Lust en Gratie. Jaargang 5
(1988)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
Enige tijd geleden stierf een vrouw, laat ik haar Yvonne noemen, ik kende haar niet persoonlijk, maar haar dood was zó plotseling, kwam zó onaangekondigd, dat de schok tot ver in haar omgeving werd gevoeld. Donderdag stond ze nog voor de klas en zondags was ze al dood. Geen verkeersongeluk, geen moord, maar domweg dood, vanzelf. Yvonnes dood bracht aan het licht wat ook haar beste vrienden en vriendinnen in de verste verte niet hadden vermoed: Yvonne was lesbisch. Aan haar sterfbed stond de vriendin waarmee ze al geruime tijd een relatie onderhield en die zich tegenover de verbijsterde familieleden als Yvonnes geliefde bekend maakte. Over wat er vervolgens gebeurde kwamen mij twee versies ter ore, in de eerste versie werd de vriendin door de familie verder genegeerd en moest ze op eigen gelegenheid achter de rouwstoet aan naar de crematie rijden, in de tweede versie woonde ze temidden van de naaste familie de crematie bij. Ik weet niet welke versie de juiste is, beide zijn afkomstig uit betrouwbare bron. Maar met het ontrafelen van deze snel gevormde mythe wil ik me niet bezighouden. Wat me bezighoudt is de vraag waarom een vrouw de intieme relatie met een andere vrouw geheim heeft willen houden. Een geheime lesbische relatie, is dat geen anachronisme in 1987, in een stad als Amsterdam, in een land als Nederland? Een relatie tussen twee volwassen, zelfstandige vrouwen, economisch onafhankelijk, met vaste banen, met lesbische en homoseksuele collega's die géén geheim maakten van hun seksuele voorkeur en maandelijks gezellige bijeenkomsten organiseerden zonder gevaar te lopen voor schimp of schande. Waarom kwam Yvonne niet out of the closet, ja hoe was ze er eigenlijk in terecht gekomen? Ik kende Yvonne niet persoonlijk, daarom spreekt zij zo tot mijn verbeelding en in die verbeelding zoek ik een antwoord dat mijzelf bevredigt en Yvonne in haar waarde laat. Ik houd het erop dat Yvonne en haar vriendin ervoor gekozen hebben hun liefde in het geheim te beleven, ik houd het erop dat ze daarvoor hun redenen hebben gehad en ik kan bedenken welke redenen dat zijn geweest. Maar ik wil nog een ander verhaal vertellen, ook alweer één uit | |
[pagina 10]
| |
de tweede hand, een verhaal over een lesbisch paar dat een paar maanden geleden in het huwelijk trad. Het heeft zich afgespeeld in Hengelo, of Enschede of Almelo, ergens in een provinciestad, het was een zaterdagmiddag, zei men mij, en de remonstrantse kerk, die sinds enige tijd het homoseksuele en het lesbische huwelijk officieel erkent, zat stampvol met mensen die het graag met eigen ogen wilden zien gebeuren. Het was eigenlijk een dubbelhuwelijk, want ook twee mannen werden met elkaar in de echt verbonden, inderdaad, helemaal echt, met ringen en gezangen en een preek en een zegen en met een speciaal voor deze gelegenheid in overleg met de betrokkenen opgestelde huwelijksgelofte waarin ‘in voor- en tegenspoed’ en ‘tot de dood ons scheidt’ en zo en vooral ook de gelofte elkaar ‘eeuwig trouw te zijn’ was opgenomen. Ik ben er niet bij geweest, maar mijn zegsvrouwe verzekerde mij dat zijzelf, en met haar vele anderen, diep ontroerd waren. En wie weet zou ik dat zelf ook zijn geweest als ik de plechtigheid had bijgewoond. In the closet, out of the closet. Wáár, vraag ik me af, gedijdt de lesbische, de homoseksuele liefde? Wáár komen we vandaan, waar gaan we heen, wie zijn we eigenlijk? Twee maanden geleden werd naast de Westerkerk in Amsterdam het homomonument onthuld, ik was er zelf bij, ik had de eer tot de genodigden te horen, ik mocht dus de Westerkerk in terwijl er rond de Westerkerk honderden homo's en lesbo's verzameld waren die dat niet mochten. Maar eenmaal in de kerk werd ik op grond van de kleur van mijn uitnodigingskaart naar een plaats gedirigeerd die half achter een pilaar verscholen was die het podium voor een deel aan mijn oog onttrok. Houders van rode, blauwe, gele en groene kaarten werden volgens een strenge regie al naar gelang hun belangrijkheid in een hiërarchische ordening geperst, waarbij de staatssecretaris en de minister en de burgemeester - allemaal subsidieverstrekkers en naar mijn weten allemaal hetero - vooraan kwamen te zitten. Naast mij nam een mij vaag bekende lesbische vrouw plaats die er nog wat politieke idealen op nahoudt en die meteen begon te briesen dat het allemaal walgelijk was wat hier gebeurde, dat de homobeweging zich geheel en al door de heersende klasse had laten inpalmen en dat daarmee weliswaar de integratie van de homoseksuelen een grote stap verder was gekomen, maar dat het subversieve karakter van de homoseksualiteit- de bom onder het fundament van de samenleving - onschadelijk was gemaakt. Mijn feestelijke stem- | |
[pagina 11]
| |
ming sloeg om in somber gepeins. Was dit wat we allemaal hadden gewild? Het was zo netjes, zo geordend, zo gewoon, zelfs de koster van de kerk wond zich er meer over op dat er, tegen het verbod in, tijdens de receptie in de kerk werd gerookt, dan over het feit dat de zondaren van weleer de banken van de gelovigen bezetten. Pas buiten de kerk werd het weer leuk, dáár kon je het verschil zien tussen de mensen die met hun rug naar het monument toegekeerd het bloemencorso stonden te bewonderen dat door de Raadhuisstraat trok, en de mensen die met hun rug naar het corso gekeerd de artiesten op het roze driehoekige platform toejuichten. Op de Westermarkt werd het feest van de vriendschap gevierd, dáŕ vond de echte onthulling van het monument plaats, dáár heerste de vrolijke anarchie die bij het historische moment paste. Is er een keuze mogelijk? Of: is er geen keuze mogelijk? Zijn de woorden: vriendschap en verlangen de kernwoorden van de tekst die het homomonument siert? Of is het kernwoord: mateloos? En hoe verhoudt zich dan het mateloze tot het keurslijf van alles wat maatschappelijk is? Het verlangen, het èchte verlangen, is anarchistisch, het is: homoseksueel, het is: lesbisch. Het nestelt zich in de kieren en de gaten van de patriarchale orde, het gedijt in het donker. De huiver en de verrukking van de verboden vriendschap is het gecelebreerde mateloze. Verlangen dat deel wil zijn van de orde, vernietigt zichzelf zoals een panter achter tralies geen panter is maar hoogstens nog een verwijzing naar wat een panter was. Ik weet niet wat de oplossing is. De lesbische en de homoseksuele huwelijksvoltrekking is net zo goed belast met negatieve connotaties van isolatie, burgerlijkheid, truttigheid en mufheid als het heteroseksuele huwelijk. Het ritueel sluit de inhoud hermetisch af. De verborgen liefde van Yvonne roept associaties op met de angst, met de onmacht, met de afgeslotenheid en met de eenzaamheid van de verboden liefdes van weleer. Alleen als we ervan uitgaan dat de deur waarachter Yvonne en haar vriendin zich verborgen hielden op grond van hun vrije keuze gesloten is gebleven, kunnen we vrede hebben met hun lot. Wellicht was er achter die deur, in the closet, een prachtige wildernis, vol hevige vriendschap en: vol mateloos verlangen. |
|