Lust en Gratie. Jaargang 2
(1985)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
[pagina 39]
| |
‘Ik werk in zwart-wit. Uitsluitend. 'Zwart-wit zijn de kleuren van de geest,’ zei Odilon Redon (Frans tekenaar, lithograaf en schilder, 1840-1916). Ik ben het met hem eens. Je hebt zogenaamd de kleuren niet, maar voor mij is zwart-wit méér dan kleur. Je kunt er alle andere kleuren mee suggereren. Als de spanning tussen al die grijzen, zwarten en witten goed is, kan een werkstuk opeens gaan ‘klinken’. ‘Toen ik voor de oorlog in Wenen was hoorde ik dat er een vrouwenacademie bestond in die stad. Ik ben er naar toe gegaan. De academie had iets weg van een theekransje en schilderen was er de hoofdzaak. Een professor zei tegen me: ‘Aber Frau Wesseling, wann fangen Sie dann endlich an zu mahlen? Sie zeichnen schön gut genug.’ Zo'n opmerking maakt weer eens duidelijk, dat tekenkunst lager wordt gewaardeerd dan schilderkunst. Dat was toen zo. En dat is nog steeds zo. Een schilderij heeft meer overlevingskansen. Linnen is sterk, papier is zwak. Bovendien is een tekening moeilijker te begrijpen dan een schilderij. Een tekening moet je lezen. Ik vergelijk een tekening wel eens met kamermuziek. Een schilderij met een heel orkest. Het een trekt minder publiek dan het andere. ‘In Wenen ontwikkelde ik een eigen methode portrettekenen. Op de academie in Amsterdam begon je een gezicht met | |
[pagina 40]
| |
de buitenste ovale contouren. Dan moet je alles wat belangrijk is in zo'n gezicht binnen die contouren persen. Ik wil ruimte hebben. Ik begin een portret in het midden. Met de ogen, de neus en de mond. Die vind ik het belangrijkste. Daarna construeer ik wat er omheen is. Een portret wordt veel levendiger op die manier. ‘Ik werk niet voortdurend aan één en dezelfde tekening. Meestal aan twee of drie tegelijk. Als ik op een dood punt ben met een, dan zet ik een andere voor me neer. Zie ik na een poosje de eerste weer terug dan weet ik opeens hoe ik verder moet. Meestal begin ik pas aan een tekening als ik hem volledig voor me zie. Ik krijg beelden voor me. Door muziek. Of doordat iemand me iets vertelt. Soms komen beelden in me op als ik op straat loop of in een trein zit. Of 's nachts. Sommige beelden die ik voor me zie zijn technisch zo moeilijk dat ik er niet uitkom in een keer. Dan duurt het jaren. Muziek speelt een grote rol in mijn leven. Ik had me voorgenomen na m'n vijfenzestigste alleen nog piano te studeren. Maar het tekenen laat me niet los. Schetsen moeten nog worden uitgewerkt. ‘Nieuwe beelden doemen op. Ik zal waarschijnlijk blijven tekenen tot mijn laatste ademtocht.’
In 1984 verscheen in eigen beheer een boek over haar leven en werk: ‘Riek Wesseling: een portret in zwart-wit’, Uitgeverij Rapenburg, Amsterdam 1984, f 45,-. Te bestellen: Brahmsstraat 22, 1077 HJ Amsterdam. Telefoon: 020-735952. Meer over Riek Wesseling in: Anja van Kooten Niekerk en Sacha Wijmer, ‘Verkeerde Vriendschap. Lesbisch leven tussen 1920-1960’, Feministische Uitgeverij Sara, Amsterdam 1985, ± f 29,50. De eerstvolgende expositie van Riek Wesselings werk is van 5 t/m 27 april 1986 in Atelier Galerie Graaf Floris, Vogelenzangseweg 63a, Vogelenzang (tel: 02502-5239). Openingstijden: woensdag en vrijdag 14-17 u, zondag 11.30-14 u. Toegang gratis. De tekst van dit artikel is afkomstig uit ‘Riek Wesseling een portret in zwart-wit’, Uitgeverij Rapenburg, Amsterdam 1984, tekst Ingrid van Delft, en uit gesprekken van Carla Brunott en Ineke van Mourik met Riek Wesseling | |
[pagina 41]
| |
[pagina 42]
| |
[pagina 43]
| |
[pagina 44]
| |
[pagina 45]
| |
[pagina 46]
| |
[pagina 47]
| |
riek wesseling foto gon buurman
|
|