Lust en Gratie. Jaargang 4
(1987)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
[pagina 36]
| |
een vreemde
staart me uit de spiegel aan
met bange, boze ogen
ik weet niet wat ik heb gedaan
dat ik zo ver van mij moet staan.
| |
[pagina 37]
| |
een dode vulkaan is het verleden
asresten van verre niet te zien
ingevreten in de rotsen
de sporen
waarlangs het leed zich repte
overwoekerd
aan mij is niets te zien
| |
[pagina 38]
| |
ik ben niet bang, want in het licht
is alles waar, van wat ik zie
zijn de contouren tastbaar
de open deur laat muggen binnen
maar in het donker van de avond
doe ik de deur dicht voor vandaag
en wacht
en zie mijn bange tasje angstverhalen
want het is nacht als ze je komen halen
| |
[pagina 39]
| |
ik wankel in de bek van zeker weten
de honger snauwt en wil weer eten
buiten dreigt het leven
ik durf niet, wat - dat ben ik al vergeten
de aarde trekt mijn slaperige lijf naar binnen
de zware nacht moet nog beginnen
met beter weten
wat ik met het leven moet, verzinnen
kan ik alles, zoals zes prinsessen spelen
draken tekenen of zingen, krijsen, kwelen
uit barsten van mijn ziel lekt energie
ik vang het op en voed het klein genie
dat in mij woont en heel mijn leven werkt
zij vangt de monsters, ik voel me weer gesterkt
| |
[pagina 40]
| |
Ik gooi geen stenen in je vijver zieloh god ik wil zoveel vertellen
maar woorden zijn voor jou
zoveel als grind
ze knarsen en je vindt
de grond niet die ze rammelend bedekken
je maakt er monsters van
die in je trekken
| |
[pagina 41]
| |
Zelfs herfstig kan ik van je houdenzichtbaar door de tranen
die de morgenwereld weent
kleef ik gewichtloos aan je
bevend in de kille wind
vallen schitterende tranen
van koele vruchtbaarheid
luchtig leunend, niet om steun te vragen
maar ragfijn als een kanten voile
versier ik jou, ik wil behagen
prachtig zijn we samen:
struik en web
| |
[pagina 42]
| |
Het landschaphet landschap van je kleine teen
is grootser dan de Himalaya
je stap - de wereldzeeën wijd
je hand - met warm omvattend strelen
zo zacht, bezielend ook de tijd
voordat ik wist dat jij bestond
mijn lief
mijn wereld - eeuwigheid -
ik moet je leren kennen
zo nieuw ben jij
ik zal nooit aan je wennen
| |
[pagina 43]
| |
laten we varen door de nacht
zeilen in de schemering
golven van vertedering
bij het laatste licht
het anker halen
kom mijn lief een storm steekt op
de duisternis is vol verhalen
springtij volle maan en vloed
wat vrijen wij toch samen goed
| |
[pagina 44]
| |
twee dagen, achtenveertig uur is lang
gangen straten stegen lopen
jurken bloezen schoenen kopen
kan ik in die tijd
twee dagen achtenveertig uren bang
gevallen ben je, of bezopen
nagewezen weggelopen
kan je in die tijd
zijn twee dagen honderdtweeënzeventig kwartier
hoeveel keer geademd en geslikt
of juist niet en net gestikt
oh ik mis je
nu al twee dagen, achtenveertig uren lang
| |
[pagina 45]
| |
liefste luister
de merel zingt de maan voorbij
zij trilt de aarde wakker
de zon gehoorzaamt aan haar stem
zo wil ik wezen hoor je mij
zo onopvallend sterk
een stem, de nacht wegzingend
en later achteloos verend in de berk
luid lyrisch van verlangen
|
|