Lust en Gratie. Jaargang 3(1986)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] astrid roemer behalve dat jouw lach glimt als het diepste meer waarin één meteoriet verschiet is er de blankheid van je huid negerzwart en glansrijk uit zoethout geveld door wind gepolijst terwijl jij engelt met de zon - mijn lief het is niet de welving van je borsten het is niet de deining van jouw heup noch de argwaan in je ogen noch de twijfel in je stem er is de smaak van jouw mond wondrose en vochtig uit kuit gesneden door vruchtwater geheeld het is niet de hitte van je navel het is niet de kracht van jouw toom noch het ritme in je dijen noch het lied in je tong is er de naaktheid van je hand - mijn lief purper en openlijk uit palmen geperst door regen bezegeld terwijl jij engelt met de zon behalve dat jouw lach glimt als het diepste meer waarin één meteoriet verschiet [pagina 53] [p. 53] het zijn niet de doornen mijn moeder waarom ik mij aan het fruit bezeer het is haar geur die honger in mij wekt en trekt, roert, breekt het zegel van mijn buik het zijn niet de doornen mijn broer waarom mijn leden getekend zijn het is haar aanraking die bliksemt in mijn huid voor de beul en mij de kruisdood verlicht het zijn niet de doornen mijn zuster waarom mijn ogen gloeien van pijn het is haar sap dat jaagt door mijn vlees diep loutert en sterkt als ijsazijn het zijn niet de doornen mijn vader waarom mijn stem juichend breekt het is haar smaak die verbittering zoet, ach verzoet en water van mijn bloed verandert in wijn Het Zijn Niet De Doornen Mijn Kind Waarom Ik Mij Aan Het Fruit Bezeer Astrid Roemer ‘Behalve dat jouw lach’, uit: ‘Noordzeeblues’, Breda (De Geus), 1985. ‘Het zijn niet de doornen’, uit: ‘En wat dan nog. Liederatuur’, Alkmaar (Lesbische Uitgeverij Furie), 1984. Vorige Volgende