Lust en Gratie. Jaargang 2
(1985)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
[pagina 81]
| |
Anja Meulenbelt heeft een nieuwe roman geschreven: ‘Alba’, met als thema de blinde passie van de ik-persoon voor een wat oudere man, Daniel. De formule voorin een roman waarmee schrijfsters/schrijvers gewoonlijk aangeven dat het om fictie gaat, is bij Meulenbelt wat eigenaardig uitgevallen. ‘Hoewel de ervaringen van de hoofdpersoon in dit boek niet geheel onbekend zijn aan de schrijfster, is dit geen autobiografie. De schrijfster heeft de vrijheid genomen gebeurtenissen om te keren en mensen bij elkaar op te tellen of van elkaar af te trekken. Gelijkenis met bestaande personen is daardoor noch toevallig, noch bedoeld.’ Het is duidelijk dat Meulenbelt graag over zichzelf vertelt. Daar is niets op tegen, daarom begrijp ik niet waarom zij zo moeilijk doet. Het wereldbeeld en de ideeën van de ik-persoon vertonen volgens mij een treffende overeenkomst met die van de schrijfster. Enkele aspecten daarvan wil ik nader onderzoeken. Ik ga in mijn artikel niet verder in op Meulenbelts beschrijving van de liefdesverhouding met Daniel. Wat mij veel meer bezighoudt is de relatie van de ik-persoon tot zichzelf en de vrouwenbeweging, haar opvattingen over vriendschap tussen vrouwen, haar beschrijving van de relatie met Martha en de lesbische liefde in het algemeen. | |
[pagina 82]
| |
OnbewustheidHet is opvallend hoe vaak de ik-persoon niet in de gaten heeft wat er met haar aan de hand is. Het schijnt dat nieuwe situaties, gebeurtenissen haar worden aangedaan, ze overkomen haar. ‘Toen ben ik blijven slapen. (bij Daniel, C.B.) Ik kijk naar Martha. Die slikt. En zegt dan, dat is leuk voor je. Ik had het wel gedacht hoor. Achteraf blijkt iedereen het te hebben zien aankomen. Martha, Daniels vriendin, Dorian. Daniel zelf. (de lezer/es trouwens ook, C.B.) De enige die niks in de gaten had was ik.’ (pag. 9) In een gesprek met haar therapeute eenzelfde voorval. ‘Je hebt een relatie uitgezocht die spannend genoeg is om veel oude emoties naar boven te laten komen, en veilig genoeg om ze uit te kunnen sorteren, zegt Hilde. Uitgezocht, sputter ik. Het is gewoon gebeurd.’ (pag. 70) Tijdens een ontmoeting met Dorian, de ex-vriendin van Daniel, laat Meulenbelt de ik-persoon zeggen: ‘Dorian was bits tegen me. Ik zocht er niets achter. Toen nog niet. Veel vrouwen zijn bits tegen me zonder dat ik weet waarom precies, om iets wat ik heb geschreven, om iets wat ik heb gedaan als feministe, ik ben daaraan gewend. Maar Dorian was slimmer dan ik, die zag iets aankomen wat ik niet wilde weten.’ (pag. 33) De ik-persoon laat zich voortdurend meedeinen op golven van emotionaliteit zonder zich af te vragen wat haar eigen aandeel is in de ontstane verwikkelingen. Het is de onbewustheid van de ik-persoon die de ‘onbegrijpelijke’, c.q. ‘onverwachte’ gebeurtenissen veroorzaakt en niet de mensen om haar heen. Zolang zijzelf daaraan niets verandert, blijft ze slachtoffer van haar eigen onbewust gedrag. | |
Strenge MoederAlsof zij niet op de hoogte is van de tientallen stromingen binnen het feminisme, spreekt de ik-persoon steeds over de vrouwenbeweging (cursivering van mij) aan wie zij de functie geeft van de Strenge Moeder, die haar kind voortdurend voorhoudt hoe zij als zich ‘als schrijfster die toevallig ook feministe is’ (pag. 52) moet gedragen. Herhaaldelijk rechtvaardigt de ik-persoon haar eigen doen en laten: ‘Ik ben geen bezit van de beweging. Ik ben geen rekenschap verschuldigd. Ik hoef geen toestemming te vragen. Heb ik me aan een huwelijk ontworsteld, en aan de patriarchale conventies om me opnieuw voor te laten schrijven hoe ik me gedragen moet?’ (pag. 52) In een andere passage zegt de ik-persoon: ‘Ik leer om te gaan met de starheid van de verwachtingen van mensen die denken dat ik eeuwig blijf zoals ze me hebben aangetroffen in De Tweede Zonde. | |
[pagina 83]
| |
Alsof ik ze in de steek laat bij elke verdere ontwikkeling die ik doormaak, alsof elke verandering in mijn eigen leven verraad is.’ (pag. 18) Rancuneus en verbitterd laat de ik-persoon zich uit over de hele vrouwenbeweging, die - en nu richt ik mij tot de schrijfster - de arme Meulenbelt maar veroordeelt en wil bezitten. Ik krijg het gevoel dat er iets heel anders aan de hand is. Want hoe hadden we Meulenbelt eigenlijk aangetroffen in ‘De Tweede Zonde’, lees: ‘De schaamte voorbij’? Als een vrouw die zich losmaakt uit een verstikkend huwelijk, als een heterofeministe die - in adolescente euforie - een lesbisch bestaan ontdekt, maar ook nog vlinders in haar buik kan krijgen van een man. Van mij mag ze, maar Meulenbelt zèlf schijnt er zich nogal ongemakkelijk onder te voelen. ‘Hoe zal dat nou vallen?’ hoor je haar denken over de bladzijden van ‘Alba’, ‘dat ik nu weer hetero word?’ Iedereen die ‘De schaamte voorbij’ goed gelezen heeft, weet dat Meulenbelt de deur naar heteroliefde altijd heeft laten openstaan, maar kennelijk voelt ze zich daar schuldig over. In feite heeft zij last van haar eígen gedachten met als gevolg de nodige schuldgevoelens die zij projecteert op de Strenge Moeder. Zij voelt zich ambivalent naar mannen en vrouwen, dat is heel begrijpelijk, daar hebben meer mensen - ikzelf ook - last van. Met geen woord rept ze over de politieke betekenis om van een langdurige, lesbische relatie weer in de armen van een man te vallen. En de publieke opinie hoort dat maar al te graag. Daarmee spant Meulenbelt - of ze wil of niet - de publieke opinie voor haar persoonlijke karretje. De roman had aan betekenis gewonnen, als de schrijfster over haar ambivalentie had geschreven, dan had ze haar integriteit bewaard. Maar ze heeft zich helaas laten verleiden tot een doorzichtige projectie op de vrouwenbeweging. | |
VriendinnenOnthullend vind ik hoe Meulenbelt de vriendschappelijke relaties van de ik-persoon met vrouwen beschrijft. Ik moest onwillekeurig denken aan haar lezenswaardige essay: ‘De ekonomie van de koesterende funktie’Ga naar voetnoot1, waarin zij helder uiteenzet hoe groot het aandeel is van huisvrouwen in de reproduktie van de arbeidskracht door haar partner zowel lichamelijk als geestelijk te verzorgen, op te vangen en te stimuleren, zodat hij/zij het werk (met plezier) volhoudt. Daniel vraagt aan de ik-persoon waar zij haar ondersteuning vandaan haalt, want ze leeft toch ook alleen zoals hij? En ze laat hem weten: ‘Een netwerk, bijna allemaal kennen ze elkaar weer, als de een | |
[pagina 84]
| |
niet beschikbaar is dan de ander wel, stuk voor stuk kan ik ze midden in de nacht opbellen als ik bang word, omdat er een kerel geprobeerd heeft mijn slaapkamerraam binnen te stappen, of als mijn somberte over me heen valt, onverwacht, door een kleine aanleiding. En omdat ik weet dat ik ze kan bellen, hoeft het nooit. Werk en vriendschap door elkaar heen, ik kan me verheugen op vergaderingen en werkgroepen omdat het vrouwen zijn die me kennen, van jaren terug, voor wie ik geen schijn hoef op te houden, en die al aan me zien dat het niet goed met me gaat nog voordat ik dat gezegd heb.’ (pag. 50) De kwaliteit van de vriendschap met vrouwen is in ‘Alba’ zeer mager en eenzijdig gericht op emotionele opvang en verzorging. Volgens mij omringt de ik-persoon zich met pleegzusters-bloedwijn, die zij vriendinnen noemt. Vrouwen weten van elkaar dat zij door haar socialisatie uitblinken in empathie, zorgzaamheid en emotionaliteit, eigenschappen die ik waardeer maar niet per definitie aan vrouwen wil koppelen. Vrouwenvriendschap bestaat volgens mij ook uit avontuur en spanning, plezier maken met elkaar, intellectuele uitdaging, erotiek, heftige ruzies en spirituele ervaringen. Tevergeefs heb ik daar naar gezocht in de roman ‘Alba’. | |
MarthaOok haar lesbische relatie met Martha bezorgt de ik-persoon voornamelijk kommer en kwel. Ze heeft het over haar ‘weekend huwelijk’. (pag. 52) Voordat de beide dames op vakantie gaan bekennen zij elkaar weer iets met een man te hebben. ‘We feliciteren elkaar om zoveel volwassenheid, we kunnen dit wel aan. En waarom ook niet. Het is volstrekt symmetrisch, zij een vriendje, ik een. Als kostschoolmeiden zitten we te giechelen in de auto.’ (pag. 11) Tijdens de vakantie zijn beide dames vermomd als twee onderwijzeressen. (pag. 16) ‘Ik ben onzichtbaar met mijn oude mannenoverhemd, zonder make-up en met mijn haar in een slordig staartje.’ (pag. 12 e.v.) Het zou met in mijn hoofd opkomen mezelf zo te definiëren. Maar de ik-persoon kijkt door de ogen van mannen naar zichzelf en komt tot deze kleurloze beschrijving. Het samenzijn met Martha is geen pretje voor de ik-persoon: saaiheid, oppervlakkigheid en frustraties voeren de boventoon. Zelf zegt ze daarover: ‘Hoe lang leven we al zo, zo bijna langs elkaar heen? Is het gemakzucht van haar, van mij, dat we elkaar zo laten, elk met onze eigen gedachten, zo weinig gedeeld? Het kwam me uit, jarenlang, een relatie die zo weinig eiste. Aangename gewoontes, aangenaam gezelschap voor op reis. We koken graag voor elkaar. We reizen graag samen. Maar wat is er | |
[pagina 85]
| |
nog meer? Ik ken dat vage gevoel van teleurstelling, het is er vaker geweest. Maar elke keer spreek ik mezelf toe; dit is wat je overhoudt van een relatie van jaren, als de eerste passie weg is. Wees er blij mee, meid. Of wil ik dan terug naar de pijnlijke en destructieve verhoudingen zoals ik die kende, fel en altijd onmogelijk en kort? Ik word ook niet jonger.’ (pag. 113 e.v.) Nog pijnlijker wordt het als de ik-persoon de intensiteit en de waarde van haar relatie met Martha en Daniel vergelijkt. ‘Ik maak ruzie met hem, zeg ik. Als hij te laat komt en ik al een uur op hem heb zitten wachten.’ (pag. 70) Verderop in het gesprek met Hilde, haar therapeute: ‘Wat doet Daniel als jij kwaad bent, vraagt ze. Die blijft zitten, zeg ik. Of hij komt gewoon weer terug. Daar had je niet op gerekend, niet? vraagt Hilde.’ (pag. 71) In hetzelfde gesprek met Hilde vertelt de ik-persoon ook over Martha. ‘Met Martha heb ik bijna nooit ruzie. Een keer valt ze uit dat ik me teveel laat gaan, in dat eerste jaar, als ik haar iets vertel over Daniel. Dan vertel ik haar maar niet veel meer, ze vraagt er ook niet naar.’ (pag. 71) Tijdens haar vakantie met Daniel herinnert de ik-persoon zich haar samenzijn met Martha op diezelfde plek. ‘Toen het nog niet zo vuil was zat ik hier met Martha. Ik weet nog precies dat toen de eerste dunne plekken in de relatie zichtbaar werden, maar weet ook nog dat ik dat alleen probeerde te verwerken. Met Daniel heb ik inde paar jaar dat we elkaar nu kennen meer ruzie gehad dan in al die jaren met Martha bij elkaar. Maar het lijkt alsof elk conflict dat we uitvechten de fundamenten onder een gezamenlijk gebouwde geschiedenis verstevigen, niet verslijten.’ (pag. 112) Wat mij buitengewoon irriteert is het hardnekkig zwijgen van de ik-persoon over haar eigen aandeel in de conflicten met Martha, die hun verwijdering tengevolge heeft. Martha wordt afgeschilderd als een saaie burgertrut bij wie zij zich schuldig en overspelig voelt, omdat ze in gedachten voortdurend bezig is met haar minnaar Daniel. De - in verhouding tot het hele verhaal - vrij lange passage over Martha's rugkwaal tijdens hun vakantie en de zorgzaamheid waarmee zij door haar vriendin wordt omringd, wekken onwillekeurig gevoelens van sympathie op voor de ik-persoon. Bijna zou de lezeres/lezer vergeten dat zij Martha nogal smakeloos de volle verantwoordelijkheid geeft voor het mislukken van hun liefdesrelatie. Tenslotte verdwijnt Martha geruisloos uit haar leven en de ik-persoon kan het niet nalaten zichzelf weer buiten schot te houden: ‘Martha was opgestapt, en met achterlating van zo'n waslijst van achterstallige rancune dat het idee dat we tenminste nog gewoon vriendinnen zouden kunnen zijn al heel | |
[pagina 86]
| |
snel was vervluchtigd.’ (pag. 51 e.v.) | |
De politiek van kwaliteit en keuzeWaar gaat het eigenlijk om in de vergelijking van deze beide relaties? Nièt om de tegenstelling homo/hetero, maar om de kwaliteit van de relaties. De grote inzet en gedrevenheid die Meulenbelt de ik-persoon in haar verhouding met Daniel aan de dag laat leggen, staan in scherp contrast met de gemakzucht, onverschilligheid en onbewustheid in haar relatie met Martha. De lesbische relatie schijnt niet van wezenlijk belang te zijn geweest, de politieke context ervan wordt verzwegen. Nergens wordt de overgang van lesbisch naar hetero geproblematiseerd, maar plotseling is Meulenbelt terug van weggeweest. Met een dergelijke voorstelling van zaken ondersteunt Meulenbelt het hardnekkige vooroordeel dat liefdesverhoudingen tussen vrouwen van inferieure kwaliteit en betekenis zijn, vergeleken met heteroseksuele liefde. Als dit alles is wat overblijft van Meulenbelts lesbische periode, die zij zo kritiekloos en euforisch beschreef in ‘De schaamte voorbij’, dan vermoed ik dat zij die heeft gebruikt om te genezen van de pijn die haar door mannen werd aangedaan. Het komt mij voor dat veel heterofeministen flirten met de lesbische liefde en hetzelfde doen als Meulenbelt. Ook binnen de vrouwenbeweging heeft de economie van de koesterende functie er heel wat toe bijgedragen om het geknakte zelfvertrouwen van menige heterovrouw op te vijzelen, waardoor zij weer in staat is de strijd/liefdesrelatie met man of vriend aan te gaan c.q. voort te zetten. | |
De lesbische liefde in het algemeenNaast de beledigende woorden aan het adres van Martha heeft de ik-persoon ook nog wat in petto voor de lesbische liefde in het algemeen: ‘(...) wat er ook verder gebeurt, houden van een vrouwenlichaam kun je net zo min verleren als fietsen, maar ik heb geen neiging om alleen nog te verkeren in damessalons en mijn liefdesleven ondergeschikt te maken aan de anti-patriarchale strijd.’ (pag. 18 e.v.) Meulenbelts vergelijking tussen houden van een vrouwenlichaam en fietsen is behalve dom en lachwekkend ook schaamteloos seksistisch: alsof een vrouwenlijf een ding is waarop je een aantal vaste handelingen verricht! En de politieke betekenis van deze ‘handelingen’ ziet zij voor het gemak maar even over het hoofd. Haar kennis over en ervaring met de lesbische liefde is van een bedroevend gehalte dat veel vrouwen met haar gemeen hebben. | |
[pagina 87]
| |
In het tweede gedeelte van het door mij aangehaalde fragment gaat Meulenbelts ik-persoon weer in de verdediging, dit keer tegen de lesbische wereld, waarover zij vreemde ideeën koestert, getuige haar angst om voorrang te moeten geven aan de strijd tegen het patriarchaat in plaats van je minnares te beminnen. Weet zij nog steeds niet dat de meeste lesbiennes het patriarchaat links laten liggen en haar energie steken in andere vrouwen om daarmee een eigen cultuur te scheppen, soms tegen de verdrukking in? Dat betekent overigens niet dat zij niet dagelijks met de onderdrukkende heteronormen worden geconfronteerd. Waarom grijpt Meulenbelt iedere gelegenheid aan om vrouwen zo ongunstig mogelijk af te schilderen, waarmee ze de publieke opinie over feminisme haar eigen excuusfabriek binnenloodst? (Wat zijn die feministen toch een lelijkerds, dat zij willen dat Meulenbeltje potteus blijft. Het zijn ook allemaal potten nietwaar?) Het lijkt De Telegraaf wel. Ze beschuldigt en klaagt aan en groeit uit tot een haast ongeëvenaard lijdend onderwerp. Waren het eerst de mannen die haar het leven zuur maakten, (zie ‘De schaamte voorbij’) nu zijn het (feministische) vrouwen aan wie zij ten prooi valt. Wordt het niet de hoogste tijd voor Meulenbelt zichzelf aan een kritisch onderzoek te onderwerpen, zodat ze erachter komt waarom zij altijd anderen de schuld geeft? | |
Het feminisme voorbij?Wie na het lezen van de roman zich nog de moeite getroost om ook een blik te werpen op de achterkant van het boekomslag, wordt geconfronteerd met twee tendentieuze vragen: ‘Is er nog liefde na het feminisme? En welke liefde?’ Wie ze gesteld heeft, de auteur of de uitgeverij doet niet ter zake. Duidelijk is dat ze vanuit heteroperspectief en vijandigheid naar het feminisme zijn geformuleerd. Er wordt gesuggereerd dat het feminisme (welk?) voorbij is. Ja, het feminisme van Anja Meulenbelt is blijkbaar verleden tijd, al zal ze dat zelf nog niet weten. Verder wordt het feminisme in diezelfde vraag er ten onrechte van verdacht de liefde te doden. Hier komt de angst van veel hetero's om de hoek kijken, maar ik kan ze geruststellen: na het Meulenbeltiaans-post-feministisch-tijdperk is er de-met-ingebouwde-handicap-en-onwaarschijnlijke-liefde tussen man en vrouw. Zij vormen samen de hoeksteen van onze laat-kapitalistische, patriarchale maatschappij. Rest mij nog te zeggen dat ik de weigering van uitgeverij Sara om de roman van Meulenbelt in deze vorm te laten verschijnen, waardeer. Een vrouwvijandig boek als ‘Alba’ hoort met thuis bij een feministische | |
[pagina 88]
| |
uitgeverij. Ik wens Anja Meulenbelt toe, dat de dageraad waarin haar bewustzijn zich momenteel bevindt, spoedig plaats maakt voor een heldere dag.
Carla Brünott Met dank aan Maaike Meijer, een dierbare vriendin en Rieke van de Vijfeijke, mijn geliefde minnares, voor de inspirerende gesprekken |
|