Lust en Gratie. Jaargang 2
(1985)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
[pagina 47]
| |
Ja, zei zeen toen? vroeg het kind ademloos
toen? zei de oude vrouw
het begin moet eerst verteld
de dorpskerk was het begin
de rode plavuizen waarover
ze naar voren liepen
het groen van de boers geverfde banken
de koperen kaarsenkroon
maar de zwarte toga stond als een schot
waarlangs de blik afschampte
dus ja zei ze, ja tegen de bomen die buiten
bewogen achter het raam
het ging als het ging
later nam ze het kind
vet biggetjeskind toen nog
spartelkind onder de arm en liep het bos in
hij toen hij thuiskwam hij brulde en sloeg
in woest verdriet de boel kort en klein
zo zal het gegaan zijn
't was druk in het hart van het bos
vol leven vol vrouwen vol werk en gepraat
aan de oever van een rivier voltrok zich alles
biggetjeskind werd lang en soepel
zijn haar dat stroomt nog
waar is hij? vroeg het kind
de oude greep in de wol en spon
toen keek ze naar het kind
in de buurt soms, zei ze
| |
[pagina 48]
| |
Aan iet1
ik heb bericht van je tegoed
uit die rivièra boven
pluk je in de tuin der engelen
nu cameeënkopjes en drukt ze
aan je ontvlammend hart?
mijn vader zat
bewonderd door de zusters
naast je bed
en waakte staag over de regels
van moraal en wetenschap
hij had gewonnen:
je eigen initiatief
dat je zo lief was
lag in de vorm van fruitmes
en veiligheidsspeld - zo veilig niet -
buiten je verkleind bereik
hij las gedichten voor
jij zei ‘voor hem ben ik al dood’
en jij lag ver uit het bereik
van mijn verwarde deernis
deernis
hebben we nooit uitgewisseld
jij die je had verbonden aan mijn vader
- die zijn dochter liefhad en verachtte -
aan mijn broer die voor het naar bed gaan
slapendzusjepestte -
ik was niet interessant niet mooi
ik was je toegevoegd als dochter -
jij kon me alleen je wijsheid geven
en dat verveelt, is het niet?
| |
[pagina 49]
| |
naughty woman
jaagster op vrouwen met jongenskopjes
jongens speelkameraad
meerdere van de meeste mannen
gezegend zij het lak aan gevestigde meningen
dat jij me hebt geleerd
maar je kracht je tederheid je hartstocht
heb je met ons niet gedeeld
ik zie de engelen kleine bliksemschichten
naar je grijpende vingers schieten
en in muziek die streng en
juichend opklinkt uit jezelf
- en niks geen twijfel meer van
‘op mij zit niemand te wachten’ -
word je tot luide stilte
in Sion illa
urbs tranquilla
ik wil je meten met je eigen maat
mijn deernis hoef je niet
zullen we ruilen:
geef mij je minachting voor ‘stomme wijven’
geen mens zal het weten
ik begraaf het bij nacht
en misschien zouden we af en toe kunnen
proberen samen
te neuriën?
2
ik zal niet meer
in rouw me buigen over leeg
gebleven bladzijden van je talent
niet meer
| |
[pagina 50]
| |
met assen vingers in je leven bladeren
ik nodig je uit
tot vrolijk zijn
de geschiedenis wil ik herschrijven
je kunt niet om me heen
ik vang je blik en nodig je
tot vrolijkheid
geldige noch ongeldige redenen
staan meer tussen ons
ik verklaar me even oud
zo mooi als ik niet durfde zijn
en kus je
in vrolijkheid
ik tart je en vang je blik
ik hoorde gisteren je muziek
en al je kracht en kunde
schoten als wuivende bomen omhoog
wie durft nog spreken van
mislukking
mismoedigheid
ik teken je lichaam en plaats op de bodem
er een tulpebol in als een vlam
dans nu met vuisten
omcirkel met vuisten
stamp, stort een cycloon
- de vlam in haar stille hart -
een cycloon van woede uit
laten we dansen met vuisten!
ik kus je
ik raak je lichaam aan
wat ben je: mijn stiefmoeder
mijn geliefde
| |
[pagina 51]
| |
mijn zuster?
pas nu je me aanziet in vrolijkheid
laat ik je gaan
en verbleek terug tot de wereld der levenden
je ziet me gaan en ik
met de blik van mijn rug
zie je verbleken
3
jou
verrukt tot moeder gekozen
heb ik ooit tot bron van enkel goeds verklaard,
eindelijk drinkend
onverzadigbaar als een veel jonger kind
vulde ik mij tot mijn grenzen
en verloor mezelf tegelijkertijd
later
droeg ik je onafheden mee
hoedde je wonden
in mijn eigen vlees
lang is de weg tussen moeder en dochter
laat aangeland verknaag ik met muizetandjes
de sarkofaag waarin ik je
waarin je je hebt verstopt,
zo levend en ondeugend tref ik je aan
‘gooi die rommel maar weg’ zeg ik
‘die handvol mannenstreken
je bent nu al zo lang dood
ik zou je moeder wel kunnen zijn’
en ik wend me een slag
en zeg tot mijn zoon: ‘niet beeldhouwen!
komposteer me maar vast
| |
[pagina 52]
| |
doe je ogen dicht
en neem mondjesmaat
naar behoefte’
Van let Stants (1904-1968) werd de Pastorale voor orkest (1923) op 1 december 1984 in De Doelen te Rotterdam uitgevoerd door het orkest van het Rotterdams Conservatorium o.l.v. Otto Ketting. Het was de eerste heruitvoering na de oorspronkelijke uitvoering in 1923 door het Utrechts Stedelijk Orkest o l.v. Evert Cornelis. | |
[pagina 53]
| |
willemien gerstenhauer foto annaleen louwes
|
|