Lust en Gratie. Jaargang 3
(1986)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| ||||||
Eros, het lieveheersbeestje...
| ||||||
[pagina 10]
| ||||||
poëtisch gelezen worden als afgeleid van het Griekse ‘poièsis’, in de zin van: activiteit van de betekenisscheppende geest. De dichtende geest verzint, verkent, ontdekt, ontbloot tot dan toe ongeziene gebieden. ‘Het boek van Promethea’ begint met een aantal luchtige verwijzingen naar eerdere werken waarin de schrijfster ‘zich zoveel moeite getroostte om theorieën te ontwikkelen’. Nu, schrijft ze, ‘zijn mijn theorieën vrolijk; ze lachten elkaar uit (...) ze spelen met hun eigen concepten (...), gooien die als speelballen naar elkaar’. Dat wil niet zeggen dat Hélène Cixous haar eerder verworven inzichten verwerpt. In ‘Het boek van Promethea’ zijn ze heel herkenbaar aanwezig. Om te beginnen stelt ze duidelijk dat dit boek ‘van een vrouw afkomstig is’. (Fragment 1) Tussen ‘La venue à l'écriture’ (1977) en ‘Le livre de Promethea’ (1983) is de continuïteit niet verbroken. Cixous is nog steeds bezig het vrouwelijke in de cultuur in te schrijven: zij bedoelt met ‘inschrijven’ zoiets als graveren. En in haar allernieuwste werk ‘L'Histoire terrible mais inachevée de Norodom Sihanouk Roi du Cambodge’ (1985)Ga naar voetnoot1., klinken luid prachtige vrouwenstemmen door. In ‘La venue à l'écriture’ schreef zij: ‘Je schrijft om aan het lichaam zijn toekomstboeken te geven (...), om te verkennen, duiken, bezichtigen. Daar waar je schrijft groeit het, je lichaam ontplooit zich, je huid vertelt je de legendes die tot dan toe verzwegen zijn’. ‘Het boek van Promethea’ is een van die toekomstboeken, waarin een tot dan toe verzwegen legende wordt verteld. Een vrouwelijke invulling van de mythe van PrometheusGa naar voetnoot2. wordt in ons cultureel erfgoed gevoegd. Deze tekst, door de liefde gedicteerd, is op zich een nieuwe ‘inscriptie’ van een oud verhaal en is, letter voor letter, ontstaan als een inscriptie. De titel zegt het al en de schrijvende ik-figuur, H, legt het uit: ‘dit boek komt van Promethea’, het boek moet aan Promethea toegeschreven worden. Bij de gratie van de liefde die Promethea in H's leven brengt, schrijft ze zichzelf op de huid, in de vezels van haar geliefde, als was H (de geliefde) een gevoelige plaat waarop de vluchtigste indrukken geregistreerd worden die zij, met de pen in haar hand, tracht weer te geven. In dit boek, zegt Cixous, heb ik het onmogelijke gewild, in het heden van de hartstocht schrijven, het heden in zijn vlucht vangen. Promethea is de vrouwelijke gedaante van de mythische figuur die het | ||||||
[pagina 11]
| ||||||
vuur van de Goden afpakte om het aan de mensen te brengen. Het vuur is hier de ontbrandende hartstocht tussen twee vrouwen. (Fragment 2) In dit boek zijn verschillende elementen van de oorspronkelijke mythe geactualiseerd. Geleidelijk aan ontdekt de lezer/es de zin, de meerdere betekenissen, de potentiële waarheid van de oeroude mythe in de actuele liefde. Legendarisch is Promethea niet alleen vanwege haar naam, maar vooral ook om haar hart, haar grootmoedigheid, haar geloof in het leven. Ze geeft en geeft zichzelf en geeft zichzelf over, zonder reserve. Onbevreesd waagt zij zich aan de ander. Ze is een ‘vrouwelijk’ wezen, niet alleen omdat ze een vrouwelijke naam draagt of een vrouwenlichaam bewoont: in haar vermogen tot geven, ontvangen, laten gebeuren, erken ik wat Hélène Cixous voor ogen heeft met het begrip ‘vrouwelijk’. Haar volgende uitspraak (ontleend aan het uit 1982 daterende interview met Rina van der Haegen) lijkt Promethea op het lijf te zijn geschreven: ‘Van de kant van het “vrouwelijke” zijn er mogelijkheden van moed, moed om te geven - want geven is moedig, zichzelf geven nog moediger - die veel beperkter zijn in een “mannelijke” economie of in een economie beheerst door de castratieangst (...). Tot hoever geven, tot hoever geef ik me, dat wil zeggen hoever kan ik gaan zonder de vrees om mij te verliezen als ik me geef - dit is de vraag.’ Liefhebben, geliefd worden, zichzelf laten liefhebben zoals Promethea dat doet, betekent in dit boek ‘binnentreden in de magische en geduchte cirkel van de genade’. Dit boek beschrijft Eros met zijn tedere én woeste, vervoerende kracht, zijn gedaanteverwisselingen: nu eens de adelaar die je ingewanden verslindt, dan weer de verrichter van het zoetste wonder, het genot. (Fragment 5) Eros heeft het vermogen de vreemdste transmutaties teweeg te brengen. (Fragment 3) Alles wat in liefde geen liefde is zoals honger, woede, bezitsdrang, razernij, jaloezie enz... wordt in ‘Het boek van Promethea’ eerlijk bezien en beschreven, zonder gepsychologiseer overigens. Maar in plaats uit te komen bij de klassieke, pessimistische conclusie dat passie de mens ten gronde richt, houdt Promethea, door alle stormen heen, staande dat alles wat in de liefde geen liefde is, toch deel uitmaakt van de liefde. Zo leert H bijvoorbeeld inzien ‘hoe als de liefde onbeperkt wordt, zij verandert in haar tegendeel en tevoorschijn komt als haat, woeste panische angst om niet meer te kunnen groeien. Ik heb geleerd: onbeperktheid beperkt de liefde. Je moet haar steeds perken geven te verteren’. In dit boek komt de volstrekt wederkerige relatie tot stand. In die relatie, waarin noch de een noch de ander overheerst, is er geen sprake van subject- en objectposities. De geliefden zijn afwisselend subject en object van de liefdesactiviteit. Wederkerigheid is trouwens niet alleen thema, maar werkt ook door in de zinsbouw. Door binnen eenzelfde zin alle | ||||||
[pagina 12]
| ||||||
mogelijke combinaties tussen de een en de ander naast elkaar te zetten, geeft Cixous uitdrukking aan de intensiteit en de complexiteit van de wederkerige liefde. Een voorbeeld: ‘Omdat wij naar elkaar zijn toegedreven, de een naar de ander toe, de een boven en binnen de ander, de een in de ander, de een met de ander in de afgrond gestort, de een met de ander in verpletterende nabijheid...’ Zulke zinnen zijn duizelingwekkend: de lezer/es ondergaat ook de verwarring die Eros tussen de minnaressen sticht. Als de uitwisseling tussen de twee polen zo volledig plaatsvindt dat zij zichzelf en elkaar als uitwisselbaar ervaren, is een niet te overschrijden punt bereikt: de noodzaak ‘een lichte scheidslijn’ aan te brengen wordt voelbaar. (Fragment 4) De een kan de ander niet zijn. Hoe dichtbij ze ook gekomen is, de ander blijft een gesloten boek. ‘Nooit ben ik jou. Dat is wat me verbaast. Wat me geruststelt. Wat mijn liefde tot het uiterste drijft. Tot op het bot lik ik jouw ziel, van elke centimeter van jouw zenuwen ken ik de smaak, maar ik ken je niet, jou ken ik niet.’ Op heel eigen wijze heeft Hélène Cixous in ‘Het boek van Promethea’ de thematiek uitgediept van Thanatos-in-Eros, de bekende doodsdrift, de zogenoemde zucht naar de dood in de erotiek.Ga naar voetnoot3. De veelheid aan betekenissen van de in onze cultuurgeschiedenis zo beladen en zo misbruikte term ‘dood’, wordt in dit boek doorzocht en doorgelicht. De erotische ervaring wordt als grenservaring, als ervaring van de niet meer gevoelde grenzen beschreven: zaligheid en gevaar van de ex-tase - het uit zichzelf treden van de één-wording - het niet meer weten waar de een eindigt en de ander begint - en van de ‘illimitation’ - staat van onbegrensd zijn, waarin het gevoel ontstaat aan gene zijde van het leven te geraken. Eenzelfde thematiek kwam onlangs ter sprake tijdens een van Cixous' séminaires, naar aanleiding van het werk van Clarice Lispector.Ga naar voetnoot4. Om een idee te geven van de continuïteit van Cixous' denken, neem ik hier een fragment van haar college over. Clarice, vertelt Hélène, heeft het over die uitzonderlijke momenten: ‘Ik heb op z'n minst twee keer in mijn leven een zo intense communicatie beleefd dat ik ophield te bestaan terwijl ik er was. Ik was de andere persoon en de andere persoon was mij. Dit was een toestand van snijdende gelukzaligheid’. Een toestand, legt Cixous verder uit, waarin je buiten jezelf en toch niet buiten de wereld bent, omdat je in/bij de ander bent. Het verschil met de mystieke ervaring of met de bewustzijnsverandering die bij druggebruik kan optreden, zegt ze, is dat | ||||||
[pagina 13]
| ||||||
dit alleen via de ander plaatsvindt. Deze bijzondere gewaarwording noemt Clarice Lispector ‘de grote X’. En dat is een heel mooi teken, voegt Hélène Cixous hieraan toe: X is het mathematische teken van het onbekende en tevens dat van de kruising. Als twee wezens zo in elkaar grijpen kun je het onuitsprekelijke daarvan als een X voorstellen. De ervaring van de opgeheven grenzen, die maar hoogst zelden plaatsvindt omdat de ik het gewoonlijk niet verdraagt, noemde Cixous nu ook ‘SURvie’, dat is: overleven, en ook zoiets als Hyperleven. Zo zien we hier dat de betekenaarGa naar voetnoot5. ‘dood’ in z'n tegengestelde getransformeerd is, namelijk een overvloed aan leven. Dit transformatieproces is al zichtbaar aan het werk in ‘Het boek van Promethea.’ Het zo precies mogelijk doorleven en proberen aan te geven van dit soort momenten brengt de schrijvende ik-figuur er uiteindelijk toe een nieuw woord te scheppen: ‘la mourance’. In plaats van de doodsheid van het woord ‘dood’, duidt dit nieuwe woord zoiets aan als het niet eindigend doodsproces. Een onvertaalbaar woord. ‘Ik verlang zo naar wat de “mourance” mij, daarginds, tussen de werelden, zal laten zien.’ Eros opent de blik op de ‘andere kant’ van het leven: ‘ik wil een god achterna gaan... een god? - wat is dat, een god? - ja, ik zeg god, omdat ik die naam geef aan het wezen dat me levend zal leiden tot het laatste uur, het zwarte, schitterende, buitengewoon witte uur dat in het centrum van de tijd brandt, het uur waarin alles uiterst levend is, alles bezig is hevig geleefd te worden’. De ‘mourance’, een zucht naar de dood? Maar dan zeker niet een zucht naar de andere dood, de definitieve afsluiting, of de dood van de ander. In de beleving van het ‘opgaan in’, wordt de ander steeds als levende voorgesteld: ‘Als een vuurpijl ga je, naar de dood of naar het leven, dat weet je niet meer, maar zover gaan kan alleen in het ademhalen van de ander’. De echte dood krijgt in dit boek trouwens ook een nieuwe naam: het einde van het leven heet uiteindelijk gewoonweg ‘de laatste dag’. (Fragment 6) Juist doordat de geliefden hun sterfelijkheid beseffen, beleven zij, in het zicht van de immer naderende laatste dag, des te meer de wonderbaarlijke liefde. Hier culmineert de thematiek van het leven in de thematiek van het heden. ‘Het boek van Promethea’ geeft prachtig inhoud en gestalte aan dit begrip. ‘De tegenwoordige tijd wil ik kennen in z'n meest onmiddellijke tegenwoordigheid. Dat immense, doorzichtige, dichtstbijzijnde continent wil ik verkennen. (...) Ik wil mijn hoofd neerleggen op de borst van | ||||||
[pagina 14]
| ||||||
het heden en luisteren naar het gefluister van haar vezels.’ De borst van het heden is niet alleen een metafoor voor de tijd, maar verwijst ook naar Promethea. Le présent betekent in het Frans ‘heden’ en ‘geschenk’. Er staat in de tekst: ‘Promethea est le Présent que Dieu me fait’. Tegenwoordige tijd/geschenk door god gemaakt: een tegenwoordigheid van goddelijke makelij. Zo begrepen, houdt ‘Het boek van Promethea’ ook een omkering in van de oorspronkelijke Prometheus-mythe, waarin Prometheus eeuwig moet boeten omdat hij het vuur van Zeus aan de mensen gaf. Een wreed lot, door een wrede god beschikt. Uit ‘Het boek van Promethea’ haal ik de tegengestelde betekenis: juist in de goedheid van het geschenk openbaart zich het goddelijke. Hélène Cixous schrijft niet alleen heel lyrisch, het ontbreekt haar ook niet aan humor en zelfspot. Als de schrijfster van dit boek Promethea om commentaar vraagt, antwoordt deze: ‘Tu en fais de la littérature’. En dat klopt ook. De lyriek van dit boek aan de geliefde klinkt als een nieuw hooglied. | ||||||
Bibliografie
| ||||||
Over het werk van Hélène Cixous verschenen in Nederland de volgende artikelen:
| ||||||
[pagina 15]
| ||||||
|
|