Lust en Gratie. Jaargang 4
(1987)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
[pagina 10]
| |
(voor Charley) De dood maakt mensen vrij voor nieuwe ervaringen.
Op de begrafenis van de moeder van mijn vriend zou ik dat ontdekken.
Omdat in mijn familie toen nog niemand om wie ik gaf was doodgegaan
wist ik niets van verdriet.
Het was de tijd van het jaar dat het stormde.
De moeder was plotseling gestorven.
Mijn vriend en ik reden op weg 95 richting zuiden, als dieven.
Meedogenloos als jagers.
Door een stortvloed van regens.
Onder bladergewelven door.
Nu en dan een dwergpalm.
De auto en onwennigheid tussen ons.
Kilometers lang bochten en afslagen naar zijn ouderlijk huis
waar het lichaam zou liggen.
We kwamen aan bij het houten huis.
De avond tropisch.
De muggen hardnekkig.
Met haar geur die ons omhulde als de oceaan
verwelkomde ons een vrouw, de tante,
met haar lichaam.
Haar ogen nootbruin als die van hem
in hun cacao-kleurige huid.
Hij huilde die hele nacht tegen haar borst.
Zij wiegde hem in ritmisch verdriet.
Ik keek naar ze vanaf mijn veldbed op de grond.
Hun geluiden hielden me waakzaam.
Ik stond bewust vroeg op.
Ze liep al rond door de kamers.
Ogen topazen signalen.
Tepels zich aftekenend tegen de doorschijnende ochtendjas met bloemen.
De dekens vielen van me af.
Haar volgend zag ik uit mijn ooghoek
de zwarte naakte schoonheid van mijn vriend die sliep
en het lichaam van de moeder
in haar kanten lijkwade.
| |
[pagina 11]
| |
In de keuken
stopte de tante me perziken toe
en liet me stadse foto's zien:
zij met vlinderdas en bretels
geleund over de moeder,
met monocles in en gekleed in donkere kostuums
een sigaret rokend.
Achter hen tafels in eindeloze rijen
met vrouwen en nog eens vrouwen.
Indringende mensen.
Zonder plichtplegingen liep de tante weg
en ging mijn vriend weer troosten.
Tegen de middag lag de keuken volgepakt met eten.
De kamers werden gevuld met het gepraat van brutale
vrijgevochten vrouwen die de tante kwamen troosten
en haar prezen omdat het lijk er zo mooi bij lag.
Met mijn vriend bemoeiden ze zich niet zo.
Van hun borden
boden ze me vorken en lepels vol
van het overdadige eten aan dat ze hadden meegebracht.
Ze verslonden mij met hun ogen.
Die dag
stond mijn vriend uren bij het lijk van de moeder.
De tranen stonden in zijn ogen, amber gespikkeld.
Steeds als zijn tranen gingen stromen
drukte de tante zijn lichaam tegen zich aan.
Heimelijk vermaakte ik me met foto's
in dozen onder bedden
met een legpuzzle waaraan de moeder was begonnen
en met het gepraat van de brutale
vrijgevochten vrouwen.
Vroeg op de avond
bracht de tante me een mierzoete perzikvlaai
en keek toe terwijl ik at en mijn bord aflikte.
Toen likte zij het bord ook af.
De dood maakt mensen vrij voor nieuwe ervaringen.
Dat zou ik ontdekken op de begrafenis van de moeder van mijn vriend.
| |
[pagina 12]
| |
Omdat nog niemand om wie ik gaf was doodgegaan
wist ik niets van verdriet.
Tegen de schemering van de volgende dag
had ik negentig kaarsen aangestoken
op aanwijzing van de tante
in de kamer waar het lichaam lag opgebaard.
Een zoete geur draalde om de kist.
In de tuin kwamen de brutale
vrijgevochten vrouwen samen
gekleed in pastel en warme kleuren.
Hun rouw een stralend schouwspel.
Magnifiek.
Een koor van vier liet swingend spirituals horen.
Mijn vriend komt de tuin in
zwaar leunend op de tante
een paarse sluier voor haar gezicht.
Ik baan me achter hen
een weg tussen wilde rozen
azalea's
en purperen geraniums.
Door het verrassend gaas
staart de tante mij aan.
Ze streelt mijn huilende vriend tussen zijn dijen.
Het lichaam in de grond gelegd.
De geraniums geplant.
Het begrafenisritueel voltooid.
Mijn vriend beseft weer waar hij is.
Merkt nu de tante op.
De familie neemt hem weer op.
Hij nodigt de brutale
vrijgevochten vrouwen uit om terug te komen in huis.
Hij vraagt de tante in plaats van maïsbrood
johnny cake te bakken.
Johnny cake: verbastering van Shawnee-cake, een soort brood gemaakt door Shawnee Indianen. | |
[pagina 13]
| |
Ze lacht en grijpt me speels.
Trekt me de keuken in.
Lange momenten
omhelzen we elkaar.
Tongen in kelen.
In de andere kamer
praten mijn vriend en de brutale
vrijgevochten vrouwen
over auto's
het weer
en de route van mijn terugreis.
In de keuken
schuift de tante haar hand tussen mijn dijen.
Dezelfde hand waarmee ze deeg maakt.
Ik trek voor haar mijn hemd tot boven mijn borsten.
Ik hoor ze in de andere kamer
praten over de moeder
de tante
hoe ze leefden in het houten huis.
Dankbaar laat ik haar hand mijn broekje binnengaan.
En kom die dag voorlopig
voor de eerste keer klaar.
Met dezelfde hand kneedt ze het deeg
luchtig
en vraagt niets terug.
Ik geef haar mijn tong op plekjes die ze is vergeten.
En raak haar daar aan.
Een hete oven.
In de andere kamer
trekken de stemmen zich terug in de verste hoek.
Druipende boter uit het warme, gare brood.
| |
[pagina 14]
| |
De dood maakt mensen vrij voor nieuwe ervaringen.
Dat ontdekte ik op de begrafenis van de moeder van mijn vriend.
Omdat toen nog niemand om wie ik gaf was doodgegaan
wist ik niets van verdriet.
Ik vertrok snel daarna en alleen.
Voor de reis terug
laadden de tante en mijn vriend de auto vol
met wilde bloemen
gestolen meloenen
ingezakte cake.
Grimmige luchten.
De bladeren vormen spitsroeden.
Nu en dan een dwergpalm.
(Vertaald door Monica Linschoten, met dank aan Martha Vooren en May van Sligter) Uit: Living as a Lesbian, Firebrand Books, Ithaca (New York), 1986. |
|