooi. Zij draagt een grote bloem in het haar en is perfect gepoederd. In eerste instantie geniet zij nog van het feit dat zij tot een klasse van rijke en invloedrijke mensen behoort. Carla is getrouwd met een belangrijke man en heeft drie kinderen. Zij houdt zichzelf zoet met het vage idee dat zij geen vragen hoeft te stellen. Alles loopt op rolletjes, niemand in haar omgeving stelt ooit iets ter discussie.Ga naar eind19. De bourgeoisie is ingebed in een perfect geoliede structuur. Langzaam maar zeker begint het echter tot Carla door te dringen dat de vierhonderd jaar oude macht van haar rijke familie nergens op gestoeld is en met geen mogelijkheid gerechtvaardigd kan worden: ‘Tradities die alleen maar werden gerechtvaardigd door het feit dat haar familie een stamboom had die heel ver terugging en die, hoewel de afkomst uiteindelijk van het volk bleek te zijn, toch voldoende was om hen een zekere waardigheid te verschaffen.’Ga naar eind20. Tevens dringt het verschil door tussen de mannelijke leden van de familie en de vrouwelijke. Als Carla een man geweest was, dan was zij bankier geworden. Haar echtgenoot noemt zich een selfmade-man, terwijl zij bitter denkt dat zij zich geen selfmade-woman kan noemen. De schone Carla wordt op straat in haar overpeinzingen gestoord door ‘het beest’, een bedelaar die een grote gapende wond heeft in zijn enige been (in haar beelden is Lispector nooit wars van ironie) en die haar om een aalmoes vraagt. Hij vervult haar met angst en afschuw, maar brengt tevens de beslissende ommekeer in haar leven teweeg, die al in gang was gezet voor zij hem ontmoette. Het gevoel bij een groep te horen ‘de haren’ wordt voor eens en altijd weggenomen. Carla zal niet meer weten wat ‘de haren’ betekent. Niet voor niets worden hier weer twee uitersten vlak bij elkaar geplaatst. Twee mensen die elkaar eigenlijk nooit hadden kunnen ontmoeten, omdat er geen klasse op aarde bestaat die haar ogen beter weet te sluiten dan Carla's klasse: de rijke bourgeoisie. Behalve hun sterfelijkheid geeft Lispector hen nog een andere gemeenschappelijke deler: geld. Beide zijn zij er dol op. Wij komen echter niets te weten over de eventuele geestelijke armoede van de bedelaar, hij functioneert als katalysator voor Carla's geestelijke leven. Doordat Carla alle schijnzekerheden uit haar bestaan moet ontmaskeren brengt Lispector de lezer/es uiteindelijk tot het inzicht dat Carla en de bedelaar elkaars alter ego zijn. Elkaars gelijke en inwisselbaar. Beiden evenzeer verloren voor de mensheid: ‘Hoe komt het dat ik nooit heb ontdekt dat ook ik een bedelares ben? Ik heb nooit om een aalmoes gevraagd, maar ik bedel om de liefde van mijn man die twee | |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
minnaressen heeft, ik bedel om de liefde van God opdat ik mooi gevonden wordt, vrolijk en waardig, zodat men mij overal ontvangt en mijn ziel is slechts een oud vod...’Ga naar eind21. Eigenlijk voelt zij zich geestelijk even arm als de bedelaar zich in geldelijk opzicht moet voelen en zij gaat naast hem op de grond zitten. Carla gaat weer weg met het inzicht dat zij altijd heeft gespeeld dat zij leefde, maar zij weet niet hoe dit te veranderen.
Het beeld van de bedelaar met zijn wond is te vergelijken met dat van de kakkerlak. Zoals de kakkerlak de aanleiding vormde voor een tocht in het diepste wezen van het zelf, zo vormt ook de bedelaar aanleiding tot Carla's inzichten. Carla gaat naast de bedelaar op de grond zitten en geeft hem haar hele vermogen, G.H. eet van de kakkerlak. Steeds gaat het bij Lispector over grensoverschrijding en vereniging van het onverenigbare, zoals dit ook in de oxymoron tot uiting kan komen. Opvallend in het werk van Lispector is de snelle perspectiefwisseling, zodat de vertelster de ik-figuur wordt en de ‘ik’ weer een ‘zij’. Zo is de schrijfster vaak tegelijkertijd subject en object. De personages in de verhalen identificeren zich met hun tegenpool, steeds kan de ik-figuur de ander in haarzelf ontdekken. De innerlijke zoektocht bestaat eruit dat Lispector via het schrijven kennis van zichzelf en de ander zocht. Zij heeft geen middel onbeproefd gelaten. Een van de inzichten is dat ieder wezen begrensd is en dat deze begrenzing inspirerend kan werken; in het schrijven kan deze begrenzing zelfs doorbroken worden en kunnen tegenpolen elkaar ontmoeten. Helaas stopte de zoektocht van Clarice Lispector bij de bedelaar. Carla rijdt in een taxi weg en voelt haar eigen onvermogen, niets in haar leven heeft de heftigheid die zij zoekt, maar de chauffeur blijft verzekeren dat alles wel weer goed zal komen. | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
Uit: ‘Greg Bright's Fontana Mazes’
| |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
Uit: W.H. Matthews, ‘Mazes and labyrinths’
|
|