Lust en Gratie. Jaargang 1
(1983-1984)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
InleidingAudre Lorde is vijftig jaar, woont in New York met haar twee kinderen en haar vriendin Frances, doceert aan de universiteit en is een bijna charismatische figuur in de zwarte lesbische beweging in de Verenigde Staten. Acht bundels poëzie, waarvan de eerste (‘The First Cities’) verscheen in 1967 op instigatie van Diane di Prima bij haar Poets Press in New York. Daarna volgen ‘Cables to Rage’ (1970), ‘From a Land where other People live’ (1973), ‘New York Head Shop and Museum’ (1974) ‘Coal’ (1976), ‘Between Our Selves’ (1976), ‘The Black Unicorn’ (1978) - met die bundel is Lorde inmiddels bij de belangrijke uitgever W.W. Norton aangeland - en ‘Chosen Poems - Old and New’ (1982). Audre's wortels liggen in Grenada. Haar ouders emigreerden als jong echtpaar naar de Verenigde Staten en kregen hun eerste kind bij het uitbreken van de Crisis in 1929. Met hard werken wisten ze het hoofd boven water te houden - een proces dat Audre zeer concreet en liefdevol beschrijft in haar roman ‘Zami’ (1982). Die ‘biomythografie’ zoals Audre hem zelf noemt is een mengeling van autobiografie, andere zwarte vrouwenlevens en mythologie, maar de kinderjaren van de heldin bevatten Lorde's eigen geschiedenis. De eerste vier jaren van haar leven was ze praktisch blind (‘tot ik een bril | |
[pagina 8]
| |
audre lorde signeert in xantippe, amsterdam. foto: f. consen
| |
[pagina 9]
| |
kreeg op mijn vierde jaar dacht ik dat bomen groene wolken waren’).Ga naar voetnoot(1.) Pas op haar vierde begon ze te praten en kon toen ook vrijwel onmiddellijk lezen en schrijven. Tastbaar sukkelt ze over de eerste bladzijden van ‘Zami’, de kleine Audre: te dik, voortgesleept door haar voortvarende moeder of hobbelend achter haar grote zussen door de straten van New York, altijd kijkend naar het asfalt, doodsbang om te vallen. Audre blijft zwijgzaam. Haar manier van communiceren is het af en toe reciteren van gedichten - van haarzelf of van anderen - die ze bij tientallen uit het hoofd kent: ‘en ergens in dat gedicht zat dan wat ik voelde. Het vitale stuk informatie.’Ga naar voetnoot(2) Als ze op de middelbare school zit moet ze haar uiterste best doen om niet langer in gedichten te denken. ‘Ik was stomverbaasd over hoe andere mensen dachten. Stap voor stap, niet in bellen die opborrelden uit de chaos, die je moest zien te grijpen met woorden.’Ga naar voetnoot(3.) Onvergetelijk is in ‘Zami’ het portret van de moeder, oersterk en trots die haar gezin met strenge hand en grote waardigheid heenloodst door de armoede en het grauwe racisme van New York in de jaren dertig en veertig. Maar behalve een deel van Lorde's eigen biografie en een ‘drama van het begaafde kind’ (in de zin van Alice Miller) is ‘Zami’ ook een sociale geschiedenis van zwarte lesbiënnes in Amerika. Bijna terloops komt in elk hoofdstuk ter sprake hoe racisme letterlijk overal in zwarte levens aanwezig is. Die terloopsheid drukt de onontkoombaarheid van het racisme misschien nog effectiever uit dan menige theoretische analyse. ‘Zami’ gaat heel vaak over de mogelijkheid van integriteit en waardigheid onder onwaardige omstandigheden. Het vermogen om te voelen is de grote transformatieve kracht. Lorde traceert hier eigenlijk hoe zij de levenshouding verwierf die zij ook in ons gesprek onder woorden brengt: dat het innerlijk contact met pijn, woede en angst het begin is van elke verandering. In 1980 verscheen ‘Cancer Journals’Ga naar voetnoot(4.), een verslag van de confrontatie met borstkanker, de operatie en de verwerking van het verlies van haar rechterborst. Doordat Lorde de ziekte die haar treft met inzet van al haar emoties tegemoet treedt transformeert zij de | |
[pagina 10]
| |
ziekte van een lot tot een opgave: de afgezette borst is niet langer een verminking en een verwijzing naar dood: zij wordt een teken van overleving en strijd. De essays en toespraken die Lorde sinds 1977 afleverde werden onlangs gebundeld onder de titel ‘Sister Outsider’. Wat Lorde te zeggen heeft over racisme - bijvoorbeeld in haar open brief naar Mary Daly en in ‘The Uses of Anger - is een must voor witte feministen die hebben begrepen dat de uitsluitingsmechanismen binnen het feminisme net zo feilloos werken als in de rest van de maatschappij. Lorde heeft een grote kennis van zaken over de vele verschijningsvormen van racisme in feministische en academische kringen, over schuldgevoel, over voorwaarden waaronder witte en zwarte vrouwen met elkaar kunnen communiceren, over dingen die in Nederland even bot gebeuren en waarvoor ons witten nog altijd de instrumenten tot analyse en reactie ontbreken. ‘Sister Outsider’ kan helpen bij het doorbreken van het zo gebruikelijke schuldbewust en onhandig zwijgen over racisme. We zouden onszelf kunnen scholen aan dat boek zodat we het a.b.c. van het racisme niet meer hoeven leren van de primitieve blunders, die zo kenmerkend zijn voor de eerste confrontaties van witten met zwarten. Onze bewustwording moet maar eens beginnen in onze eigen tijd. Deze zomer was Audre Lorde, op uitnodiging van de zwarte lesbische groep ‘Sister Outsider’ in Amsterdam. Het hier volgende gesprek werd gevoerd door Gloria Wekker van ‘Sister Outsider’, Bernadette van Dijck die bezig was met een radioprogramma voor ‘Hoor Haar’ over Audre Lorde, Maaike Meijer van ‘Lust en Gratie’ en Audre Lorde - en allemaal net uitgeslapen van het feest dat ‘Sister Outsider’ in de nacht ervoor had aangericht. Gespreksonderwerpen zijn zwart feminisme, de mogelijkheid van coalities tussen zwarte en witte vrouwen, zwijgen als instrument van onderdrukking, overleving die niet vanzelf spreekt en Audre's werk, waaruit af en toe een fragment werd gekozen door de tekst van het interview heen.
M.M. | |
[pagina 11]
| |
sister outsider, amsterdam. foto: robertine romeny (kleurarm)
| |
[pagina 12]
| |
‘Voor het bleke meisje dat op mijn auto afholde op Staten Island midden in de nacht, slechts gekleed in een nachtjapon en op blote voeten, dat schreeuwde en huilde: “mevrouw, alstublieft help me, o alstublieft breng me naar het ziekenhuis mevrouw...” (...) Ik remde snel, en boog me voorover om het portier te openen. Het was hoogzomer. “Ja, ja, ik zal proberen je te helpen” zei ik, “Stap in.” En toen zij mijn gezicht zag in het licht van de straatlantaarn vertrok het hare van angst. “O nee!” kermde ze, “jij niet”, en draaide in het rond en begon opnieuw te rennen. Wat kon ze in mijn zwart gezicht hebben gezien, dat waard was om zo'n verschrikking verder te verduren? Om mij te verspillen in het gapende gat tussen wie ik was en haar beeld van mij. Achtergebleven zonder hulp. Ik reed verder. In de achteruitkijkspiegel zag ik hoe zij op de hoek werd ingehaald door het voorwerp van haar nachtmerrie - leren jack en laarzen, mannelijk en wit. Ik reed verder en wist dat zij vermoedelijk dom zou sterven.’ (Uit: ‘Zami’, p. 5. Een van de opdrachten, vert. M.M.) | |
[pagina 13]
| |
Gesprek met Audre LordeGloria: Audre, zou je iets willen vertellen over de geschiedenis van het zwarte feminisme in Amerika? Ik heb begrepen dat zwarte vrouwen begonnen in groepen witte vrouwen, maar zich daaruit terugtrokken en hun eigen groepen vormden toen ze merkten dat hun behoeften niet aan bod kwamen. Audre: Ja, maar dat is lang niet het hele verhaal. Zwart feminisme is geen wit feminisme met een zwart gezicht. In de jaren zestig kwamen er natuurlijk wel veel zwarte vrouwen in de verleiding te gaan werken in de witte feministische beweging: ze moesten ontdekken dat het racisme daar zo overheersend en zo onbespreekbaar was... er was geen beginnen aan. Veel witte vrouwen konden in die tijd eenvoudig niet accepteren dat racisme een feministisch strijdpunt was. Ze zagen absoluut niet aankomen dat het racisme ook een splijtzwam tussen vrouwen is. Toen Angela Davis voor het eerst in de gevangenis zat, wilden wij dat op de agenda hebben van de traditionele Vrouwenmars van 26 augustus. Er werd toen tegen ons gezegd: Angela Davis is geen feministisch strijdpunt, wat heeft zij met ons te maken? Dat is een bewustzijn dat nu, historisch gezien, ongelooflijk is, maar we hebben er dan ook hard aan gewerkt om dat te veranderen. Maar buiten die coalitie-poging bestond er al een andere zwarte-vrouwen-beweging. Je had verenigingen van zwarte zakenvrouwen, gezelligheidsclubs van zwarte vrouwen en ontelbare groepen die functioneerden binnen buurten, scholen en traditioneel binnen kerken. De kerk was altijd de primaire sociale structuur op het platteland en in kleine steden, en zwarte vrouwen hebben daar heel veel in te vertellen. Zwarte vrouwen zijn vaak de constante factor in onze gemeenschappen, en hielden hun gezinnen en ‘extended families’ niet alleen sociaal, maar vaak ook economisch drijvende.Ga naar voetnoot(5) Die groepen zwarte vrouwen komen nu bij elkaar en dat heeft een groot bewustmakend effect. ‘Zwart feminisme’ is gewoon een heel andere traditie: gedurende de jaren zeventig zijn ontelbare malen groepen zwarte vrouwen bij elkaar gekomen die zeiden; ‘Wij willen niets met feminisme te maken hebben, feminisme is | |
[pagina 14]
| |
een zaak van witte vrouwen’ - en vervolgens gingen ze praten over dingen als: hoe moeten we voorkomen dat onze kinderen elkaar in elkaar slaan op straat, hoe krijgen we stoplichten op de hoek van de 145e straat waar zoveel kinderen worden doodgereden, hoe pakken we de kerels aan die nu werkloos zijn. Met andere woorden: onszelf bezighouden met de wezenlijke problemen van ons bestaan is iets wat zwarte vrouwen de afgelopen vierhonderd jaar altijd al hebben gedaan. Dat is zwart feminisme en het is belangrijk dat dat als zodanig wordt herkend. Volgend jaar in januari is er een grote conferentie van zwarte vrouwen in Oregon, en daar gaan we serieus aanpakken wat we bedoelen als we zeggen ‘zwart feminisme’. Maar we gaan dat niet theoretisch doen - ik kan veel theoretisch wit feminisme niet eens lezen. Wat mij hoop geeft en waar onze kracht ligt is wat ik overal in Amerika in de praktijk onder zwarte en gekleurde vrouwen zie gebeuren, hoe divers dat ook is. Want er zijn onderling ook grote verschillen in achtergrond. Bernadette: Als er tussen zwarte vrouwen onderling al zoveel verschillen zijn, is het dan volgens jou mogelijk dat zwarte en witte vrouwen samenwerken? Audre: We moeten de gemeenschappelijke strijdpunten, die er natuurlijk zijn, accepteren, maar het is veel belangrijker om ook de verschillen te erkennen. Die erkenning is vaak riskant en beladen, juist omdat de onderlinge verschillen altijd tegen ons zijn gebruikt. Vaak wordt dat punt dus ook vermeden en doet iedereen net of er geen verschillen zijn. Maar dat is net zo gevaarlijk, want áls de verschillen dan naar boven komen, blijkt dat we geen manieren hebben ontwikkeld om ze te hanteren, en dan zijn ze oorzaak van splitsing en scheuring. Dat is gebeurd in de Verenigde Staten en ik geloof dat het overal gebeurt in situaties waar vrouwen met elkaar werken die wezenlijk van elkaar verschillen. Wij hebben geleerd om maar met één verschil om te gaan: het verschil in geslacht. Maar er zijn tussen vrouwen onderling ook zoveel verschillen, waarmee we ons zo weinig bezighouden: verschillen in ras, in kleur, in cultuur, in leeftijd, seksualiteit. Ik beweer dat deze verschillen juist een bron kunnen zijn voor creatieve verandering. Als ik praat met witte feministes zeg ik altijd: ‘Je moet begrijpen dat ik jou niet zie als mijn vijand. Maar als jij je gedraagt als mijn vijand, dan hebben wij geen tijd voor jou, omdat we het druk genoeg hebben met onszelf in leven te houden. Ik hoop dat we samen kunnen werken; maar als dat niet kan, dan gaan wij, als zwarte vrouwen, gewoon door. Wij gaan door, met jullie of zonder jullie.’ Kijk, een échte samenwerking is ook alleen maar mogelijk als alle | |
[pagina 15]
| |
partijen zichzelf zijn. Samenwerken is niet het samenkomen van stukken, maar het samenkomen van gehelen. Coalitie betekent niet dat ik jou zoek om mij aan te vullen, of dat jij mij moet komen aanvullen. Het betekent dat wij op onszelf staan, maar een gemeenschappelijk doel hebben en dat we samenwerken om dat doel te bereiken. Coalities zijn er niet voor de lol, of omdat ze zo emotioneel bevredigend zijn. Ze zijn er om de klus te klaren. We mogen niets van onze identiteit aan de coalitie ‘offeren’. Dat is destructief. Gloria: Ik heb het gevoel dat jullie in de Verenigde Staten ons wel dertig jaar vooruit zijn, als ik lees noe uitgesproken jij bijvoorbeeld durft te zijn. Het heeft een voorbeeldfunctie voor ons. Audre: Ik weet niet of je moet spreken van wie nu ‘vooruit’ is. Jullie situatie is totaal anders. De vrouwenbeweging hier hoeft geen vier eeuwen ingekankerd en geïnstitutionaliseerd racisme ongedaan te maken. Jullie maken geschiedenis met nieuwere stenen. Natuurlijk weet je daardoor ook minder, maar de manier waarop jullie persoonlijk met elkaar omgaan is misschien helderder. De geschiedenis van relaties tussen zwarte en witte vrouwen is bij ons zo verschrikkelijk pijnlijk. Als ik kijk naar een witte Amerikaanse vrouw, en weet dat haar grootmoeder mijn grootmoeder kon bezitten, kon slaan, niet alleen voor zich laten werken, maar afranselen... Gloria: Ja, de slavernij werd in Holland buiten de deur gehouden, dat speelde zich in de kolonieën af. Dus het lijkt hier wel een zwakker soort racisme, omdat veel mensen zich niet bewust zijn van de Hollandse koloniale geschiedenis, maar intussen is de witte cultuur evengoed vergeven van superioriteitsgevoel. Maaike: Als je bedenkt hoeveel generaties Nederlanders in Nederlands-Indië en Suriname leefden en wat ze daar allemaal uitvraten: dat heeft ook vier eeuwen geduurd. Ik geloof dat het aanleiding geeft tot een heel specifiek soort hypocrisie, dat wij het allemaal buiten de deur hielden. Er wordt in Nederland onder witten ook heel weinig over gepraat, behalve op een sentimentele manier. Gloria: Als witte vrouwen hier zwarte vrouwen persoonlijk kennen begint er echt wat te gebeuren. Maar ik ben er zo moe van mezelf steeds uit te moeten leggen, en witte vriendinnen gerust te stellen dat zij misschien persoonlijk niet racistisch zijn, want dat is wat ze willen horen. Audre: Ik begrijp wat je bedoelt. Ik heb ook een periode gehad dat ik zei: ‘ik praat nooit meer over racisme met witte vrouwen’. Ik schreef die brief aan Mary Daly.Ga naar voetnoot(6) Over hoe impliciet-racistisch haar boek | |
[pagina 16]
| |
Gyn/ecology is, en daarmee basta. Maaike: Heeft Daly ooit geantwoord? Audre: Nee. Mary en ik hebben er een uur over gepraat en ze smeekte mij die brief niet te publiceren. Ik vroeg haar om een reactie, maar ze kon alleen maar defensief reageren. Ze is nooit werkelijk ingegaan op de kwestie zelf, en wordt trouwens ook persoonlijk steeds onaangenamer tegen mij. Daly is een vrouw met een grote geest, en ik hoop dat zij verandert, maar ik wacht er niet meer op. Ik bedoel: er is natuurlijk educatie mogelijk van zwarte vrouwen naar witte, maar je bereikt een punt dat het de verantwoordelijkheid van witte vrouwen zelf wordt. Dus ik zeg tegen witte vrouwen: ‘Als je mij hoort, vertel jij het dan verder. Vertel andere witte vrouwen wanneer ze racistisch zijn, laat ons dat niet altijd opknappen.’ Op precies dezelfde manier als het op een gegeven moment de verantwoordelijkheid van mannen wordt, als ze begrepen hebben wat vrouwen te zeggen hebben, om dat door te geven aan andere mannen. | |
KrachtGa naar voetnoot(7)Het verschil tussen poëzie en retoriek
is bereid zijn
jezelf
te doden
in plaats van je kinderen.
| |
[pagina 17]
| |
Ik ben gevangen in een woestijn van rauwe schietwonden
en een dood kind sleept zijn verbrijzeld zwart
gezicht over de rand van mijn slaap
bloed uit zijn doorzeefde wangen en schouders
is het enige vocht kilometers in de omtrek, en mijn maag
draait om, als ik me voorstel hoe het smaakt terwijl
mijn mond splijt in droge lippen
en zonder loyaliteit of reden
dorst naar het natte van zijn bloed
als het wegzinkt in het wit
van deze woestijn, waar ik verloren ben
zonder beelden of magie
en probeer haat en vernietiging om te vormen tot kracht
en probeer mijn stervende zoon te genezen met kussen
de zon alleen zal zijn botten sneller bleken.
De agent die een tienjarige doodschoot in Queens
stond boven de jongen met zijn politieschoenen in kinderbloed
en een stem zei: ‘Sterf jij kleine klootzak’ en
er zijn banden die dat bewijzen. Tijdens zijn proces
zei deze agent om zichzelf te verdedigen
‘Ik zag niet hoe groot hij was, of iets anders,
alleen de kleur.’ en
er zijn banden die ook dat bewijzen.
Vandaag is die 37-jarige witte man, 13 jaar in het korps,
vrijgesproken
door 11 witte mannen die zeiden voldaan te zijn
dat recht was geschied
en een zwarte vrouw die zei
‘Ze hebben me overtuigd’ - dat betekent
dat ze haar 1.50 m. metende zwarte vrouwenlichaam hadden
gesleept
over de gloeiende kolen van vier eeuwen witte mannen-
| |
[pagina 18]
| |
goedkeuring
tot zij de eerste echte macht die zij ooit bezat losliet
en haar eigen baarmoeder bepleisterde met cement
tot kerkhof voor onze kinderen.
Ik ben niet in staat de destructie in mij aan te raken
Maar als ik het verschil niet leer gebruiken
tussen poëzie en retoriek
wordt ook mijn kracht corrupt als giftige schimmel
of ligt slap en nutteloos als een onverbonden draad
en op een dag zal ik mijn teenager-plug pakken
en hem stoppen in het dichtsbijzijnde gat
en een 85-jarige witte vrouw verkrachten
die iemands' moeder is
en als ik haar verrot sla, en haar bed in de fik steek
zal een Grieks koor zingen, in driekwartsmaat
‘Arme ziel. Geen vlieg deed ze kwaad. Wat een beesten.’
Maaike: Van jouw eigen werk vind ik karakteristiek dat je vaak uiterst concreet en persoonlijk begint, maar dat de theorie het onderwerp als het ware van binnenuit begint te verlichten, in plaats van er van buitenaf de schijnwerpers op te zetten. De theorie komt uit de realiteit die je beschrijft, niet andersom. Audre: De enige echte theorie die ik ken, is die welke uit mijn ervaring komt. Ik schreef bijvoorbeeld over Afrekete in ‘The Black Unicorn’: gedichten die ontstonden tijdens en na mijn reis naar Dahomey, waar ik de traditie van Afrikaanse godinnen ontdekte, een traditie die ik weer toegankelijk wou maken voor mezelf. Als ik poëzie voorlas vertelde ik er wel eens wat bij over de godin Afrekete. Op een keer kwam er een jonge zwarte antropologe naar me toe die zei: ‘Dat is prachtig, en Afrekete is een bron van kracht, maar waar komen je citaten nu precies vandaan, en wat deed je voor onderzoek?’ Ik zei: ‘Moet je horen, ik ben de dichteres, ik heb die kennis gevonden, gezien (“Power” uit: “The Black Unicorn” New York (W.W. Norton) 1978, p. 108-109. Vert. M.M.) | |
[pagina 19]
| |
en doorvoeld. Jij bent de onderzoekster, zorg jij maar voor de documentatie.’ Natuurlijk is theorie ook noodzakelijk, maar ze smoort soms de ervaring. Het gevoel is zo onderschat, zo in diskrediet gebracht. Ik beschouw het gevoel als de allereerste stap naar kennis en bevrijding. Het begin van elke visie ligt in het gevoel, in het chaotische, pijnlijke moeras van tegenspraken, waar je het liefst omheen zou willen lopen omdat je geen pijn wilt voelen. Je denkt dat het smoren van je woede en pijn je beschermt, maar dat is niet zo: zwijgen heeft ons nooit beschermd, niet tegen onderdrukking, niet tegen pijn, niet tegen angst. Gloria: Die zin die ik altijd van jou zal onthouden: ‘Your silence will not protect you’. En als de zon opkomt zijn we bang
dat hij niet blijft schijnen
als de zon ondergaat zijn we bang
dat hij 's morgens niet opkomt
als onze maag vol is zijn we bang
voor maagpijn
als onze maag leeg is zijn we bang
dat we nooit meer eten krijgen
als we worden bemind zijn we bang
dat de liefde zal verdwijnen
als we alleen zijn zijn we bang
dat de liefde nooit zal terugkomen
en als we spreken zijn we bang
dat onze woorden niet zullen worden gehoord
en niet welkom zijn
maar als we zwijgen
zijn we nog altijd bang.
Dus is het beter te spreken
en te onthouden
het was nooit hun bedoeling dat we zouden overleven.
(Fragment uit ‘A Litany for Survival’ uit: ‘The Black Unicorn’ p. 31-32. Vert. M.M.) | |
[pagina 20]
| |
Audre: Zwijgen is het werktuig van onderdrukking bij uitstek. Het houdt ons niet alleen gescheiden van elkaar, het houdt ons ook gescheiden van de bron van kennis in onszelf. Ons vrouwen wordt verteld: als we maar kalm zijn, als we de kinderen maar goed opvoeden, tegen de juiste mensen glimlachen, onze benen over elkaar houden en er leuk uitzien, dan zijn we veilig. En het is bullshit. We zijn niet veilig, we zijn niet gelukkig, we zijn niet beschermd. Je kunt het beter voelen en uitspreken. Zwijgen bied je geen afwezigheid van pijn, het bied je dat je over je pijn moet zwijgen, en hem zelfs voor jezelf moet verbergen. Als ik erken dat ik pijn heb, kan ik ernaar kijken en ervan leren. Ik kan pijn omzetten in kracht: ik kan mijn hand uit het vuur halen, ik kan leren hoe ik het vuur lager moet laten branden, ik kan leren hoe ik het vuur blus. Pijn eindigt, of in verandering, of in de dood. Maar het is beter te lijden met open ogen, dan met ogen dicht, want onze ogen gesloten houden maakt de pijn niet minder. Bernadette: Ik vind dat je in je boek ‘Cancer Journals’ dat proces beschrijft: van pijn omzetten in kracht. Kanker lijkt een lot dat je passief treft, maar jij zet het om in een heel actief proces van omgaan met angst en met dood. Audre: Weet je, eigenlijk schrijf ik wat ik nodig heb, omdat het nog niet bestaat. Toen ik wist dat ik borstkanker had, zocht ik naar een verhaal, een houvast: hoe ging een zwarte feministe, een lesbische dichteres, een vrouw waarmee ik mij kan identificeren, eerder met zo'n ervaring om? Zo'n verhaal bestond niet. Ik dacht, o.k. Audre, jij bent nu aan de beurt: hoe doe jij het? En wat mij bij het schrijven vaak overeind hield, was het gevoel dat ik de confrontatie niet alleen aanging voor mezelf, maar dat het ook voor andere vrouwen bruikbaar zou kunnen zijn. De ‘Cancer Journals’ komen nu uit in het Duits, en ik zou willen dat het de vrouwen in Europa oproept te kijken naar hun eigen situatie: waarom zijn de gevallen van borstkanker de laatste drie jaar met 30% gestegen rond Basel en Zürich? Waarom schrijven de Zwitserse vrouwen daar niet over? En hoe zit het hier in Nederland? We moeten vechten, want we krijgen onze overleving niet gratis. In de periode dat ik streed met mijn borstkanker heb ik trouwens ook ‘Zami, A new Spelling of my Name’ geschreven. ‘Zami’ is ook een overlevingsverhaal en heel autobiografisch. Het hielp mij door die periode heen. Ik wilde dat ‘Zami’ een brug zou zijn naar andere zwarte feministes, andere zwarte lesbiennes, en een aanmoediging om onze verhalen te vertellen. Gloria: Ik vond ‘Zami’ prachtig. Het was alsof het over mijn eigen leven ging, het riep zulke diepe emoties bij me op. Het zit in alle details, om er maar eentje te noemen: hoe dat was als je moeder vroeger je | |
[pagina 21]
| |
audre lorde in xantippe, amsterdam. foto: f. consen
| |
[pagina 22]
| |
haar uitkamde: dat telkens terugkerende pijnlijke drama, dat lees je nooit ergens. sister outsider, amsterdam. foto: robertine romeny (kleurarm)
Audre: Gloria, het is zo belangrijk voor mij dat je ‘Zami’ herkent als een verhaal dat ook over jouw leven gaat. Toen ik ‘Zami’ schreef vroeg ik me vaak af of het wel relevant was voor iemand anders dan mijzelf. Zwarte vrouwen hadden wel tegen me gezegd dat ze zo'n enorme behoefte hadden aan onze eigen verhalen. Maar toen ‘Zami’ af was zeiden een aantal witte uitgeefsters in Londen tegen mij: we kunnen dit niet publiceren, het is te sektarisch. Het is, met andere woorden, alleen maar belangrijk voor zwarte lesbische vrouwen in New York. Maar ik wist wel dat iets ons verbindt, waar we ook zijn opgegroeid: het heeft zijn grondslag in dat heel oude en nooit helemaal verdwenen Afrikaanse familieverband, kijk bijvoorbeeld naar de manier waarop | |
[pagina 23]
| |
zwarte moeders en dochters met elkaar omgaan. Dus wanneer jij, die uit Suriname komt, in Amsterdam woont en nog nooit in Amerika of New York bent geweest, tegen mij zegt dat het toch over jou gaat dan is het zo bevestigend voor mij, dat kan ik je niet vertellen.
Zittend tussen de gespreide benen van mijn moeder, haar sterke knieën die mijn schouders vast omknellen, alsof ik de drum was die zij ging bespelen, mijn hoofd in haar schoot, terwijl zij borstelde en kamde en oliede en vlocht. Ik voel de sterke ruwe handen van mijn moeder overal diep in mijn weerbarstige haar, terwijl ik rondkronkel op een krukje of op een gevouwen handdoek op de grond, mijn opstandige schouders opgetrokken en weerstand biedend aan de onverbiddellijke kam met zijn scherpe tanden. Telkens wanneer er een springerig stuk is gekamd en gevlochten klopt ze er even teder op, voor zij verder gaat met het volgende stuk. Ik hoor haar sotto voce waarschuwingen die af en toe de discussie onderbraken die zij intussen voerde met mijn vader, waar ze het ook over hadden: ‘Kom, die rug recht! Deenie, zit stil. Zet je hoofd zo! Krstjs Krstjs. ‘Wanneer heb jij je haar voor het laatst gewassen? Kijk wat een roos! Krstjs, Krstjs, de waarheid van de kam deed mij mijn kiezen op elkaar klemmen. Toch hoorde dit bij de momenten die ik het pijnlijkst miste toen onze echte oorlogen begonnen. Ik herinner me de warme moedergeur gevangen tussen haar benen, de intimiteit van ons lichamelijk aanraken, ingebed in die onrust/pijn, zoals een nootmuskaatje gebed is in zijn bittere schil. De radio, het geschraap van de kam, de geur van vette haarolie, de greep van haar knieën en mijn prikkende schedel, ze vallen allemaal samen in de ritmes van een litanie, de rituelen van Zwarte vrouwen die het haar van haar dochters kammen. Uit: ‘Zami’ p. 32-33. vert. M.M. | |
[pagina 24]
| |
Bernadette: Je poneert jezelf vaak nadrukkelijk in al de aspecten van je leven: als zwart, feminist, moeder van twee kinderen, lesbienne, dichteres, anarchist. Wat is het meest specifiek? Audre: Ik ben opgevoed in de wetenschap dat ik mijn overleving niet cadeau krijg. Dat is de kern: overleven is voor mij geen theoretisch probleem, maar hangt elke dag opnieuw af van de beslissingen die ik neem. Elke dag, en in elk onderdeel van mijn leven, moet ik vorm geven aan datgene waarin ik geloof, dat is voor mij de vorm van strijd die zoden aan de dijk zet. En als ik zeg strijd, dan bedoel ik de strijd om de aarde te behouden, de strijd voor een toekomst voor onze kinderen, de strijd die zegt: als een van ons niet vrij is, dan is niemand vrij. En waar het mij om gaat is: hoe breng ik dat nú in praktijk, in de supermarkt, op straat, in plaats van te wachten op een of andere grote dramatische opstand van het volk die mijn revolutie plotsklaps in praktijk zal brengen. Revolutie vindt elke dag opnieuw plaats. In de bank waar je je geld haalt, en waar je wel of niet kunt accepteren dat ze je beurt overslaan. Op straat, waar een kind een smak maakt en je langs de moeder heenloopt die kennelijk hulp nodig heeft. Iedere afzonderlijke daad is ermee verbonden. Als we onszelf toestaan geen acht meer te slaan op ons gevoel, op de consequenties van onze alledaagse daden, worden we gebruikt in onze eigen ondergang. We kunnen ons de luxe niet permitteren om te denken: ‘wat ik voel is niet belangrijk, wat ik doe is niet echt belangrijk, wij hebben toch geen macht.’ Maar ieder van ons heeft een specifiek soort macht in iedere afzonderlijke situatie. Als wij die macht niet gebruiken, Bernadette, als jij die macht niet gebruikt, als ik die macht niet gebruik, zal die macht tegen ons gebruikt worden. Die energie verdwijnt niet in een kosmische mist. Ongebruikte macht wordt negatief. Zij versterkt het afhankelijke geloof dat die a-menselijke regeringsmachine, die zo totaal is losgeraakt van wat mensen nodig hebben, dat die ons wel zal voeden, kleden, verzorgen, onze oceanen zal beschermen, ons niet als vliegen zal laten wegvegen in een kernoorlog. Maar die machine is een monster. Ik zie het als mijn taak om iedereen met wie ik contact kan krijgen - en uiteraard begin ik met vrouwen, omdat ik daar het dichtstbij sta - ertoe aan te zetten onze eigen energie zelf te gebruiken, zelfbewust te leven, om de pijn van zoveel dingen in ons leven te erkennen en ertegen in opstand te komen. Ik wil vrouwen aanzetten om na te gaan welke dingen ons niet van nut zijn, of de aarde niet van nut zijn, zodat we vervolgens weigeren deze dingen te doen. Voor zwarte vrouwen in Amerika is dat absoluut noodzakelijk als we willen overleven, en veel van ons overleven niet. Bernadette: Hoe bedoel je dat? | |
[pagina 25]
| |
Audre: Hoe ik dat bedoel? Veel van ons overleven niet omdat we sterven door ondervoeding voor we acht maanden oud zijn; veel van ons overleven niet omdat we gewurgd worden of doodgeslagen; omdat we levend verbranden in onze huizen omdat daar geen brandbeveiliging is; veel van ons overleven niet omdat we leven op instant-babyvoeding die is gemengd met vervuild water. Het sterftecijfer van zwarte kinderen is in Amerika tweemaal zo hoog als dat van witte kinderen. Dat is waarom we niet overleven. We overleven vaak niet omdat onze ouders te gedeprimeerd zijn van het vechten van een verloren strijd om op te merken dat we door de straten zwerven. We overleven niet omdat we in een land wonen dat structureel uitsluitend gericht is op witte mannen, en ons classificeert als de laagstbetaalde, de onzichtbaarste, de onbelangrijkste, de oninteressantste mensen. Wij zijn geboren, maar het is nooit de bedoeling geweest dat wij zouden overleven, en daarom zijn er maar zo weinig van ons die inderdaad overleven. En diegenen van ons die overleven, moeten erkennen dat overleven iets is waarvoor we verantwoordelijk zijn, waarvoor we iedere dag opnieuw moeten vechten. En kracht komt niet als een donderslag bij heldere hemel. Je wordt sterk door elke dag de dingen te doen die een beroep doen op je kracht: reageren op een taxichauffeur die je beledigt, op een vergadering spreken. Niet het onmogelijke van jezelf verwachten maar doen wat je kunt. En alles voelen, ook angst, pijn en woede. Dat maakt ons sterk. Soms zeggen mensen tegen mij: ‘O, maar jij bent zo sterk.’ Dat maakt mij echt kwaad. Het enige dat ik dan kan antwoorden is: ‘Ik ben begonnen als lafaard, zoals iedereen, nietwaar?’ Het is een kwestie van de eerste kleine stapjes met toewijding doen, daarvan leren, en steeds vastbesloten zijn dat je de volgende stap zult nemen. Niemand van ons is geboren als degene die ze wil zijn. Het is hard werken om een strijdster te worden, maar we moeten strijdsters zijn, want we zijn in oorlog. We hebben maar twee keuzen: strijdster zijn of slachtoffer. Voorbereiding, regie en eerste uitwerking van het gesprek: Bernadette van Dijck; inleiding, eindredaktie van ‘Lust en Gratie’ en vertalingen: Maaike Meijer. Dank aan Gloria Wekker voor op- en aanmerkingen. Dank aan Anneke Smelik voor het gigantische tikwerk. |
|